Verslag van de vergadering van 15 december 2025 (2025/2026 nr. 12)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 16.02 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Wie naar de belastingheffing kijkt, ziet het geraamte van de Staat, gestript van alle framing en beeldvorming. Daarom vind je in het systeem van de belastingheffing het antwoord op vragen als: waarom zijn er toeslagen nodig om rond te komen, waarom is er armoede in een rijk land, en waarom hebben zelfs tweeverdieners financiële stress? Het zijn vragen die een "het-klopt-niet-gevoel" oproepen bij veel Nederlanders. De grondoorzaak hiervan is het onevenredig zwaar belasten van arbeidsinkomen en het spiegelbeeldige ontzien van grote kapitaalinkomens en vermogen. Het Belastingplan betreft meestal iets van 1% van de totale belastinginkomsten. Ik heb het niet gecheckt voor dit jaar. Onze parlementaire taak strekt zich ook uit naar de andere 99%. Hier wil ik als eerste op ingaan. Vervolgens ga ik als punt 2 in op de vraag hoe mijn fractie de vereenvoudigingsagenda ziet. Als punt 3 ga ik in op de specifieke wijzigingen in de wetsvoorstellen die u noemde voor dit jaar.
Voordat ik van wal steek, dank ik de staatssecretaris en zijn ambtenaren achter de schermen voor hun harde werk bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen. Ze zijn keurig beantwoord.
Deel 1: inkomen versus vermogen. Er is steeds meer vermogen in onze samenleving. Dat is goed en mooi. Volgens het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel is het totale vermogen in Nederland sinds 1995 zelfs meer dan verviervoudigd. De grondslag voor vermogensgerelateerde belasting is daarmee dus zeer sterk gegroeid. Tegelijkertijd zien we een tegenovergestelde macrotrend. Door de vergrijzing daalt het aantal werkenden ten opzichte van het aantal niet-werkenden. De grondslag voor de loonbelastingen komt daardoor in toenemende mate onder druk te staan. Deze twee ontwikkelingen bewegen dus in tegengestelde richting. Vermogen groeit en arbeid krimpt, maar in het belastingstelsel gebeurt nog het tegenovergestelde. De effectieve belastingdruk is de afgelopen decennia verschoven van vermogen naar arbeid, onder andere doordat tarieven op kapitaalinkomen fors zijn verlaagd. Denk aan de vpb. Het is geen natuurverschijnsel. Ik ben zeker niet de enige die dit constateert. Zowel de studiegroep begrotingsruimte als ambtelijke rapporten zoals Bouwstenen voor een beter belastingstelsel en het ibo Vermogensverdeling wijzen al jaren op deze structurele scheefgroei tussen last op arbeid en last op winst en vermogen.
Zoals fiscalist Reinier Kooiman in zijn boek De sterkste schouders helder uiteenzet, leidt het wél zwaar belasten van arbeidsinkomen en het minder belasten van vermogen per definitie tot een vergrotend effect op vermogensongelijkheid. Let op: in tegenstelling tot wat veel Nederlanders denken, verkleint ons belastingstelsel de vermogensverschillen niet, maar vergroot het deze. Dat mechanisme lijkt misschien theoretisch, maar het is de Nederlandse situatie: arbeidsinkomen wordt zwaar belast en vermogen, wanneer het eenmaal gevormd is, vrijwel niet meer. We belasten primair inkomen uit vermogen en zelfs dat wordt effectief fors lichter aangeslagen dan inkomen uit arbeid. Daardoor staan vooral huishoudens die nog geen vermogen hebben opgebouwd structureel op achterstand. Het geld van jongeren, lagere inkomens en starters wordt het zwaarst belast, terwijl historisch gevormd vermogen ontzien wordt.
De belastingdruk drukt dus te zwaar op arbeid. Uit het ibo Vermogens van Laura van Geest leerden we zelfs dat vermogen in Nederland per saldo gesubsidieerd wordt. Subsidie van wie? Van niet-vermogenden dus, per definitie. De cijfers liegen niet. Dat stond jarenlang ook gewoon in het zogeheten Blauwe Boekje met overzichtscijfers van het ministerie van Financiën, totdat de minister dit boekje wegbezuinigde, zoals hij het hier noemde. Nou, dat moet een knaller zijn geweest voor de overheidsfinanciën!
Daarmee komen we op een van de hardnekkigste mythes van ons belastingstelsel, namelijk dat het progressief zou zijn. In werkelijkheid is het precies andersom. Het EU Tax Observatory laat zien dat ons stelsel in de praktijk juist degressief uitpakt en dus structureel van arm naar rijk herverdeelt. Dat leer je dus verkeerd op school. De vermogensongelijkheid heeft hierdoor dus de neiging om te groeien en is in Nederland al zeer scheef. De rijkste 10% bezit 56% van het vermogen en de armste 10% zit in de schulden. Dit is een ontwikkeling die zich zonder andere keuzes door zal zetten tot de kloof onoverbrugbaar wordt en de samenleving zich langs die lijn splitst.
Hier komen een aantal problemen uit voort. Ten eerste maakt het niet kunnen opbouwen van vermogen huishoudens kwetsbaar. Uit onderzoek van De Nederlandsche Bank blijkt dat drie op de tien Nederlanders minder dan €5.000 spaargeld hebben, waarbij de meesten zelfs minder dan €1.000 euro spaargeld hebben. Dat is echt weinig. Het maakt deze huishoudens extreem kwetsbaar. Mijn punt hierbij is dat deze situatie niet ontstaat omdat deze mensen in de regel minder verdienen, maar vooral omdat ze relatief veel belasting betalen.
Het tweede probleem. Kinderen van minder vermogende ouders staan op achterstand in de samenleving. Bij kansen krijgen in het leven en in het bijzonder bij het kopen van een huis geldt dat intergenerationeel vermogen helaas steeds belangrijker wordt in de samenleving van nu.
Ten slotte een heel belangrijk probleem. Wij laten mensen met lagere inkomens blijkbaar zo veel belasting betalen dat ze vervolgens toeslagen nodig hebben. Hierin ligt dus in essentie de oplossing voor het toeslagenprobleem.
Het moeilijk rondkomen van huishoudens is echter niet beperkt tot mensen aan de onderkant van de inkomensverdeling. Ook werkende mensen met een heel mooi salaris vragen zich af of werken nog wel loont. Ik leg meestal de nadruk op mensen met een modaal salaris of lager, maar laten we eens kijken naar iemand met een veel hoger salaris van bijvoorbeeld €90.000. Die betaalt meer belasting dan iemand wiens vermogen jaarlijks met €90.000 groeit, terwijl die persoon onderliggend ook nog zo'n 2 miljoen euro vermogen heeft, als we uitgaan van de forfaitaire rendementen in box 3. In werkelijkheid maakt een persoon met zulk vermogen vaak constructies in box 2; dan is de belastingdruk nog veel lager. Is dat eerlijk? Nee, natuurlijk niet. Iemand die actief is, zou lichter aangeslagen moeten worden dan iemand die inactief meelift op de groei van de economie.
Het meest onthullende punt in de Tweede Kamerbehandeling, die we wellicht allemaal gevolgd hebben, vond ik een VVD-amendement om de vermogensbelasting te verlagen door de inkomensbelasting te verhogen. Op zo'n moment trekt de marketingmist even op en zien we het geraamte van de VVD-inzet: bezit boven werk. Met dit pleidooi voor een eerlijkere belastingheffing kom ik dus expliciet op voor alle werkende mensen.
Ik wil vervolgens een aantal frames doorprikken die altijd opduiken als bliksemafleiders in deze discussie. Allereerst: de kleine spaarder die gepakt zou worden. Ten eerste heb ik het natuurlijk niet over de kleine spaarder, want die heeft — en verdient — wat ons betreft een forse heffingsvrije, want sparen moet lonen. Maar nog belangrijker: de spaarder heeft in de regel zijn vermogen opgebouwd door een deel van zijn arbeidsinkomen te sparen, niet door rendement op kapitaal. Oftewel: de normale spaarder had veel meer kunnen sparen als zijn arbeidsinkomen niet zo zwaar werd aangeslagen. Zoals benoemd zijn tientallen procenten van alle Nederlanders bijna non-spaarders en dus heel kwetsbaar. Dit probleem is urgent. Ik sta hier dus ook voor alle dubbeltjes die kwartjes willen worden.
Bliksemafleider twee: er wordt vaak gezegd dat over dat geld al eens belasting is betaald. Allereerst is dat überhaupt niet juist. Over de waardestijging van een huis wordt niks betaald. Het is bovendien een geweldige drogreden. Het suggereert namelijk dat kapitaal een dood iets is, maar het leeft en het bestaat in werkelijkheid uit bedrijven en vastgoed, oftewel reëel bestaande zaken die een beroep doen op de publieke sector om in stand gehouden te worden via politie, rechtbanken, infrastructuur, onderwijs en defensie. Dat wordt allemaal collectief gefinancierd. Het is dus alleen maar logisch om de instandhoudingskosten van vermogen op vermogen te verhalen en niet op arbeidsinkomsten. Het argument "over vermogen is al belasting betaald" verdampt dus voor onze ogen als we dat eenmaal onderstrepen.
De marsroute voor belastinghervormingen is wat ons betreft dus simpel. Arbeidsinkomen moet steeds meer ontlast worden, zodat werken weer loont, zodat het gevoel van oneerlijkheid geadresseerd wordt, zodat toeslagen onnodig worden en zodat werkende mensen met een normaal salaris ook buffers kunnen opbouwen. Dan het tweede deel van de marsroute: er zit een fors aantal verdwijnputjes in de belastingen rond kapitaal die deze scheefheid veroorzaken. Die moeten we dichten. In het nieuws stond recent dat beursgenoteerde multinationals proberen slim de dividendbelasting te ontwijken met aandeleninkoop. Daar is een faciliteit voor. Belastingheffing daarop wilden de rechtse partijen niet. Uit recent zomeronderzoek blijkt dat dat een cadeau is van blijkbaar 2,2 miljard euro per jaar.
Toen het hier twee jaar geleden aan de orde was, werd stellig beweerd dat Nederland zich anders uit de markt prijst. Wat blijkt? Dat is grote onzin. Nog onlangs werd in twee artikelen in het FD van 12 oktober helder uiteengezet dat juist Nederland een uitzonderingspositie inneemt. Nederland is zelfs als klein land nummer één met aandeleninkoop, voor iets van 100 miljard euro per jaar, aldus professor Kees Cools. Aandeleninkoop betekent een veel lagere of geen dividendbelasting vergeleken met het normaal uitkeren van dividend. Het is een zuivere vorm van belastingontwijking. Andere landen heffen wel degelijk op aandeleninkoop om deze weglek te dichten, maar Nederland blijkt helaas aanvoerder in een race naar de bodem. Onderschrijft de staatssecretaris deze waarneming? En wil hij toezeggen om in Europees verband te pleiten voor gelijke behandeling om een einde te maken aan deze race naar de bodem en met name de Nederlandse koppositie daarin?
Dan een ander verdwijnputje: de BOR, de bedrijfsopvolgingsregeling. Dat is het verdwijnputje voor grote aandelenerfenissen, terwijl de continuïteit van bedrijven vaak op geen enkele manier in het geding is en begunstigden hiervan, tot neefjes en nichtjes aan toe, überhaupt niet betrokken hoeven te zijn in het bedrijf. Met specifiek familiebedrijven heeft deze regeling dus ook niets te maken, in tegenstelling tot de beeldvorming. Het gaat hier over belastingvrij erven van aannemelijk aandelenbelang.
Dan box 2, het verdwijnputje voor groot privaat vermogen, met vele mogelijkheden voor constructies. Dat is een groot lek. De staatssecretaris is oud-adviseur. Kan hij wellicht bevestigen dat wie met een groot vermogen in box 3 zit, waarschijnlijk een slechte financieel adviseur heeft?
Het zijn dus gaten waardoor de belastingheffing op kapitaal leegloopt. Andere landen hebben dat vaker wel door. Ik doe een beroep op de ervaring van de staatssecretaris in de advisering. Hoe dichten wij deze en andere lekken? Ik vraag hem ook om hulp. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat sluipenderwijs de belastingmix toegroeit naar het zwaarder belasten van groepen die geen sterke lobby hebben, zoals werkende mensen? U heeft allemaal vast veel e-mails gekregen, net zoals ik, maar geen één ging over de inkomstenbelasting. Twee: stuurt de staatssecretaris al op de belastingmix en in welke documentatie kan het parlement de effecten van deze sturing het beste monitoren?
Voorzitter. Dat was deel één, over vermogen. Dan ga ik naar deel twee, over versimpeling. Dat is heel belangrijk, want er is — als ik het goed begrijp — geen Nederlander die nog snapt hoeveel hij netto overhoudt van een nieuwe baan, van meer uren of van een grote levensverandering. Hoeveel stress en onhandige keuzes levert dat niet op in de samenleving? Ik wil dat mensen inkomenszekerheid hebben. Eenvoudige belastingen zijn daarvoor noodzakelijk. Ook voor de uitvoering door de Belastingdienst is eenvoud natuurlijk essentieel, zie bijvoorbeeld de Stand van de uitvoering Belastingdienst. De hele politiek wil een vereenvoudiging, maar het lukt nog niet om die te realiseren.
Dat vraagt om een reflectie. Net als bij de belastingmix is er hier ook sprake van een sluipende ontwikkeling. Ter illustratie: ondanks een beleidsarm jaar worden er dit jaar iets van acht maatregelen in de autobelastingen getroffen. De inkomensbelasting is al meer dan 300 keer gewijzigd in de afgelopen tien jaar. Dit zijn willekeurige voorbeelden van een sluipende complicering. Per saldo maakt ook dit pakket de boel complexer, zo bevestigt de staatssecretaris in de schriftelijke ronde. Ik constateer dat ik alleen al in deze periode te maken heb met mijn vierde staatssecretaris Fiscaliteit. Dat is op zichzelf al geen vereenvoudiging. Niks ten nadele van de staatssecretaris, zeg ik daar natuurlijk bij, ten overvloede.
De realiteit is wel dat grote hervormingen niet tot stand gaan komen wanneer er geen politieke stabiliteit is. De laatste keer dat een echte hervorming lukte, was niet voor niets ten tijde van Paars; dat is lang geleden. Daarom zou er niet gewacht moeten worden op een grote stelselhervorming die als een Venus uit de golven geboren wordt om die vereenvoudiging te realiseren, maar zou het pakket ook jaarlijks per saldo een vereenvoudiging moeten realiseren. In ieder geval zou complicering voorkomen moeten worden. Om de grond rijp te maken voor een bredere hervorming is dat nodig. Een brood eet je tenslotte ook niet in één keer op, maar hapje voor hapje.
Ik heb een motie voorbereid, maar misschien is die helemaal niet nodig. Die motie vraagt de staatssecretaris om een definitie voor complexiteit te ontwikkelen om daarmee te sturen op vereenvoudiging of om in ieder geval te voorkomen dat we een pakket neerleggen dat de boel ieder jaar complexer maakt. In navolging van een recent onderzoek van het Instituut voor Publieke Economie zie ik dat als een goede richting om nu in te slaan. We moeten met z'n allen bewaken dat hier niet ieder jaar een pakket wordt aangenomen dat de boel weer complexer maakt en dat dat ook na een stelselhervorming blijft gelden. Ik vraag de staatssecretaris dus: hoe kijkt hij hiernaar? Wil hij dit wellicht toezeggen, zodat wij vandaag en morgen deze stap samen vooruit kunnen zetten?
Ik heb ook één concrete vraag over een eerdere richtinggevende motie rondom versimpeling. De Tweede Kamer heeft al in 2022 een motie aangenomen die stelt dat alle fiscale regelingen een horizonbepaling zouden moeten krijgen, waarna ze aflopen tenzij ze expliciet verlengd worden. Hoe is het kabinet bezig deze motie uit te voeren? Dat is de motie op stuk nr. 112 (36202), de motie-Maatoug c.s.
De heer Kroon i (BBB):
Naar aanleiding van het betoog van de heer Martens ben ik nieuwsgierig hoe hij aankijkt tegen de discussie of er wel of geen onafhankelijke staatscommissie moet komen voor de herziening van het belastingstelsel.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dat altijd een lastige discussie, omdat ik er ook van overtuigd ben dat zoiets in essentie aan een formatietafel geregeld moet worden. Ik wilde "ook vanwege het wisselgeld" zeggen, maar dat is niet het goeie woord. Het gaat natuurlijk om een significante hoeveelheid geld. Het gaat ook om de middelen die nodig zijn om de overgang van een oud naar een nieuw stelsel te maken.
De voorzitter:
De heer Kroon heeft een vervolgvraag.
De heer Kroon (BBB):
Ik had dit antwoord wel een beetje verwacht. Dan vraag ik via de voorzitter aan meneer Martens of hij niet in zijn eigen complexiteitsval valt. Op het moment dat je overgangsregelingen en politieke wensen probeert te realiseren via een belastingstelsel, vermeng je dan niet de ratio met de politieke werkelijkheid? Creëer je dan niet per definitie complexiteit?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer de vraag goed te begrijpen. Ik neem aan dat de heer Kroon de vraag bedoelt of je belasting instrumenteel inzet. Dat is iets waar wij vaak wel in meegaan of iets wat wij voorstellen. Dat werkt de complexiteit wel in de hand. Ik denk dat ik dat niet kan ontkennen, tenzij zo'n belasting heel kundig is vormgegeven. Dus ja, dat is een afweging.
De voorzitter:
Meneer Martens, u mag uw betoog vervolgen.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik heb deel twee gehad en daarom vervolg ik nu met de wetsvoorstellen van dit jaar, het laatste deel. Ik begin met het Belastingplan.
Voor een beleidsarm jaar zijn er toch best wel veel maatregelen: 50! Ik ben kritisch op een aantal maatregelen en die stip ik met name aan. Schoof I, het kabinet Schoof I, zou een circulaire plastic-heffing realiseren, maar dat lukte niet, om een lang verhaal kort te maken. En nu wordt de financiële last met twee losse maatregelen in de afvalsector geschoven. Als ik de cijfers goed bekijk, kan dit zo'n grote kostenverhoging veroorzaken dat huishoudens hun afvalstoffenheffing mogelijk zien verdubbelen. Oftewel, het effect op verduurzaming in de plasticsector vervalt, wordt hoogst onzeker in de afvalsector en huishoudens krijgen opnieuw de rekening. Kan dit zo uitpakken, vraag ik aan de staatssecretaris. Dat zou toch zeker sterk onwenselijk zijn?
De korting op de energierekening is belangrijk, want de verduurzaming van onze economie en het feit dat mensen met een kleine beurs 's winters soms in de kou zitten omdat zij de energierekening niet kunnen betalen, heeft niets met elkaar te maken. Dat betreft politieke keuzes. Mensen moet natuurlijk hun huis kunnen verwarmen en daarom waren wij ook voorstander van een nieuwe laagste schijf met lagere tarieven. Ik vraag de staatssecretaris hoe het daar eigenlijk mee zit. Waarom is dat instrument niet ingezet?
Een energiekorting, zoals hier gehanteerd, is natuurlijk beter dan niets, maar is wel ondoorzichtig voor veel mensen. Daardoor hebben ze niet door dat ze meer ruimte krijgen. Overigens is deze verlaging, zo bleek uit de schriftelijke antwoorden, minder dan een euro per maand, namelijk €0,78 per maand. Is dat niet een beetje jammer, vraag ik aan de staatssecretaris. In het algemeen zou je kunnen zeggen: als we het doen, laten we het dan goed doen. Nu denken mensen "ik word geholpen met de energierekening", maar dan is het maar €0,78 per maand.
De CO2-heffing voor de industrie is de afgelopen jaren herhaaldelijk aangepast, wat de investeringszekerheid voor het bedrijfsleven ondermijnt. Als je kijkt naar de budgettaire opbrengst die nog resteert, wordt de regeling nu de facto afgeschaft. Daar worden natuurlijk wel argumenten voor aangedragen, zoals moeilijkheden met verduurzamen, maar de druk om te vergroenen gaat er op deze manier natuurlijk wel weer deels vanaf. En we moeten niet vergeten dat Nederland weliswaar een extra heffing had, maar ook extra subsidies om te verduurzamen. Dat begrijp ik toch goed, zo vraag ik waarschijnlijk via de staatssecretaris aan de minister. Als ik het goed begrepen heb, is die er morgen namelijk ook bij. Als dat niet kan omdat het stroomnet niet op orde is, moeten we naar de minister van EZ kijken. Als investeren niet kan omdat het stikstofbeleid niet op orde is, moeten we de minister van Landbouw manen om haar werk te gaan doen. Nu geven we het gewoon maar op. Dat vind ik een fiasco. Klimaatdoelen verdwijnen zo uit zicht en we moeten de rekening niet doorschuiven naar de volgende generatie.
De youngtimerregeling is bij iedereen, denk ik, veel aanwezig in de inbox. Die regeling is ooit ingevoerd om onredelijke bijtelling op zeer oude auto's te voorkomen, maar ze is in de praktijk uitgegroeid tot een aanzienlijk fiscaal voordeel dat primair terechtkomt bij ondernemers, zzp'ers en directeuren-grootaandeelhouders. Tegelijkertijd constateren wij dat de voorgestelde aanpassingen wel leiden tot een zeer plotselinge lastenverhoging, wat wringt met het beginsel van redelijkheid en een evenwichtige overgang. Ik vraag de staatssecretaris — ik vermoed dat het er zo nog veel meer over zal gaan — of de betrokkenen voldoende handelingsperspectief hebben. Zo nee, ziet hij dan manieren om die nog te vergroten?
Tot slot bij het Belastingplan. Ik ben zeer kritisch op het gebruik van de zeer technische maatregel van het, grof gezegd, maar half indexeren van de schijfgrenzen. Ergo, de inkomstenbelasting gaat weer omhoog, maar dan wel op een manier die geen Nederlander kan begrijpen. Dat zaait wantrouwen en dergelijke maatregelen waarbij de inkomstenbelasting als reservedekking worden gebruikt, zijn deze kabinetsperiode te vaak voorgekomen, bijvoorbeeld al twee keer als taakstelling voor de versobering van fiscale regelingen die niet gehaald wordt. Het is iets wat de positie van arbeid in de belastingmix zou moeten verbeteren. Waarom wordt hier dan zo vaak voor gekozen, vraag ik. Als ik een suggestie mag doen: laten we de volgende keer de vennootschapsbelasting gebruiken of de bedrijfsopvolgingsregeling. Misschien ontstaat er dan ook meer urgentie om het te halen.
Dan iets over de Wet differentiatie vliegbelasting. Ik ben blij met de aanscherping, de speciale heffing op privéjets, want anders zou het voor mij haast te beperkt zijn. Met deze aanscherping zal er een groter milieueffect optreden — daar is het natuurlijk om te doen — en leg je de rekening daar neer waar relatief gezien het meest vervuild wordt en waar de draagkracht zit. Het is allemaal prima met die privéjets, maar dan moeten die voorop in de verduurzaming.
De Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht: mijn fractie steunt de beweging richting transparantie en snapt de aanpassing omwille van een ordelijke uitvoerbaarheid.
Dan de wetten over de minimumbelasting. De wetten in relatie tot een internationale minimumbelasting kunnen wij steunen. Het realiseren van een effectieve internationale minimumnorm van 15% zal nog vaker onderhoudswetgeving vereisen, vermoed ik, als ik zo naar de staatssecretaris kijk. Wie a zegt, moet ook b zeggen.
Dan heb ik alles behandeld. Ik zie uit naar de beantwoording.
De heer Kroon (BBB):
Ik dacht: ik laat de heer Martens eerst zijn hele verhaal afmaken, want dan kan ik het integraal beoordelen. Er blijven bij mij twee vragen leven. Ik heb u wel het woord "ondernemer" horen uitspreken, maar voornamelijk in negatieve zin. De eerste vraag is: hoe waardeert u dan de bijdrage van ondernemers aan deze samenleving? Wat vindt u van de situatie dat ondernemers door een cumulatie van vennootschapsbelasting, dividendbelasting en loonheffing eigenlijk meer belasting betalen dan een gewone werkende Nederlander?
Dan de tweede vraag. Ik heb u wel veel horen praten over de wenselijkheid van belastingen en de correctheid van het systeem, maar ik heb u geen oproep horen doen om als overheid gewoon minder uit te geven. Hoe zit u daarin?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dat zijn mooie vragen. Ik waardeer de ondernemer en schaar de ondernemer ook onder het actieve deel van de economie; in mijn betoog maakte ik een onderscheid tussen actief en inactief. Mijn waardering is dus groot. Ik kijk ook met bewondering naar het Nederlandse bedrijfsleven, wat weer iets anders is dan "de ondernemer". Het is dynamisch, krachtig en volgens mij goed in staat om de Nederlandse economie te trekken. Ik weet niet wat de achtergrond van uw vraag is, maar die waardering laat onverlet dat ik pleit voor een evenwichtige en eerlijke belastingheffing. Als ik het heb over kapitaal … De meeste ondernemers beginnen ook met niets en zijn zeer geholpen met het pleidooi dat ik hou voor een eerlijke belastingheffing, want dat biedt mensen en ondernemingen de kans om van een dubbeltje een kwartje te worden.
U stelde nog een tweede vraag; die beantwoord ik in één beweging. Die ging over minder uitgeven. Mijn partij staat erom bekend overheidsdiscipline hoog in het vaandel te hebben staan als het gaat om de overheidsfinanciën. Als dat nodig is, dan kies je voor bezuinigingen. Maar het is voor mij onmogelijk om in algemene zin nu een meer bevredigend antwoord voor de heer Kroon te geven, gok ik.
De voorzitter:
De heer Kroon, voor een bevredigende vervolgvraag.
De heer Kroon (BBB):
Dan zou ik de heer Martens graag willen uitnodigen om daar in een volgende bespiegeling eens op in te gaan. Als we met elkaar minder uitgeven, hoeven we namelijk ook minder te heffen qua premies en belastingen. Dat komt vooral de werkenden ten goede. Twee. U stelt dat u de ondernemers waardeert en dat u wilt dat ondernemingen groeien. Dat begint met ondernemingen ook in staat stellen om te groeien. 25% dividendbelasting en 25% vennootschapsbelasting is samen 50%: dat is een hogere belastingdruk dan de gemiddelde Nederlander.
De voorzitter:
De heer Schalk heeft een interruptie.
De heer Schalk i (SGP):
Ik wil even helemaal terug naar het begin van het betoog van de heer Martens. Hij maakte toen namelijk een hele intrigerende opmerking, waardoor ik onmiddellijk de hele tijd daarop gespitst was. Hij zei dat zélfs tweeverdieners stress hebben. Er zijn maar twee soorten verdieners in Nederland: eenverdieners en tweeverdieners. Ik verwachtte dus eerlijk gezegd een heel betoog. Wat bedoelde hij eigenlijk met die opmerking? Kan hij die wat beter duiden?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik wil de heer Schalk niet tekort doen, in de zin dat ik dit toch ergens wel had verwacht. Die opmerking moet niet anders worden gezien dan dat het hopelijk logisch is dat de financiële ruimte toeneemt als er een tweede kostwinnaar bij komt in het gezin. Dat moet de heer Schalk niet begrijpen als een politieke stelling tegen eenverdieners, want we weten allemaal dat de heer Schalk daar consequent voor op de bres staat.
De heer Schalk (SGP):
Ik ga bijna denken dat het uitlokking was, die eerste opmerking van de heer Martens.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Zo heb ik het niet bedoeld, hoor!
De heer Schalk (SGP):
Dat zal hij ongetwijfeld niet zo bedoeld hebben. Bedoelt hij nou dat hij een politieke tegenstander is van eenverdieners? Dat bedoelt de heer Martens toch zeker niet?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Sorry, wat zei u?
De heer Schalk (SGP):
De heer Martens bedoelt toch niet dat hijzelf een politieke tegenstander van eenverdieners is? Ik vind het ook mooi dat we daar toch even over praten vandaag. Dat zal ik vandaag ook nog wel een keer doen, hoor. Stel, je verdient in totaal €80.000. Als tweeverdieners verdien je dan bijvoorbeeld twee keer €40.000 en als eenverdiener verdien je dan in één keer €80.000. Als eenverdiener betaal je drie keer zo veel belasting. Daar kun je nog van zeggen: nou ja, dat is niet leuk. Maar bij een inkomen van €40.000 gaat het over tien keer zo veel belasting. Dat is eigenlijk gewoon absurd. Mijn vraag is dus: hoe zouden we daaraan kunnen ontkomen in de toekomst?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Begrijp me goed: het was zeker geen uitlokking. Toen ik het uitsprak, had ik meteen het effect door. Wat kan ik daarover zeggen? Laat ik allereerst toelichten wat ik in mijn achterhoofd had toen ik zei dat zelfs tweeverdieners financiële stress ervaren. We kennen allemaal stellen die allebei een goede baan hebben, maar het ontzettend moeilijk vinden om een huis te komen en rond te komen, tot op het punt dat mensen bijvoorbeeld hun kinderwens uitstellen, wat in mijn ogen — maar dan verbreden we het debat gevaarlijk veel — onwenselijk is. Wij willen dat jonge mensen een bestaan kunnen opbouwen. Met name van tweeverdieners zou je toch verwachten dat die de financiële ruimte hebben om daar geen stress over te hebben? Er is al genoeg wat het leven ingewikkeld en uitdagend maakt.
Dan ga ik nog specifiek in op wat de heer Schalk zei. Wij kijken altijd welwillend naar zijn pleidooi om de marginale druk voor eenverdieners te verbeteren. Dat heeft — dat heb ik vorig jaar ook op die manier aandacht gegeven — alles te maken met het toeslagenstelsel. Toeslagen worden namelijk na een bepaald punt afgebouwd. Je wil geen toeslagen geven aan iemand die pak 'm beet een ton per jaar verdient. Dat afbouwpad begint dus al veel eerder. Dat impliceert dat je met zijn tweeën een gunstigere belastingdruk hebt dan met één hoofdkostwinnaar. De heer Schalk en ik delen waarschijnlijk allebei de motivatie om van het toeslagenstelsel af te komen dan wel om het minder van belang te maken.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
U had het over stress bij de tweeverdieners. Ik heb het woord "ouderen" niet gehoord, maar laat staan wat voor stress zij hebben. Dat vind ik wel een belangrijke waarneming, maar dat terzijde.
Mijn vraag aan de heer Martens is de volgende. In de Tweede Kamer was een amendement-Grinwis ingediend om het tarief van box 3 van 7,8% naar 6% te verlagen, voor de vermogende mensen. Ik kan me dat amendement heel goed voorstellen. U heeft voor dat amendement gestemd, wat ik niet begrijp. Ik begrijp niet helemaal dat u, als GroenLinks-Partij van de Arbeid, stemt voor een belastingverlaging voor de vermogenden van 7,8% naar 6%. Ik begrijp helemaal niet dat mensen met een eigen woning die hun hypotheek hebben afgelost, de rekening daarvan moeten betalen in box 1. Daar begrijp ik helemaal niets van. Ik zeg dat met name omdat u de VVD zojuist verweet dat die met een amendement kwam om iets in box 3 te doen en dat in box 1 te repareren. U nodigde mij dus eigenlijk uit om te vragen waarom u een amendement heeft gesteund over iets wat u de VVD verwijt.
De voorzitter:
De heer Martens verklaart zich nader.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik heb inderdaad het woord "ouderen" niet genoemd. Ik maak van de gelegenheid gebruik om te zeggen dat ouderen heel belangrijk zijn voor ons. We hebben dan ook altijd gepleit voor het behouden van de koppeling bij ons pleidooi voor de verhoging van het minimumloon. Zodoende hebben wij met z'n allen — dat zeg ik er altijd maar bij — via de AOW enorm veel kunnen betekenen voor de inkomenspositie van ouderen. Dat amendement zag op twee dingen. Ik kan nu niet helemaal de rol van de verdediger van dat amendement op mij nemen, maar ik zal wel een toelichting geven op waarom ik dat kan begrijpen. Er zat ook nog een verlaging van de heffingsvrije voet in het vat. Het amendement waar de heer Van Rooijen naar verwijst, heeft die verlaging doorgestreept. Dat kunnen wij steunen.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, heeft u nog een vervolgvraag?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, voorzitter. Mijn vraag was als volgt. Ik begrijp niet goed dat als er een voorstel komt om het tarief in box 3 van 7,8% naar 6% te brengen, u als dekking 800.000 mensen, waarvan 500.000 ouderen, daarvoor de rekening laat betalen door de versnelde afschaffing van de wet-Hillen. Ik kan er werkelijk niet bij dat u zegt: mensen die hun hypotheek hebben afgelost, die ook niet meer een renteaftrek hebben maar wel een hoge bijtelling, gaan we nog harder pakken door ze nog eerder veel meer bijtelling te laten betalen. Dat is dan nodig om de mensen in box 3, de vermogenden, een lager tarief te geven. Dat begrijp ik niet.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
De wet-Hillen werd heel langzaam afgebouwd. De staatssecretaris gaat er in zijn schriftelijke beantwoording ook op in. We zullen er morgen waarschijnlijk nog meer over horen. De regeling wordt ook onhoudbaar, gezien het gegeven dat er steeds meer wordt afgelost op de woningen. Dat gebeurt ook steeds sneller vergeleken met vroeger. Je moet dan op een gegeven moment een keuze maken. De kleine spaarder is ook belangrijk. Er is de afweging gemaakt om zo te opereren.
De voorzitter:
Tot slot, beknopt, de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Heel kort. Ik constateer dat u geen antwoord op mijn vraag geeft. Misschien probeer ik het morgen in het volgende debat nog maar een keer. U vindt dus dat het box 3-tarief naar beneden kan en dat de woningbezitters die hun schulden hebben afgelost, met de belofte die het kabinet gaf met de wet-Hillen, daarvoor gestraft mogen worden.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Nee, dat vind ik niet. Ik neem afstand van het woord "gestraft".
De voorzitter:
Dat is een helder antwoord. Ik zag de heer Van den Oetelaar al bijna twee keer gaan zitten, dus ik dacht dat de interruptie niet meer kwam, maar hij staat bij de microfoon. Meneer Van den Oetelaar, u heeft het woord.
De heer Van den Oetelaar i (FVD):
De heer Martens gaf zojuist ook even af op de BOR. Als ik het me goed herinner, deed hij dat vorig jaar ook al. Zijn voornaamste argument tegen de BOR lijkt steeds te zijn dat verre neefjes en nichtjes een aandeel kunnen erven van zo'n bedrijf. Kan de heer Martens misschien vertellen wat er gebeurt en hoeveel belasting die neefjes en nichtjes betalen als zij hun aandeel vervolgens verkopen?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dat vind ik een vraag voor de financieel adviseur. Op deze manier kan ik 'm niet beantwoorden. Maar ik ga inderdaad ieder jaar in op de onrechtvaardigheid die vanuit de bedrijfsopvolgingsregeling naar voren komt. Het is mij namelijk een doorn in het oog dat de indruk ontstaat dat die regeling specifiek bestaat voor familiebedrijven, maar deze ondertussen een gat van meer dan een half miljard euro per jaar prikt in de belastingheffing op vermogen. Dat zie ik als onrechtvaardig.
De heer Van den Oetelaar (FVD):
De fiscus zal het dan zien als bedrijfsbeëindiging. Dat wordt met 50% belast. Het argument van die neefjes en nichtjes is dus gewoon ongegrond.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik herken deze berekening niet. Misschien horen we er morgen meer over.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Martens, voor uw betoog in eerste termijn. Ik geef graag vervolgens het woord aan de heer Van Strien. Hij spreekt namens de fractie van de PVV.