Verslag van de plenaire vergadering van maandag 15 december 2025



Parlementair jaar 2025/2026, 12e vergadering

Aanvang: 16.00 uur

Sluiting: 21.55 uur

Status: ongecorrigeerd

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Opening

Voorzitter: Talsma

Tegenwoordig zijn 47 leden, te weten:

Van Aelst-den Uijl, Van Apeldoorn, Bakker-Klein, Baumgarten, Beukering, Van Bijsterveld, Bovens, Croll, Crone, Doornhof, Van Gasteren, Griffioen, Hartog, Van Hattem, Holterhues, Janssen, Jaspers, Kaljouw, Kanis, Karimi, Kluit, Koffeman, Kroon, Lagas, Van der Linden, Marquart Scholtz, Martens, Van Meenen, Moonen, Musa, Van den Oetelaar, Panman, Perin-Gopie, Petersen, Ramsodit, Recourt, Van Rooijen, Roovers, Van de Sanden, Schalk, Van Strien, Talsma, Veldhoen, Visseren-Hamakers, Vogels, Walenkamp en Van Wijk,

en de heer Heijnen, staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik open de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 15 december 2025. Ik heet de leden, die al op de aan hen toegewezen plaatsen zijn gaan zitten, maar ook de medewerkers, de aanwezigen op de publieke tribune en iedereen die de vergadering bijwoont via de livestream, van harte welkom.

Beste collega's, we vergaderen vandaag op 15 december. Dat is een bijzondere dag, want het is Koninkrijksdag, de dag dat we ons in herinnering brengen dat koningin Juliana in 1954 in de Ridderzaal, alhier te 's-Gravenhage, het Statuut voor het Koninkrijk ondertekende. Sinds een aantal jaren is het ook voor een heleboel andere mensen een bijzondere dag, omdat het de dag is dat mensen genaturaliseerd worden en dus het Nederlanderschap verkrijgen.

Op die dag vergaderen wij in aanwezigheid van de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, die ik van harte welkom heet in de Eerste Kamer.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Pakket Belastingplan 2026

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026) (36812);
  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2026) (36813);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met differentiatie van het tarief van de vliegbelasting (Wet differentiatie vliegbelasting) (36815);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen van het fiscale inzagerecht (Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht) (36816);
  • het wetsvoorstel Tweede wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met de in december 2023, juni 2024 en januari 2025 internationaal overeengekomen administratieve richtsnoeren en een aantal overige technische wijzigingen (Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024) (36817);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Wet minimumbelasting 2024 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2025/872 van de Raad van 14 april 2025 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling minimumbelasting) (36818);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de nadere operationalisering van het mechanisme voor een koolstofcorrectie aan de grens (36819).

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de gezamenlijke behandeling van de volgende wetsvoorstellen. Ik noem de nummers en de verkorte titels. Wetsvoorstel 36812, Belastingplan 2026; 36813, Overige fiscale maatregelen 2026; 36815, Wet differentiatie vliegbelasting; 36816, Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht; 36817, de Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024; 36818, de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling minimumbelasting; 36819, de nadere operationalisering mechanisme koolstofcorrectie aan de grens.

We gaan beginnen met de eerste termijn van de kant van de Kamer. Uiteraard wens ik alle aanwezigen een heel goed debat toe. Ik stel voor dat we de taakverdeling als volgt doen. Ik stel voor dat u scherp bent op de inhoud van met name de interrupties en dat ik scherp zal zijn op de lengte van die interrupties.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

We gaan beginnen met de eerste spreker van de kant van de Kamer. Dat is de heer Martens. Hij spreekt namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Wie naar de belastingheffing kijkt, ziet het geraamte van de Staat, gestript van alle framing en beeldvorming. Daarom vind je in het systeem van de belastingheffing het antwoord op vragen als: waarom zijn er toeslagen nodig om rond te komen, waarom is er armoede in een rijk land, en waarom hebben zelfs tweeverdieners financiële stress? Het zijn vragen die een "het-klopt-niet-gevoel" oproepen bij veel Nederlanders. De grondoorzaak hiervan is het onevenredig zwaar belasten van arbeidsinkomen en het spiegelbeeldige ontzien van grote kapitaalinkomens en vermogen. Het Belastingplan betreft meestal iets van 1% van de totale belastinginkomsten. Ik heb het niet gecheckt voor dit jaar. Onze parlementaire taak strekt zich ook uit naar de andere 99%. Hier wil ik als eerste op ingaan. Vervolgens ga ik als punt 2 in op de vraag hoe mijn fractie de vereenvoudigingsagenda ziet. Als punt 3 ga ik in op de specifieke wijzigingen in de wetsvoorstellen die u noemde voor dit jaar.

Voordat ik van wal steek, dank ik de staatssecretaris en zijn ambtenaren achter de schermen voor hun harde werk bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen. Ze zijn keurig beantwoord.

Deel 1: inkomen versus vermogen. Er is steeds meer vermogen in onze samenleving. Dat is goed en mooi. Volgens het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel is het totale vermogen in Nederland sinds 1995 zelfs meer dan verviervoudigd. De grondslag voor vermogensgerelateerde belasting is daarmee dus zeer sterk gegroeid. Tegelijkertijd zien we een tegenovergestelde macrotrend. Door de vergrijzing daalt het aantal werkenden ten opzichte van het aantal niet-werkenden. De grondslag voor de loonbelastingen komt daardoor in toenemende mate onder druk te staan. Deze twee ontwikkelingen bewegen dus in tegengestelde richting. Vermogen groeit en arbeid krimpt, maar in het belastingstelsel gebeurt nog het tegenovergestelde. De effectieve belastingdruk is de afgelopen decennia verschoven van vermogen naar arbeid, onder andere doordat tarieven op kapitaalinkomen fors zijn verlaagd. Denk aan de vpb. Het is geen natuurverschijnsel. Ik ben zeker niet de enige die dit constateert. Zowel de studiegroep begrotingsruimte als ambtelijke rapporten zoals Bouwstenen voor een beter belastingstelsel en het ibo Vermogensverdeling wijzen al jaren op deze structurele scheefgroei tussen last op arbeid en last op winst en vermogen.

Zoals fiscalist Reinier Kooiman in zijn boek De sterkste schouders helder uiteenzet, leidt het wél zwaar belasten van arbeidsinkomen en het minder belasten van vermogen per definitie tot een vergrotend effect op vermogensongelijkheid. Let op: in tegenstelling tot wat veel Nederlanders denken, verkleint ons belastingstelsel de vermogensverschillen niet, maar vergroot het deze. Dat mechanisme lijkt misschien theoretisch, maar het is de Nederlandse situatie: arbeidsinkomen wordt zwaar belast en vermogen, wanneer het eenmaal gevormd is, vrijwel niet meer. We belasten primair inkomen uit vermogen en zelfs dat wordt effectief fors lichter aangeslagen dan inkomen uit arbeid. Daardoor staan vooral huishoudens die nog geen vermogen hebben opgebouwd structureel op achterstand. Het geld van jongeren, lagere inkomens en starters wordt het zwaarst belast, terwijl historisch gevormd vermogen ontzien wordt.

De belastingdruk drukt dus te zwaar op arbeid. Uit het ibo Vermogens van Laura van Geest leerden we zelfs dat vermogen in Nederland per saldo gesubsidieerd wordt. Subsidie van wie? Van niet-vermogenden dus, per definitie. De cijfers liegen niet. Dat stond jarenlang ook gewoon in het zogeheten Blauwe Boekje met overzichtscijfers van het ministerie van Financiën, totdat de minister dit boekje wegbezuinigde, zoals hij het hier noemde. Nou, dat moet een knaller zijn geweest voor de overheidsfinanciën!

Daarmee komen we op een van de hardnekkigste mythes van ons belastingstelsel, namelijk dat het progressief zou zijn. In werkelijkheid is het precies andersom. Het EU Tax Observatory laat zien dat ons stelsel in de praktijk juist degressief uitpakt en dus structureel van arm naar rijk herverdeelt. Dat leer je dus verkeerd op school. De vermogensongelijkheid heeft hierdoor dus de neiging om te groeien en is in Nederland al zeer scheef. De rijkste 10% bezit 56% van het vermogen en de armste 10% zit in de schulden. Dit is een ontwikkeling die zich zonder andere keuzes door zal zetten tot de kloof onoverbrugbaar wordt en de samenleving zich langs die lijn splitst.

Hier komen een aantal problemen uit voort. Ten eerste maakt het niet kunnen opbouwen van vermogen huishoudens kwetsbaar. Uit onderzoek van De Nederlandsche Bank blijkt dat drie op de tien Nederlanders minder dan €5.000 spaargeld hebben, waarbij de meesten zelfs minder dan €1.000 euro spaargeld hebben. Dat is echt weinig. Het maakt deze huishoudens extreem kwetsbaar. Mijn punt hierbij is dat deze situatie niet ontstaat omdat deze mensen in de regel minder verdienen, maar vooral omdat ze relatief veel belasting betalen.

Het tweede probleem. Kinderen van minder vermogende ouders staan op achterstand in de samenleving. Bij kansen krijgen in het leven en in het bijzonder bij het kopen van een huis geldt dat intergenerationeel vermogen helaas steeds belangrijker wordt in de samenleving van nu.

Ten slotte een heel belangrijk probleem. Wij laten mensen met lagere inkomens blijkbaar zo veel belasting betalen dat ze vervolgens toeslagen nodig hebben. Hierin ligt dus in essentie de oplossing voor het toeslagenprobleem.

Het moeilijk rondkomen van huishoudens is echter niet beperkt tot mensen aan de onderkant van de inkomensverdeling. Ook werkende mensen met een heel mooi salaris vragen zich af of werken nog wel loont. Ik leg meestal de nadruk op mensen met een modaal salaris of lager, maar laten we eens kijken naar iemand met een veel hoger salaris van bijvoorbeeld €90.000. Die betaalt meer belasting dan iemand wiens vermogen jaarlijks met €90.000 groeit, terwijl die persoon onderliggend ook nog zo'n 2 miljoen euro vermogen heeft, als we uitgaan van de forfaitaire rendementen in box 3. In werkelijkheid maakt een persoon met zulk vermogen vaak constructies in box 2; dan is de belastingdruk nog veel lager. Is dat eerlijk? Nee, natuurlijk niet. Iemand die actief is, zou lichter aangeslagen moeten worden dan iemand die inactief meelift op de groei van de economie.

Het meest onthullende punt in de Tweede Kamerbehandeling, die we wellicht allemaal gevolgd hebben, vond ik een VVD-amendement om de vermogensbelasting te verlagen door de inkomensbelasting te verhogen. Op zo'n moment trekt de marketingmist even op en zien we het geraamte van de VVD-inzet: bezit boven werk. Met dit pleidooi voor een eerlijkere belastingheffing kom ik dus expliciet op voor alle werkende mensen.

Ik wil vervolgens een aantal frames doorprikken die altijd opduiken als bliksemafleiders in deze discussie. Allereerst: de kleine spaarder die gepakt zou worden. Ten eerste heb ik het natuurlijk niet over de kleine spaarder, want die heeft — en verdient — wat ons betreft een forse heffingsvrije, want sparen moet lonen. Maar nog belangrijker: de spaarder heeft in de regel zijn vermogen opgebouwd door een deel van zijn arbeidsinkomen te sparen, niet door rendement op kapitaal. Oftewel: de normale spaarder had veel meer kunnen sparen als zijn arbeidsinkomen niet zo zwaar werd aangeslagen. Zoals benoemd zijn tientallen procenten van alle Nederlanders bijna non-spaarders en dus heel kwetsbaar. Dit probleem is urgent. Ik sta hier dus ook voor alle dubbeltjes die kwartjes willen worden.

Bliksemafleider twee: er wordt vaak gezegd dat over dat geld al eens belasting is betaald. Allereerst is dat überhaupt niet juist. Over de waardestijging van een huis wordt niks betaald. Het is bovendien een geweldige drogreden. Het suggereert namelijk dat kapitaal een dood iets is, maar het leeft en het bestaat in werkelijkheid uit bedrijven en vastgoed, oftewel reëel bestaande zaken die een beroep doen op de publieke sector om in stand gehouden te worden via politie, rechtbanken, infrastructuur, onderwijs en defensie. Dat wordt allemaal collectief gefinancierd. Het is dus alleen maar logisch om de instandhoudingskosten van vermogen op vermogen te verhalen en niet op arbeidsinkomsten. Het argument "over vermogen is al belasting betaald" verdampt dus voor onze ogen als we dat eenmaal onderstrepen.

De marsroute voor belastinghervormingen is wat ons betreft dus simpel. Arbeidsinkomen moet steeds meer ontlast worden, zodat werken weer loont, zodat het gevoel van oneerlijkheid geadresseerd wordt, zodat toeslagen onnodig worden en zodat werkende mensen met een normaal salaris ook buffers kunnen opbouwen. Dan het tweede deel van de marsroute: er zit een fors aantal verdwijnputjes in de belastingen rond kapitaal die deze scheefheid veroorzaken. Die moeten we dichten. In het nieuws stond recent dat beursgenoteerde multinationals proberen slim de dividendbelasting te ontwijken met aandeleninkoop. Daar is een faciliteit voor. Belastingheffing daarop wilden de rechtse partijen niet. Uit recent zomeronderzoek blijkt dat dat een cadeau is van blijkbaar 2,2 miljard euro per jaar.

Toen het hier twee jaar geleden aan de orde was, werd stellig beweerd dat Nederland zich anders uit de markt prijst. Wat blijkt? Dat is grote onzin. Nog onlangs werd in twee artikelen in het FD van 12 oktober helder uiteengezet dat juist Nederland een uitzonderingspositie inneemt. Nederland is zelfs als klein land nummer één met aandeleninkoop, voor iets van 100 miljard euro per jaar, aldus professor Kees Cools. Aandeleninkoop betekent een veel lagere of geen dividendbelasting vergeleken met het normaal uitkeren van dividend. Het is een zuivere vorm van belastingontwijking. Andere landen heffen wel degelijk op aandeleninkoop om deze weglek te dichten, maar Nederland blijkt helaas aanvoerder in een race naar de bodem. Onderschrijft de staatssecretaris deze waarneming? En wil hij toezeggen om in Europees verband te pleiten voor gelijke behandeling om een einde te maken aan deze race naar de bodem en met name de Nederlandse koppositie daarin?

Dan een ander verdwijnputje: de BOR, de bedrijfsopvolgingsregeling. Dat is het verdwijnputje voor grote aandelenerfenissen, terwijl de continuïteit van bedrijven vaak op geen enkele manier in het geding is en begunstigden hiervan, tot neefjes en nichtjes aan toe, überhaupt niet betrokken hoeven te zijn in het bedrijf. Met specifiek familiebedrijven heeft deze regeling dus ook niets te maken, in tegenstelling tot de beeldvorming. Het gaat hier over belastingvrij erven van aannemelijk aandelenbelang.

Dan box 2, het verdwijnputje voor groot privaat vermogen, met vele mogelijkheden voor constructies. Dat is een groot lek. De staatssecretaris is oud-adviseur. Kan hij wellicht bevestigen dat wie met een groot vermogen in box 3 zit, waarschijnlijk een slechte financieel adviseur heeft?

Het zijn dus gaten waardoor de belastingheffing op kapitaal leegloopt. Andere landen hebben dat vaker wel door. Ik doe een beroep op de ervaring van de staatssecretaris in de advisering. Hoe dichten wij deze en andere lekken? Ik vraag hem ook om hulp. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat sluipenderwijs de belastingmix toegroeit naar het zwaarder belasten van groepen die geen sterke lobby hebben, zoals werkende mensen? U heeft allemaal vast veel e-mails gekregen, net zoals ik, maar geen één ging over de inkomstenbelasting. Twee: stuurt de staatssecretaris al op de belastingmix en in welke documentatie kan het parlement de effecten van deze sturing het beste monitoren?

Voorzitter. Dat was deel één, over vermogen. Dan ga ik naar deel twee, over versimpeling. Dat is heel belangrijk, want er is — als ik het goed begrijp — geen Nederlander die nog snapt hoeveel hij netto overhoudt van een nieuwe baan, van meer uren of van een grote levensverandering. Hoeveel stress en onhandige keuzes levert dat niet op in de samenleving? Ik wil dat mensen inkomenszekerheid hebben. Eenvoudige belastingen zijn daarvoor noodzakelijk. Ook voor de uitvoering door de Belastingdienst is eenvoud natuurlijk essentieel, zie bijvoorbeeld de Stand van de uitvoering Belastingdienst. De hele politiek wil een vereenvoudiging, maar het lukt nog niet om die te realiseren.

Dat vraagt om een reflectie. Net als bij de belastingmix is er hier ook sprake van een sluipende ontwikkeling. Ter illustratie: ondanks een beleidsarm jaar worden er dit jaar iets van acht maatregelen in de autobelastingen getroffen. De inkomensbelasting is al meer dan 300 keer gewijzigd in de afgelopen tien jaar. Dit zijn willekeurige voorbeelden van een sluipende complicering. Per saldo maakt ook dit pakket de boel complexer, zo bevestigt de staatssecretaris in de schriftelijke ronde. Ik constateer dat ik alleen al in deze periode te maken heb met mijn vierde staatssecretaris Fiscaliteit. Dat is op zichzelf al geen vereenvoudiging. Niks ten nadele van de staatssecretaris, zeg ik daar natuurlijk bij, ten overvloede.

De realiteit is wel dat grote hervormingen niet tot stand gaan komen wanneer er geen politieke stabiliteit is. De laatste keer dat een echte hervorming lukte, was niet voor niets ten tijde van Paars; dat is lang geleden. Daarom zou er niet gewacht moeten worden op een grote stelselhervorming die als een Venus uit de golven geboren wordt om die vereenvoudiging te realiseren, maar zou het pakket ook jaarlijks per saldo een vereenvoudiging moeten realiseren. In ieder geval zou complicering voorkomen moeten worden. Om de grond rijp te maken voor een bredere hervorming is dat nodig. Een brood eet je tenslotte ook niet in één keer op, maar hapje voor hapje.

Ik heb een motie voorbereid, maar misschien is die helemaal niet nodig. Die motie vraagt de staatssecretaris om een definitie voor complexiteit te ontwikkelen om daarmee te sturen op vereenvoudiging of om in ieder geval te voorkomen dat we een pakket neerleggen dat de boel ieder jaar complexer maakt. In navolging van een recent onderzoek van het Instituut voor Publieke Economie zie ik dat als een goede richting om nu in te slaan. We moeten met z'n allen bewaken dat hier niet ieder jaar een pakket wordt aangenomen dat de boel weer complexer maakt en dat dat ook na een stelselhervorming blijft gelden. Ik vraag de staatssecretaris dus: hoe kijkt hij hiernaar? Wil hij dit wellicht toezeggen, zodat wij vandaag en morgen deze stap samen vooruit kunnen zetten?

Ik heb ook één concrete vraag over een eerdere richtinggevende motie rondom versimpeling. De Tweede Kamer heeft al in 2022 een motie aangenomen die stelt dat alle fiscale regelingen een horizonbepaling zouden moeten krijgen, waarna ze aflopen tenzij ze expliciet verlengd worden. Hoe is het kabinet bezig deze motie uit te voeren? Dat is de motie op stuk nr. 112 (36202), de motie-Maatoug c.s.

De heer Kroon i (BBB):

Naar aanleiding van het betoog van de heer Martens ben ik nieuwsgierig hoe hij aankijkt tegen de discussie of er wel of geen onafhankelijke staatscommissie moet komen voor de herziening van het belastingstelsel.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik vind dat altijd een lastige discussie, omdat ik er ook van overtuigd ben dat zoiets in essentie aan een formatietafel geregeld moet worden. Ik wilde "ook vanwege het wisselgeld" zeggen, maar dat is niet het goeie woord. Het gaat natuurlijk om een significante hoeveelheid geld. Het gaat ook om de middelen die nodig zijn om de overgang van een oud naar een nieuw stelsel te maken.

De voorzitter:

De heer Kroon heeft een vervolgvraag.

De heer Kroon (BBB):

Ik had dit antwoord wel een beetje verwacht. Dan vraag ik via de voorzitter aan meneer Martens of hij niet in zijn eigen complexiteitsval valt. Op het moment dat je overgangsregelingen en politieke wensen probeert te realiseren via een belastingstelsel, vermeng je dan niet de ratio met de politieke werkelijkheid? Creëer je dan niet per definitie complexiteit?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik probeer de vraag goed te begrijpen. Ik neem aan dat de heer Kroon de vraag bedoelt of je belasting instrumenteel inzet. Dat is iets waar wij vaak wel in meegaan of iets wat wij voorstellen. Dat werkt de complexiteit wel in de hand. Ik denk dat ik dat niet kan ontkennen, tenzij zo'n belasting heel kundig is vormgegeven. Dus ja, dat is een afweging.

De voorzitter:

Meneer Martens, u mag uw betoog vervolgen.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dank u, voorzitter. Ik heb deel twee gehad en daarom vervolg ik nu met de wetsvoorstellen van dit jaar, het laatste deel. Ik begin met het Belastingplan.

Voor een beleidsarm jaar zijn er toch best wel veel maatregelen: 50! Ik ben kritisch op een aantal maatregelen en die stip ik met name aan. Schoof I, het kabinet Schoof I, zou een circulaire plastic-heffing realiseren, maar dat lukte niet, om een lang verhaal kort te maken. En nu wordt de financiële last met twee losse maatregelen in de afvalsector geschoven. Als ik de cijfers goed bekijk, kan dit zo'n grote kostenverhoging veroorzaken dat huishoudens hun afvalstoffenheffing mogelijk zien verdubbelen. Oftewel, het effect op verduurzaming in de plasticsector vervalt, wordt hoogst onzeker in de afvalsector en huishoudens krijgen opnieuw de rekening. Kan dit zo uitpakken, vraag ik aan de staatssecretaris. Dat zou toch zeker sterk onwenselijk zijn?

De korting op de energierekening is belangrijk, want de verduurzaming van onze economie en het feit dat mensen met een kleine beurs 's winters soms in de kou zitten omdat zij de energierekening niet kunnen betalen, heeft niets met elkaar te maken. Dat betreft politieke keuzes. Mensen moet natuurlijk hun huis kunnen verwarmen en daarom waren wij ook voorstander van een nieuwe laagste schijf met lagere tarieven. Ik vraag de staatssecretaris hoe het daar eigenlijk mee zit. Waarom is dat instrument niet ingezet?

Een energiekorting, zoals hier gehanteerd, is natuurlijk beter dan niets, maar is wel ondoorzichtig voor veel mensen. Daardoor hebben ze niet door dat ze meer ruimte krijgen. Overigens is deze verlaging, zo bleek uit de schriftelijke antwoorden, minder dan een euro per maand, namelijk €0,78 per maand. Is dat niet een beetje jammer, vraag ik aan de staatssecretaris. In het algemeen zou je kunnen zeggen: als we het doen, laten we het dan goed doen. Nu denken mensen "ik word geholpen met de energierekening", maar dan is het maar €0,78 per maand.

De CO2-heffing voor de industrie is de afgelopen jaren herhaaldelijk aangepast, wat de investeringszekerheid voor het bedrijfsleven ondermijnt. Als je kijkt naar de budgettaire opbrengst die nog resteert, wordt de regeling nu de facto afgeschaft. Daar worden natuurlijk wel argumenten voor aangedragen, zoals moeilijkheden met verduurzamen, maar de druk om te vergroenen gaat er op deze manier natuurlijk wel weer deels vanaf. En we moeten niet vergeten dat Nederland weliswaar een extra heffing had, maar ook extra subsidies om te verduurzamen. Dat begrijp ik toch goed, zo vraag ik waarschijnlijk via de staatssecretaris aan de minister. Als ik het goed begrepen heb, is die er morgen namelijk ook bij. Als dat niet kan omdat het stroomnet niet op orde is, moeten we naar de minister van EZ kijken. Als investeren niet kan omdat het stikstofbeleid niet op orde is, moeten we de minister van Landbouw manen om haar werk te gaan doen. Nu geven we het gewoon maar op. Dat vind ik een fiasco. Klimaatdoelen verdwijnen zo uit zicht en we moeten de rekening niet doorschuiven naar de volgende generatie.

De youngtimerregeling is bij iedereen, denk ik, veel aanwezig in de inbox. Die regeling is ooit ingevoerd om onredelijke bijtelling op zeer oude auto's te voorkomen, maar ze is in de praktijk uitgegroeid tot een aanzienlijk fiscaal voordeel dat primair terechtkomt bij ondernemers, zzp'ers en directeuren-grootaandeelhouders. Tegelijkertijd constateren wij dat de voorgestelde aanpassingen wel leiden tot een zeer plotselinge lastenverhoging, wat wringt met het beginsel van redelijkheid en een evenwichtige overgang. Ik vraag de staatssecretaris — ik vermoed dat het er zo nog veel meer over zal gaan — of de betrokkenen voldoende handelingsperspectief hebben. Zo nee, ziet hij dan manieren om die nog te vergroten?

Tot slot bij het Belastingplan. Ik ben zeer kritisch op het gebruik van de zeer technische maatregel van het, grof gezegd, maar half indexeren van de schijfgrenzen. Ergo, de inkomstenbelasting gaat weer omhoog, maar dan wel op een manier die geen Nederlander kan begrijpen. Dat zaait wantrouwen en dergelijke maatregelen waarbij de inkomstenbelasting als reservedekking worden gebruikt, zijn deze kabinetsperiode te vaak voorgekomen, bijvoorbeeld al twee keer als taakstelling voor de versobering van fiscale regelingen die niet gehaald wordt. Het is iets wat de positie van arbeid in de belastingmix zou moeten verbeteren. Waarom wordt hier dan zo vaak voor gekozen, vraag ik. Als ik een suggestie mag doen: laten we de volgende keer de vennootschapsbelasting gebruiken of de bedrijfsopvolgingsregeling. Misschien ontstaat er dan ook meer urgentie om het te halen.

Dan iets over de Wet differentiatie vliegbelasting. Ik ben blij met de aanscherping, de speciale heffing op privéjets, want anders zou het voor mij haast te beperkt zijn. Met deze aanscherping zal er een groter milieueffect optreden — daar is het natuurlijk om te doen — en leg je de rekening daar neer waar relatief gezien het meest vervuild wordt en waar de draagkracht zit. Het is allemaal prima met die privéjets, maar dan moeten die voorop in de verduurzaming.

De Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht: mijn fractie steunt de beweging richting transparantie en snapt de aanpassing omwille van een ordelijke uitvoerbaarheid.

Dan de wetten over de minimumbelasting. De wetten in relatie tot een internationale minimumbelasting kunnen wij steunen. Het realiseren van een effectieve internationale minimumnorm van 15% zal nog vaker onderhoudswetgeving vereisen, vermoed ik, als ik zo naar de staatssecretaris kijk. Wie a zegt, moet ook b zeggen.

Dan heb ik alles behandeld. Ik zie uit naar de beantwoording.

De heer Kroon (BBB):

Ik dacht: ik laat de heer Martens eerst zijn hele verhaal afmaken, want dan kan ik het integraal beoordelen. Er blijven bij mij twee vragen leven. Ik heb u wel het woord "ondernemer" horen uitspreken, maar voornamelijk in negatieve zin. De eerste vraag is: hoe waardeert u dan de bijdrage van ondernemers aan deze samenleving? Wat vindt u van de situatie dat ondernemers door een cumulatie van vennootschapsbelasting, dividendbelasting en loonheffing eigenlijk meer belasting betalen dan een gewone werkende Nederlander?

Dan de tweede vraag. Ik heb u wel veel horen praten over de wenselijkheid van belastingen en de correctheid van het systeem, maar ik heb u geen oproep horen doen om als overheid gewoon minder uit te geven. Hoe zit u daarin?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dat zijn mooie vragen. Ik waardeer de ondernemer en schaar de ondernemer ook onder het actieve deel van de economie; in mijn betoog maakte ik een onderscheid tussen actief en inactief. Mijn waardering is dus groot. Ik kijk ook met bewondering naar het Nederlandse bedrijfsleven, wat weer iets anders is dan "de ondernemer". Het is dynamisch, krachtig en volgens mij goed in staat om de Nederlandse economie te trekken. Ik weet niet wat de achtergrond van uw vraag is, maar die waardering laat onverlet dat ik pleit voor een evenwichtige en eerlijke belastingheffing. Als ik het heb over kapitaal … De meeste ondernemers beginnen ook met niets en zijn zeer geholpen met het pleidooi dat ik hou voor een eerlijke belastingheffing, want dat biedt mensen en ondernemingen de kans om van een dubbeltje een kwartje te worden.

U stelde nog een tweede vraag; die beantwoord ik in één beweging. Die ging over minder uitgeven. Mijn partij staat erom bekend overheidsdiscipline hoog in het vaandel te hebben staan als het gaat om de overheidsfinanciën. Als dat nodig is, dan kies je voor bezuinigingen. Maar het is voor mij onmogelijk om in algemene zin nu een meer bevredigend antwoord voor de heer Kroon te geven, gok ik.

De voorzitter:

De heer Kroon, voor een bevredigende vervolgvraag.

De heer Kroon (BBB):

Dan zou ik de heer Martens graag willen uitnodigen om daar in een volgende bespiegeling eens op in te gaan. Als we met elkaar minder uitgeven, hoeven we namelijk ook minder te heffen qua premies en belastingen. Dat komt vooral de werkenden ten goede. Twee. U stelt dat u de ondernemers waardeert en dat u wilt dat ondernemingen groeien. Dat begint met ondernemingen ook in staat stellen om te groeien. 25% dividendbelasting en 25% vennootschapsbelasting is samen 50%: dat is een hogere belastingdruk dan de gemiddelde Nederlander.

De voorzitter:

De heer Schalk heeft een interruptie.

De heer Schalk i (SGP):

Ik wil even helemaal terug naar het begin van het betoog van de heer Martens. Hij maakte toen namelijk een hele intrigerende opmerking, waardoor ik onmiddellijk de hele tijd daarop gespitst was. Hij zei dat zélfs tweeverdieners stress hebben. Er zijn maar twee soorten verdieners in Nederland: eenverdieners en tweeverdieners. Ik verwachtte dus eerlijk gezegd een heel betoog. Wat bedoelde hij eigenlijk met die opmerking? Kan hij die wat beter duiden?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik wil de heer Schalk niet tekort doen, in de zin dat ik dit toch ergens wel had verwacht. Die opmerking moet niet anders worden gezien dan dat het hopelijk logisch is dat de financiële ruimte toeneemt als er een tweede kostwinnaar bij komt in het gezin. Dat moet de heer Schalk niet begrijpen als een politieke stelling tegen eenverdieners, want we weten allemaal dat de heer Schalk daar consequent voor op de bres staat.

De heer Schalk (SGP):

Ik ga bijna denken dat het uitlokking was, die eerste opmerking van de heer Martens.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Zo heb ik het niet bedoeld, hoor!

De heer Schalk (SGP):

Dat zal hij ongetwijfeld niet zo bedoeld hebben. Bedoelt hij nou dat hij een politieke tegenstander is van eenverdieners? Dat bedoelt de heer Martens toch zeker niet?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Sorry, wat zei u?

De heer Schalk (SGP):

De heer Martens bedoelt toch niet dat hijzelf een politieke tegenstander van eenverdieners is? Ik vind het ook mooi dat we daar toch even over praten vandaag. Dat zal ik vandaag ook nog wel een keer doen, hoor. Stel, je verdient in totaal €80.000. Als tweeverdieners verdien je dan bijvoorbeeld twee keer €40.000 en als eenverdiener verdien je dan in één keer €80.000. Als eenverdiener betaal je drie keer zo veel belasting. Daar kun je nog van zeggen: nou ja, dat is niet leuk. Maar bij een inkomen van €40.000 gaat het over tien keer zo veel belasting. Dat is eigenlijk gewoon absurd. Mijn vraag is dus: hoe zouden we daaraan kunnen ontkomen in de toekomst?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Begrijp me goed: het was zeker geen uitlokking. Toen ik het uitsprak, had ik meteen het effect door. Wat kan ik daarover zeggen? Laat ik allereerst toelichten wat ik in mijn achterhoofd had toen ik zei dat zelfs tweeverdieners financiële stress ervaren. We kennen allemaal stellen die allebei een goede baan hebben, maar het ontzettend moeilijk vinden om een huis te komen en rond te komen, tot op het punt dat mensen bijvoorbeeld hun kinderwens uitstellen, wat in mijn ogen — maar dan verbreden we het debat gevaarlijk veel — onwenselijk is. Wij willen dat jonge mensen een bestaan kunnen opbouwen. Met name van tweeverdieners zou je toch verwachten dat die de financiële ruimte hebben om daar geen stress over te hebben? Er is al genoeg wat het leven ingewikkeld en uitdagend maakt.

Dan ga ik nog specifiek in op wat de heer Schalk zei. Wij kijken altijd welwillend naar zijn pleidooi om de marginale druk voor eenverdieners te verbeteren. Dat heeft — dat heb ik vorig jaar ook op die manier aandacht gegeven — alles te maken met het toeslagenstelsel. Toeslagen worden namelijk na een bepaald punt afgebouwd. Je wil geen toeslagen geven aan iemand die pak 'm beet een ton per jaar verdient. Dat afbouwpad begint dus al veel eerder. Dat impliceert dat je met zijn tweeën een gunstigere belastingdruk hebt dan met één hoofdkostwinnaar. De heer Schalk en ik delen waarschijnlijk allebei de motivatie om van het toeslagenstelsel af te komen dan wel om het minder van belang te maken.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

U had het over stress bij de tweeverdieners. Ik heb het woord "ouderen" niet gehoord, maar laat staan wat voor stress zij hebben. Dat vind ik wel een belangrijke waarneming, maar dat terzijde.

Mijn vraag aan de heer Martens is de volgende. In de Tweede Kamer was een amendement-Grinwis ingediend om het tarief van box 3 van 7,8% naar 6% te verlagen, voor de vermogende mensen. Ik kan me dat amendement heel goed voorstellen. U heeft voor dat amendement gestemd, wat ik niet begrijp. Ik begrijp niet helemaal dat u, als GroenLinks-Partij van de Arbeid, stemt voor een belastingverlaging voor de vermogenden van 7,8% naar 6%. Ik begrijp helemaal niet dat mensen met een eigen woning die hun hypotheek hebben afgelost, de rekening daarvan moeten betalen in box 1. Daar begrijp ik helemaal niets van. Ik zeg dat met name omdat u de VVD zojuist verweet dat die met een amendement kwam om iets in box 3 te doen en dat in box 1 te repareren. U nodigde mij dus eigenlijk uit om te vragen waarom u een amendement heeft gesteund over iets wat u de VVD verwijt.

De voorzitter:

De heer Martens verklaart zich nader.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik heb inderdaad het woord "ouderen" niet genoemd. Ik maak van de gelegenheid gebruik om te zeggen dat ouderen heel belangrijk zijn voor ons. We hebben dan ook altijd gepleit voor het behouden van de koppeling bij ons pleidooi voor de verhoging van het minimumloon. Zodoende hebben wij met z'n allen — dat zeg ik er altijd maar bij — via de AOW enorm veel kunnen betekenen voor de inkomenspositie van ouderen. Dat amendement zag op twee dingen. Ik kan nu niet helemaal de rol van de verdediger van dat amendement op mij nemen, maar ik zal wel een toelichting geven op waarom ik dat kan begrijpen. Er zat ook nog een verlaging van de heffingsvrije voet in het vat. Het amendement waar de heer Van Rooijen naar verwijst, heeft die verlaging doorgestreept. Dat kunnen wij steunen.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, heeft u nog een vervolgvraag?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, voorzitter. Mijn vraag was als volgt. Ik begrijp niet goed dat als er een voorstel komt om het tarief in box 3 van 7,8% naar 6% te brengen, u als dekking 800.000 mensen, waarvan 500.000 ouderen, daarvoor de rekening laat betalen door de versnelde afschaffing van de wet-Hillen. Ik kan er werkelijk niet bij dat u zegt: mensen die hun hypotheek hebben afgelost, die ook niet meer een renteaftrek hebben maar wel een hoge bijtelling, gaan we nog harder pakken door ze nog eerder veel meer bijtelling te laten betalen. Dat is dan nodig om de mensen in box 3, de vermogenden, een lager tarief te geven. Dat begrijp ik niet.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

De wet-Hillen werd heel langzaam afgebouwd. De staatssecretaris gaat er in zijn schriftelijke beantwoording ook op in. We zullen er morgen waarschijnlijk nog meer over horen. De regeling wordt ook onhoudbaar, gezien het gegeven dat er steeds meer wordt afgelost op de woningen. Dat gebeurt ook steeds sneller vergeleken met vroeger. Je moet dan op een gegeven moment een keuze maken. De kleine spaarder is ook belangrijk. Er is de afweging gemaakt om zo te opereren.

De voorzitter:

Tot slot, beknopt, de heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Heel kort. Ik constateer dat u geen antwoord op mijn vraag geeft. Misschien probeer ik het morgen in het volgende debat nog maar een keer. U vindt dus dat het box 3-tarief naar beneden kan en dat de woningbezitters die hun schulden hebben afgelost, met de belofte die het kabinet gaf met de wet-Hillen, daarvoor gestraft mogen worden.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Nee, dat vind ik niet. Ik neem afstand van het woord "gestraft".

De voorzitter:

Dat is een helder antwoord. Ik zag de heer Van den Oetelaar al bijna twee keer gaan zitten, dus ik dacht dat de interruptie niet meer kwam, maar hij staat bij de microfoon. Meneer Van den Oetelaar, u heeft het woord.

De heer Van den Oetelaar i (FVD):

De heer Martens gaf zojuist ook even af op de BOR. Als ik het me goed herinner, deed hij dat vorig jaar ook al. Zijn voornaamste argument tegen de BOR lijkt steeds te zijn dat verre neefjes en nichtjes een aandeel kunnen erven van zo'n bedrijf. Kan de heer Martens misschien vertellen wat er gebeurt en hoeveel belasting die neefjes en nichtjes betalen als zij hun aandeel vervolgens verkopen?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dat vind ik een vraag voor de financieel adviseur. Op deze manier kan ik 'm niet beantwoorden. Maar ik ga inderdaad ieder jaar in op de onrechtvaardigheid die vanuit de bedrijfsopvolgingsregeling naar voren komt. Het is mij namelijk een doorn in het oog dat de indruk ontstaat dat die regeling specifiek bestaat voor familiebedrijven, maar deze ondertussen een gat van meer dan een half miljard euro per jaar prikt in de belastingheffing op vermogen. Dat zie ik als onrechtvaardig.

De heer Van den Oetelaar (FVD):

De fiscus zal het dan zien als bedrijfsbeëindiging. Dat wordt met 50% belast. Het argument van die neefjes en nichtjes is dus gewoon ongegrond.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik herken deze berekening niet. Misschien horen we er morgen meer over.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Martens, voor uw betoog in eerste termijn. Ik geef graag vervolgens het woord aan de heer Van Strien. Hij spreekt namens de fractie van de PVV.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Strien i (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Belastingen dienen naar de mening van mijn fractie om overheidsuitgaven te bekostigen. De laatste jaren worden belastingen echter steeds meer ingezet om menselijk gedrag te sturen en om wensen en vooral linkse hobby's te realiseren. Ik had daarom verwacht dat het pakket Belastingplan dat we vandaag behandelen, vanwege de demissionaire status van het kabinet een relatief beleidsarm pakket zou zijn. Dat blijkt niet het geval te zijn. Het is zeker kleiner dan de vorige pakketten, maar beleidsarm vind ik het bepaald niet. Op diverse punten hebben wij dan ook zeker nog vragen en op bepaalde punten zijn wij uit op bijsturing.

Laat ik beginnen met een punt waarover vaak wel overeenstemming is, maar waarvan de uitwerking dan toch teleurstelt. Ik hoor de financieel woordvoerders zowel in de Eerste als in de Tweede Kamer altijd roepen dat arbeid moet lonen — we hebben het ook straks gehoord — en dat dus de belasting op arbeid getemperd moet worden. Wij zijn het daar overigens mee eens. Ik meen daar dus een behoorlijke consensus te constateren. Als ik dit Belastingplan zie, constateer ik dat het kabinet ervoor kiest om dit jaar de belastingschijven niet volledig aan te passen aan de inflatie door de tabelcorrectiefactor niet volledig toe te passen. Men schuift daardoor eerder naar een hogere belastingschijf en men betaalt daardoor dus meer. Dat zou volgens de ramingen zo'n 1,5 miljard opleveren. Dat betekent natuurlijk niet meer of minder dan gewoon een hogere belasting op werk. Graag zou ik hier enige uitleg van de staatssecretaris over horen. Daarnaast gaat het PVV-plan om het eigen risico te halveren niet door, gaat het bevriezen van de sociale huren niet door en gaat de boodschappenbonus niet door.

Het oorspronkelijke kabinetsplan om de brandstofaccijns op het niveau te laten van 2023 was een plusje voor het kabinet. Maar helaas wist het CDA, de kampioen in het pretenderen dat ze bezorgd zijn om grenseffecten van hoge accijnzen en belastingen, hun achttien pas verworven zetels in de Tweede Kamer plotseling in te zetten om het amendement van hun vrienden van de ChristenUnie te steunen over het niet aanwenden van de CBAM-inkomsten voor korting op de brandstofaccijns. Daarmee gaan de brandstofprijzen dankzij het CDA weer 5,5 cent omhoog, wordt het verschil met de omringende landen weer groter en wordt ondernemers in de grensstreek weer extra het mes op de keel gezet. Wel wordt hiermee natuurlijk het ware gezicht van het CDA verder ontmaskerd en kunnen we vermoeden wat er van die formatiebesprekingen van het zogenaamde "constructieve midden" nog te verwachten valt.

De voorzitter:

Iets in mij verwachtte al een interruptie van mevrouw Bakker-Klein. Zij heeft het woord.

Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):

Dat kan ik natuurlijk niet laten lopen. De brandstofprijzen gaan nog steeds omlaag. Alleen gaat dat met iets minder dan oorspronkelijk gepland, omdat in het amendement was opgenomen dat dat ten gunste zou komen van goedkoper openbaar vervoer. Dat vindt het CDA ook belangrijk. Het mes snijdt nu aan twee kanten. We hebben iets lagere brandstoftarieven dan de hoogte die genoemd werd en die oorspronkelijk bedacht was, maar daartegenover staat dat nu ook het openbaar goedkoper is. Dat is ook een groep waar het CDA voor opkomt.

De heer Van Strien (PVV):

Ik hoor geen vraag. Ik hoorde inderdaad dat het openbaar vervoer nog verder gesubsidieerd gaat worden. Dat hebben we inderdaad geconstateerd, maar dat is ten koste van de autorijder. Waar zitten de problemen in de grensstreek? Die zitten onder andere bij de brandstofprijzen, bij de benzineprijzen. Die zitten bij de tabaksaccijnzen. Die zitten bij de alcoholaccijnzen. Daar zitten de problemen van de grenseffecten. Als ik dan jarenlang van het CDA hoor dat ze daar erg bezorgd over zijn, allerlei berekeningen van willen maken, dan vind ik de conclusie dat we het openbaar vervoer extra gaan stimuleren ten koste van de autorijder niet te begrijpen.

Ik ga verder, voorzitter. Het is overbodig te vermelden dat de Nederlanders inmiddels ook al de meeste tabak, waarop de accijnzen nog krankzinniger zijn dan die op alcohol en benzine, uit het buitenland halen. Belastingen of accijnzen op brandstof, tabak en alcohol zijn allemaal belastingen die bijna uitsluitend dienen om menselijk gedrag te beïnvloeden. Op dit punt zou ik de staatssecretaris bovendien willen vragen of het klopt dat volgens het laatste cijfer de nettobelastinginkomsten op in ieder geval tabak nu al lager zijn dan voor de exceptionele verhogingen en of dit niet tot een beleidswijziging zou moeten leiden.

Ik kom bij box 3. Er is ook goed nieuws uit de Tweede Kamer: de geplande verhoging van het forfaitaire rendement in box 3 van 5,88% naar 7,78% in 2026 gaat niet door. Ook de voorgenomen verlaging van het heffingsvrije vermogen naar ruim €51.000 is geschrapt; dat wordt nu €59.000. De Tweede Kamer heeft gelukkig een amendement aangenomen dat beide maatregelen uit het Belastingplan van tafel haalt. Wij zijn daar blij mee omdat die verhoging een nog grotere kaalslag op de huurmarkt zou hebben betekend, waardoor het aanbod aan betaalbare huurwoningen nog verder verslechterd zou zijn geweest. Deze kaalslag is overigens al ingezet door CDA-minister De Jonge uit het laatste kabinet-Rutte, die meer belangstelling wist te wekken in de schoenenmode dan onder investeerders in woningen.

Voorzitter. Onlangs is een SEO-rapport uitgekomen over het investeringsklimaat voor de huurmarkt. Daarin wordt een korte beschrijving gegeven van particuliere verhuurders. Die korte beschrijving laat zien dat er in 2026 en 2027 een negatief exploitatiesaldo overblijft voor particuliere verhuurders omdat de ongerealiseerde waardestijging van de woning in de tegenbewijsregeling wordt meegenomen. De voorgestelde verhoging van het toch al hoge forfait voor overige bezittingen zou dus wederom gezorgd hebben voor een forse stijging van de lastendruk voor particuliere vastgoedbeleggers, waarvoor de tegenbewijsregeling geen uitkomst bood. Gelukkig heeft de Tweede Kamer tijdig haar voet dwars gezet, maar ik vraag me wel af of naar het oordeel van de staatssecretaris hier geen conclusies aan verbonden moeten worden voor de vernieuwing van het belastingstelsel in de categorie box 3.

Een andere vraag in dit verband gaat over de tegenbewijsregeling zelf. Als ik het goed heb begrepen, krijg je geld terug als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitair rendement — minder dan het verschil vanwege de vrijstelling van het heffingvrij vermogen bij het fictief rendement. Maar als in een jaar het werkelijk rendement negatief is, krijg je dat negatieve deel niet terug. Dat kun je ook niet verrekenen met een ander jaar. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of dat correct is en of het de bedoeling is dat dit ook gaat gelden als de heffing op basis van werkelijk rendement gaat worden ingevoerd.

Voorzitter. Ik kom bij de autobelasting. Ik las zeer recent dat Rijkswaterstaat 200 diesels aanschaft. Het deed mij deugd dat de overheidsdienst die ons moet beschermen tegen hoog water en dat al 227 jaar doet en die verantwoordelijk is voor de infrastructuur van water en weg, gezien de besluitvorming op dit onderwerp kennelijk nog steeds bestuurd wordt door bèta's, hoewel ik een tijdje geleden al wel vernam dat iemand met de titel hoofdingenieur-directeur tegenwoordig helemaal geen ingenieur meer hoeft te zijn, maar ook een alfa of een gamma kan zijn of zelfs iemand zonder academische opleiding. Bijzonder vond ik de besluitvorming rondom de dieselauto's wel toen ik las dat dit demissionaire kabinet juist wil dat het bedrijfsleven op een onverantwoord snelle manier elektrisch gaat rijden. Anders kan ik de pseudo-eindheffing voor fossiele auto's niet duiden. Vanaf 2027 moeten de werkgevers namelijk een eindheffing van 12% over de cataloguswaarde betalen als ze de werknemers geen elektrische auto aanbieden.

Deze maatregel is echt bizar als je weet dat veel bedrijven nu al tegen de grenzen aanlopen wat betreft de uitbreiding van de netcapaciteit. Dit betreft overigens niet alleen een Nederlands probleem. De topman van E.ON, het Duitse moederbedrijf van Essent en Energiedirect, vindt dat Duitsland het tempo van de uitbreiding van de wind- en zonne-energie moet vertragen. Volgens hem heeft het elektriciteitssysteem van Duitsland in verschillende regio's zijn fysieke grenzen bereikt. Intussen geeft hij toe dat de kosten voor huishoudens stijgen, aangezien netbeheerders compensatie moeten betalen aan afschakelde wind- en zonneparken. Dat is een situatie die we ook in Nederland zien.

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Richting de heer Van Strien zeg ik: ik hoor een pleidooi dat er in essentie op neerkomt dat we maar voor altijd benzineauto's moeten blijven rijden. Maar Europa moet toch niet een soort museum worden waar wij technieken gebruiken waar in de rest van de wereld op een gegeven moment om gelachen wordt? Elektrische auto's, dat is de toekomst. We moeten dat niet als een kip zonder kop in één dag willen regelen, maar als het elektriciteitsnet een probleem is, dan moeten we daar iets aan doen en niet tegenstribbelen bij een toekomst die onvermijdelijk op ons afkomt.

De heer Van Strien (PVV):

Ik heb in de Algemene Financiële Beschouwingen al aangegeven waar het probleem werkelijk zit. Het probleem zit werkelijk in het totaal ontbreken van een planning op dit gebied. Als je elektrisch wilt gaan rijden, dan moet je zorgen dat auto's overal kunnen laden. Ik heb diverse keren, al jaren, aangegeven dat het gebrek aan planning hier het knelpunt is. En als het gaat over wie er in de rest van de wereld zitten te lachen, dan zitten ze straks in Europa te lachen dat wij hier in 2035 geen brandstofauto's meer mogen verkopen, terwijl we onvoldoende infrastructuur hebben om die elektrische auto's te laten rijden. Dáár wordt dan om gelachen.

De voorzitter:

De heer Martens met een vervolgvraag.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dan constateer ik dat we het voor een belangrijk deel met elkaar eens zijn: dat we alles op alles moeten zetten om dat net op orde te krijgen. Maar laten we ook niet doen alsof het allemaal één groot drama is met het laadnet. Nederland heeft volgens mij het beste laadnet van Europa. Ik heb het over het elektriciteitsnet; daarin moeten we investeren, zodat we een nog beter laadnet krijgen, zou ik zeggen.

De heer Van Strien (PVV):

Ik denk dat we het zeker niet zomaar eens zijn, met name omdat de omschakeling naar elektriciteit ook buitengewoon duur is geweest de afgelopen jaren, zodanig dat hierdoor de hele economie zeer zwaar geraakt wordt.

Mevrouw Moonen i (D66):

Het klopt wat de heer Martens zegt: Nederland heeft de aller-, allerbeste laaddichtheid van alle landen in Europa. Dat komt onder andere doordat slimme ingenieurs hier heel goed met elkaar over hebben nagedacht en een supergoed plan hebben gemaakt, en dat plan ook is uitgevoerd. We zijn koploper in Europa als het gaat om de beschikbaarheid van het kunnen opladen van je elektrische auto.

De voorzitter:

En hoe ziet de heer Van Strien dat?

De heer Van Strien (PVV):

Voorzitter, wij zijn inderdaad ... Dat was wederom geen vraag overigens, maar ik wil er toch wat over zeggen. Wij zijn inderdaad koploper met het aantal oplaadpunten, maar dat is niet voldoende. Dat is niet voldoende! Die auto's moeten ook naar het buitenland. Bovendien, als je kijkt naar wat wij aan energie opwekken, aan windenergie ... Die kost aan investeringen zodanige hoeveelheden geld dat we daardoor de hele economie gewoon te gronde richten en we dus ten opzichte van het buitenland te veel bezig zijn met alleen het ideaal "alles moet elektrisch", zonder daarbij voldoende te kijken naar wat economisch haalbaar is. Dat is het essentiële probleem.

Voorzitter, ik ga verder; ik had sowieso geen vraag. Ik gaf in de Algemene Financiële Beschouwingen al aan — ik zeg het nog een keer — dat fiscale maatregelen op energie al jaren geen rekening houden met de zeer beperkte snelheid en, niet te vergeten, de totaal uit de hand lopende kosten waarmee de infrastructuur aangepast kan worden. Bedrijventerreinen kunnen vaak niet worden uitgebreid tenzij een dorp als Moerdijk, waar ik toevallig mijn jeugd heb doorgebracht, van de kaart wordt geveegd. Vaak moet men jaren wachten op die netverzwaringen. Kortom, de problemen op het gebied van netcongestie zijn nog jaren enorm. Het gaat dan niet aan om die problemen op het bordje van het bedrijfsleven te leggen. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Ten slotte, voorzitter, wil ik op dit onderwerp auto de aandacht vestigen op de versobering van de youngtimerregeling, die via een amendement in de Tweede Kamer op een bizarre manier in het Belastingplan terechtkwam. Ik neem aan dat de staatssecretaris bekend is met de paginagrote advertentie in Het Financieele Dagblad tegen deze onverwachte versobering. Het grootste probleem van ondernemers is de totale overvaltechniek. Mijn vraag is of de staatssecretaris hiervoor een oplossing wil toezeggen, hetzij in de vorm van een redelijke overgangsregeling, hetzij in de vorm van een latere datum van inwerkingtreding, hetzij in een combinatie daarvan. Zo niet, dan overwegen wij een motie op dit punt.

Zowel met de Wet differentiatie vliegbelasting als met het aangenomen amendement voor een apart tarief in de vliegbelasting voor privévliegtuigen gaat Nederland weer schromelijk uit de bocht. De differentiatie vliegbelasting betekent immers dat Nederland extra gaat heffen op in het buitenland gevlogen kilometers. Stel je voor dat je de autobelasting afhankelijk maakt van de afstand tot je vakantiebestemming: een reisje naar de Ardennen wordt dan minder belast dan een vakantie in Marokko. Niemand zou dat begrijpen, maar voor vliegen is dat kennelijk geen probleem. De praktijk zal natuurlijk zijn dat vooral Düsseldorf en Brussel het druk gaan krijgen. Het valt overigens mee dat de transferpassagiers nog niet onder de vliegbelasting vallen, want dat zou helemaal de bijl aan de wortel van de Nederlandse luchtvaartindustrie en daarmee aan de Nederlandse economie zijn. De verplaatsing naar buitenlandse luchthavens betekent natuurlijk wel dat de verwachte CO2-winst nul is. Dit heeft dus niets met klimaatbeleid van doen, maar alles met de afbouw van de Nederlandse economie.

Voorzitter, tot slot nog dit. De commissie voor Financiën heeft al enkele keren de Belastingdienst bezocht. Ik was steeds onder de indruk van de deskundigheid, betrokkenheid en inzet van de betreffende ambtenaren. Zij presteren het om alle wijzigingen door belastingplannen, amendementen en moties iedere keer weer op de geplande tijd door te voeren. Maar er zijn duidelijk grenzen aan wat zij daar aankunnen. Ik blijf daarom pleiten voor een sterke vereenvoudiging van het belastingsysteem. Daarmee is met dit beleidsarme belastingplan nog niet echt een begin gemaakt.

Dat was het. Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris graag af.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Van Strien. Dan geef ik vervolgens graag het woord aan de heer Holterhues. Hij spreekt namens de fractie van de ChristenUnie maar ook namens de fractie van OPNL. Meneer Holterhues, u hebt het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Holterhues i (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag en morgen spreken we over het pakket Belastingplan 2026. Het kabinet presenteert deze plannen met de ambitie om het stelsel eerlijker, eenvoudiger en toekomstbestendiger te maken. Dat zijn ambities die de ChristenUnie en OPNL van harte onderschrijven.

In mijn bijdrage wil ik stilstaan bij de volgende thema's: bestaanszekerheid, vermindering van regeldruk voor onder andere ondernemingen, klimaat en duurzaamheid, en ten slotte verantwoording, raming en hervorming van het belastingstelsel.

De fracties van de ChristenUnie en OPNL geloven dat bestaanszekerheid een fundament is voor een rechtvaardige samenleving. Niemand mag in armoede opgroeien. Werken moet lonen. En gezinnen moeten kunnen rekenen op een eenvoudig en betrouwbaar stelsel. Volgens het Nibud stijgt de koopkracht in 2026 gemiddeld met 1,3%, maar blijven zelfstandigen en alleenstaanden met een laag inkomen achter. Het kabinet verhoogt de arbeidskorting en de algemene heffingskorting, wat positief is voor werkenden. Tegelijkertijd daalt de zelfstandigenaftrek verder naar €1.200. Voor veel zzp'ers is dat een forse aderlating. Bovendien werkt dit nadelig uit voor mensen die arbeidsongeschikt zijn geraakt.

Het is positief dat veel mensen meer te besteden hebben, maar we zien wel dat bepaalde groepen structureel financieel kwetsbaar blijven. Ik denk aan jongvolwassenen die op zoek zijn naar een eerste betaalbare woning, mensen met hoge onvermijdbare kosten door bijvoorbeeld een chronische beperking en degenen die afhankelijk zijn van het aanvragen van toeslagen om rond te komen. Voor hen geldt dat het komende jaar misschien iets minder zwaar wordt, maar dat echte financiële zekerheid nog niet binnen handbereik komt. Daarom is het belangrijk dat de komende jaren wordt gewerkt aan oplossingen, zoals het aanpakken van de woningmarktproblemen en het vereenvoudigen van het toeslagenstelsel, zodat financiële stabiliteit ook voor deze groepen haalbaar wordt. Onze fracties staan hier niet alleen in. Ook het Nibud merkt dit op. Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe voorkomt het kabinet dat zelfstandigen, mensen met wisselende inkomens en andere kwetsbare groepen verder achteropraken? Is het kabinet bereid om de daling van de zelfstandigenaftrek met gerichte maatregelen te compenseren? Waarom is het kabinet bij de afbouw van de zelfstandigenaftrek niet gekomen met flankerend beleid?

Een belangrijke factor is ook de arbeidskorting. Deze stijgt wederom. Onze fracties vinden uiteraard dat werken moet lonen. Maar mensen die buiten hun schuld, bijvoorbeeld door arbeidsongeschiktheid, niet aan het arbeidsproces kunnen deelnemen, ondervinden negatieve consequenties van de verhoging van de arbeidskorting. De kloof tussen werkenden en niet-werkenden wordt door het oppompen van de arbeidskorting alleen maar groter. Dit steeds groter wordende verschil in belastingdruk vinden onze fracties onwenselijk en oneerlijk. We denken daarbij ook aan huishoudens die ervoor kiezen dat een van de partners niet deelneemt aan een betaalde baan, maar vrijwilligerswerk doet of zorgtaken op zich neemt: de zogenaamde eenverdieners. Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar? Heeft hij de toch al kwetsbare positie van mensen die buiten hun schuld niet aan het arbeidsproces deelnemen, voldoende meegewogen bij de verhoging van de arbeidskorting?

We juichen het toe dat de belastingtarieven op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba worden aangepast. Dit komt ten goede aan mensen met lage inkomens of middeninkomens. We hebben daarbij echter nog wel twee vragen aan de staatssecretaris. Onze fracties begrijpen dat deze maatregel budgetneutraal is genomen. Kan de staatssecretaris toelichten om welke reden is gekozen voor de nieuwe percentages? Is dat alleen om budgetneutraliteit te garanderen of zijn daarvoor nog andere redenen? Is er een evaluatiemoment ingebouwd om te toetsen of de beoogde koopkrachtverbetering voor lage en middeninkomens op de BES-eilanden daadwerkelijk wordt gerealiseerd? Welke indicatoren worden daarvoor gebruikt?

Voorzitter. De Raad van State waarschuwt dat het wetgevingsproces rondom amendementen en reparatiewetgeving de kwaliteit onder druk zet. Daarnaast zien we dat de Belastingdienst worstelt met de uitvoerbaarheid. Het kabinet presenteert een aanpak om voor de zomer van 2026 500 regels te schrappen en regeldrukkosten met 20% te verminderen. Dat is een goede stap, maar het huidige belastingstelsel blijft ook voor ondernemers complex. Hoe borgt het kabinet, zo vraag ik de staatssecretaris, dat nieuwe fiscale maatregelen niet onnodig complexiteit toevoegen voor het bedrijfsleven?

De inkt van het rapport van Wennink is nog maar net droog, maar daaruit blijkt in elk geval dat de urgentie van een belastinghervorming ook voor het ondernemingsklimaat hoog is. Wennink doelt daarbij onder andere op de afschaffing van ondoelmatige, fiscale regelingen, die naar zijn overtuiging tientallen miljarden kunnen opleveren. Herkent de staatssecretaris het beeld dat Wennink schetst? Wat gaat het kabinet doen om ervoor te zorgen dat een volgend kabinet voortvarend met deze hervormingen aan de slag kan?

Voorzitter. Onze fracties verwelkomen de maatregelen in het Belastingplan 2026 die gericht zijn op het klimaat. Het is belangrijk dat bedrijven worden gestimuleerd om bewuste keuzes te maken in hun productieproces, zodat iedereen op een eerlijke manier meedoet aan de klimaattransitie. Een voorbeeld daarvan is de voorgestelde verhoging van de afvalstoffenbelasting voor bedrijven vanaf 2030. Daarnaast bevat het wetsvoorstel stappen om het Nederlandse wagenpark verder te vergroenen. Zo wordt de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije auto's verlaagd en worden maatregelen genomen om de markt voor personenvervoer duurzamer te maken.

Ook op andere terreinen zien we vergroening terug. De vliegbelasting wordt gedifferentieerd: hoe verder de vlucht, hoe hoger de belasting. Voor werkgevers die vanaf 2027 nog fossiele auto's beschikbaar stellen, komt er een pseudo eindheffing van 12%. Verder wordt de belasting op leidingwater verhoogd en de CO2-heffing voor afvalverwerking aangescherpt. Tot slot heeft de Tweede Kamer een amendement van mijn partijgenoot Grinwis aangenomen, dat regelt dat CBAM-inkomsten uit 2026 en 2027 niet worden ingezet voor de korting op de brandstofaccijns, maar worden aangewend om bezuinigingen op en daarmee verschraling van het openbaar vervoer te voorkomen. Meer specifiek worden die inkomsten gebruikt als compensatie voor de verminderde inkomsten voor provincies en vervoersregio's. We juichen het erg toe dat dit amendement is aangenomen. Dat is goed voor het milieu en goed voor de regio.

De voorzitter:

De heer Schalk met een interruptie.

De heer Schalk i (SGP):

Ja, voorzitter, even op het laatste punt. Mijn vraag aan de heer Holterhues is: is dit ook goed voor ondernemers die bijvoorbeeld een transportonderneming hebben? Die worden op heel korte termijn ineens met enorme kosten geconfronteerd.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Er moet natuurlijk altijd een afweging worden gemaakt. Maar als je ziet wat dit oplevert voor het verbeteren van het openbaar vervoer in de regio, lijkt me dit een heel goede maatregel.

De heer Schalk (SGP):

Het lijkt klein als het gaat over 5 cent per liter, of 3,6 cent per liter voor diesel. Maar ik sprak een ondernemer die een omzet van 100 miljoen heeft. Daarvan bestaat 30 miljoen uit transportkosten. Deze maatregel kost hem gewoon 6 ton op jaarbasis. Hij zei tegen mij "Prima, maar doe het niet meteen. Kom dan over een halfjaar of over driekwart jaar met zo'n maatregel, maar niet zomaar per 1 januari." Is de heer Holterhues het met mij eens dat we als betrouwbare overheid dit zouden moeten infaseren?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Er is ook nog een andere urgentie, namelijk het slechte onderhoud van het openbaar vervoer, met name in de regio. Het lijkt me goed — dat is altijd een belangenafweging — dat ook daar geld naartoe gaat. Dat is de afweging die is gemaakt in de Tweede Kamer en daar staat onze fractie in de Eerste Kamer van harte achter.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Op zich kan ik daar wel in meekomen, want het is natuurlijk belangrijk dat het openbaar vervoer goed georganiseerd is en blijft, zeker naar de toekomst toe. Maar dat betekent wel dat je de maatregel ook wat later zou kunnen laten ingaan. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: we doen het wel, maar in plaats van per 1 januari doen we het over bijvoorbeeld een halfjaar.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

De afweging is natuurlijk wat zwaarder weegt. Is dat het punt dat de heer Schalk aanstipt, of is dat de staat van het openbaar vervoer, met name in de regio? Op dat punt is een andere afweging gemaakt in de Tweede Kamer.

De heer Van Strien i (PVV):

Er zijn de afgelopen jaren al diverse berekeningen gemaakt over hoe schadelijk die grenseffecten zijn, dus de te hoge belasting aan de Nederlandse kant in vergelijking met de belasting in de ons omringende landen België en Duitsland. Heel vaak hebben we gehoord dat het allemaal kantje boord is. De grens van mensen die gaan winkelen in het buitenland schuift steeds verder Nederland in, dus steeds verder van de grens gaan mensen naar Duitsland of België om inkopen te doen. Dat is een enorm nadeel voor de hele middenstand in de grensregio's. Dat ten eerste. Ten tweede gaat het direct om het geld dat automobilisten meer kwijt zijn. Ik vraag me af: heeft de heer Holterhues een idee van de verhouding tussen het aantal mensen dat voordeel heeft van het verder subsidiëren van het openbaar vervoer en het aantal mensen dat nadeel ondervindt van deze maatregel?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Ik denk te constateren dat de fractie van de ChristenUnie in de Tweede Kamer maar ook die in de Eerste Kamer daar niet hetzelfde over denkt als de fractie van de PVV. Voor ons is openbaar vervoer in de regio ontzettend belangrijk. Ik denk dan aan de student die naar de grote stad wil, aan ouderen die geen auto hebben en naar het ziekenhuis willen of aan de verpleegster die geen auto heeft en naar het ziekenhuis wil. Het is altijd een belangenafweging, zoals ik al zei in de vorige interruptie, maar het is goed dat daar geld naartoe gaat.

De voorzitter:

De heer Van Strien nog met een korte vervolgvraag.

De heer Van Strien (PVV):

Ik constateer dat dit geen antwoord is op de vraag. Het gaat erom in welke verhouding de mensen die voordeel van de maatregel hebben, staan ten opzichte van de mensen die daar nadeel van ondervinden. Hoeveel mensen hebben er voordeel van, in verhouding tot de enorme groep die gewoon verarmt in de grensstreken? Daar gaat het mij om.

De voorzitter:

Meneer Holterhues, wilt u daar nog op ingaan?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Ik constateer dat de brandstofaccijns een generieke maatregel is. Je gaat dus echt met hagel schieten op van alles en nog wat. Hier wordt gewoon geld vrijgemaakt voor het stimuleren van openbaar vervoer in de regio. Dat is goed voor de mensen die in de regio wonen en voor het milieu. Daarin maakt de ChristenUnie een andere afweging dan de PVV.

Waar was ik gebleven? Het ging over dit amendement. Onze fracties vinden het van belang dat deze koers — meer investeren in de regio, in het openbaar vervoer en in het milieu — wordt vastgehouden en dat de lasten eerlijk worden verdeeld, zodat de verduurzaming haalbaar en betaalbaar is voor iedereen. Deze maatregelen zijn in lijn met het principe dat de vervuiler betaalt. Toch zien we dat de CO2-heffing voor de industrie deels wordt verlaagd, terwijl de klimaatdoelen urgenter zijn dan ooit. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat jaarlijkse wijzigingen in autobelastingen en energieheffingen het investeringsklimaat ondermijnen? Wordt bij de kosten of correctie expliciet gekeken naar de impact op Caribisch Nederland, waar de importafhankelijkheid groot is?

Voorzitter. Ik wil nog stilstaan bij een laatste thema, namelijk de manier waarop de overheid de opbrengsten raamt en hoe zij daarover rapporteert. Belastingen vormen niet alleen de financiële basis van ons overheidsbeleid, maar zijn ook een krachtig instrument om gedrag te sturen en lasten eerlijk te verdelen. Juist daarom is het cruciaal dat het parlement beschikt over inzichtelijke en volledige verantwoordingsinformatie. Het recente rapport Verantwoord belasten - Voor een beter belastingbeleid van de Algemene Rekenkamer laat zien dat dit nu onvoldoende het geval is. De Rekenkamer concludeert dat de verantwoording over belastingontvangsten niet eenduidig en inzichtelijk is. De informatie is versnipperd over verschillende jaarverslagen, wijkt af van de rijksbegrotingsvoorschriften en sluit niet aan op internationale standaarden. Bovendien ontbreekt een verantwoording op transactiebasis, terwijl die juist de meeste toegevoegde waarde biedt. Ook risico's van juridische belastingprocedures blijven buiten beeld, terwijl deze miljarden kunnen kosten.

Daarnaast is er te weinig verantwoording over doelen en resultaten van belastingbeleid. Het Belastingplan dat wij op Prinsjesdag ontvingen, kent geen spiegelbeeld op Verantwoordingsdag. Er wordt niet systematisch gerapporteerd over de gerealiseerde effecten van fiscale maatregelen, noch over bredere doelen, zoals herverdeling of gedragsbeïnvloeding. Daarmee ontbreekt de basis om verschillen tussen ramingen en realisaties te verklaren en te leren voor de toekomst. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat het parlement inzicht krijgt in de verschillen tussen ramingen en realisaties, zodat kan worden geleerd en bijgestuurd? Hoe beoordeelt het kabinet het invoeren van de verplichting om bij grote fiscale maatregelen, bijvoorbeeld meer dan 500 miljoen, monitoring en rapportage op te nemen? We overwegen een motie daarover in tweede termijn.

Voorzitter. Een van de manieren om tot een betere raming en verantwoording te komen, is een stevige vereenvoudiging van ons belastingstelsel. Het stelsel is gewoonweg te complex. Het is te complex voor de Belastingdienst, het is te complex voor de overheid en het is te complex voor onze burgers. Door de wirwar van schijven, heffingskortingen en toeslagen weten veel mensen niet waar ze aan toe zijn. Sommigen komen zelfs in financiële problemen door terugvorderingen. Onze fracties pleiten daarom voor een eenvoudiger en eerlijker stelsel waarin werk altijd loont en financiële zekerheid beter bereikbaar wordt. Het gaat om een stelsel dat uitvoerbaar is en dat groener en gezonder is door vervuilend gedrag duurder en schoon gedrag goedkoper te maken. We hopen dat een volgend kabinet daarmee voortvarend aan de slag gaat, maar we zijn uiteraard ook benieuwd naar de ideeën die deze staatssecretaris over zo'n stelselhervorming heeft. We zien uit naar de beantwoording van onze vragen.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Holterhues. Ik zie nog een interruptie van de heer Kroon.

De heer Kroon i (BBB):

Dank aan meneer Holterhues voor zijn bespiegeling. Wij zijn het daar nog best over eens. Dan kom ik nader tot u en zeg ik: wie zonder zonde is werpe de eerste steen. Met dat motto heb ik eigenlijk twee vragen aan u. U gaf aan dat het, ook voor de onderkant van de samenleving en voor zzp'ers, voor kleine zelfstandige ondernemers, belangrijk is dat er een betrouwbaar belastingstelsel is. Dat is één. Twee. U maakt gewag van zorgvuldigheid bij het vaststellen van wat een raming is. Nu ga ik graag even naar een amendement van een collega van u uit de Tweede Kamer, namelijk het amendement-Grinwis over de youngtimerregeling. Is het niet zo dat dat amendement op beide onderwerpen tekortschiet, dus zowel qua accuraatheid van de ramingen als qua betrouwbaarheid van de overheid?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Ik had al verwacht dat er een vraag in deze richting zou komen. Ten principale is de fractie van de ChristenUnie in de Eerste Kamer voor de youngtimerregeling en dus voor dit amendement, omdat we graag elektrische auto's willen stimuleren. Ten principale zijn we dus voor dit amendement. De vraag is of het niet te snel gaat. Daarover hebben we vragen aan de staatssecretaris gesteld in de schriftelijke ronde. We zien uit naar de beantwoording van de vragen. Ongetwijfeld zal dit ook nog terugkomen in het debat hier. Daarvoor wachten we even de beantwoording en de toezeggingen van de staatssecretaris af.

De voorzitter:

De heer Kroon, met een beknopt geformuleerde vervolgvraag.

De heer Kroon (BBB):

U heeft die vragen al beantwoord gekregen. U zegt dat het de vraag is ... Kunt u die vraag eens beantwoorden? Wat vindt u van de overgangsregeling of van het ontbreken van een overgangsregeling, en de correctheid van de ramingen?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Ook daar was het natuurlijk ... Voorzitter, excuses dat ik het woord nam zonder dat u mij het woord gaf.

De voorzitter:

Nou, ik geef u het woord hoor, meneer Holterhues. U hebt het.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Ook daar is het natuurlijk een belangenafweging geweest, zeg maar. Dat amendement is er niet voor niets gekomen. Wij zijn ten principale voor het amendement. Je kunt inderdaad nog wel de vraag stellen: moet het nu zo snel? Ik kan me voorstellen dat we daar ook hier, in deze Kamer, naar kijken.

De heer Schalk (SGP):

Dat was een heel mooi antwoord van de heer Holterhues. Hetzelfde kan je dan toch ook toepassen op de interruptie die ik zojuist deed? Is het dan ook niet verstandiger om de verhoging van de benzine- en dieselprijzen — dat was overigens ook via een amendement-Grinwis — gefaseerd te doen? Zullen we die vraag dan ook samen aan de staatssecretaris voorleggen?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Dit is het probleem als je partij zo actief is in de Tweede Kamer: dan krijg je ook heel veel vragen in de Eerste Kamer. Die vragen kunnen natuurlijk altijd gesteld worden. Als u mij het mes op de keel duwt — wat u niet wil, zeg ik maar via de voorzitter — en als de heer Schalk vraagt of ik wil kiezen tussen benzine subsidiëren en investeren in het openbaar vervoer in de regio, dan kies ik toch echt voor dat laatste.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Hoe komt het nou dat uw collega, uw partijgenoot van de ChristenUnie in de Tweede Kamer, met amendementen komt waarbij je wat hij wil bereiken misschien wel kunt ondersteunen maar waarbij hij met hele rare dekkingen komt? Dat is het geval bij zowel de verlaging van de tarieven in box 3 als bij het amendement waarover wij zojuist spraken, met het afschaffen van de wet-Hillen en de youngtimerregeling die hij hier eigenlijk gewoon overboord gooit. Hoe kan het nou dat het doel wel goed is maar het middel eigenlijk affreus?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Ik weet niet of ik met de heer Van Rooijen deel dat dit zo'n rare dekking is. We constateren namelijk dat deze amendementen allemaal zijn goedgekeurd door meerdere partijen in de Tweede Kamer. Die amendementen hebben het allemaal gehaald.

Dan wat betreft de wet-Hillen. Iedereen voorziet dat de hogere belasting in box 3 ongewenst is en dat het niet zo heel erg handig is om de groep die meer belasting moet betalen in box 3 ook nog eens een keertje te benadelen met de wet-Hillen. Daarom is ervoor gekozen om het zo repareren, en daar sta ik ook achter.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Rooijen. Nee, toch niet. Dan de heer Koffeman met een interruptie. Ik wijs de leden er nog wel op dat we hier niet de derde termijn van de Tweede Kamer doen, maar de eerste termijn van de Eerste Kamer. In dat verband heeft de heer Koffeman het woord voor een interruptie.

De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter, ik moet wel even verwijzen naar de Tweede Kamer, maar ik wil er zeker geen derde termijn van maken. Er is gekozen voor abrupte afschaffing van de youngtimerregeling om elektrisch autovervoer te stimuleren, maar een gevolg daarvan is dat er nog steeds niks gedaan wordt aan het feit dat bedrijfsmatig gereden elektrische auto's na vijf jaar massaal over de grens verdwijnen. Dat betekent dat de tweedehandsautomarkt van elektrische auto's in Nederland nog steeds niet gestimuleerd wordt. Ik begreep net van de heer Holterhues dat hij best iets zou kunnen voelen voor fasering van maatregelen als de youngtimerregeling, maar zou hij ook iets voelen voor de zogenaamde e-timerregeling, waarbij ondernemers gestimuleerd worden om langer dan vijf jaar in hun elektrische auto te blijven rijden, zodat die elektrische auto's voor de tweedehandsmarkt beschikbaar komen?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Wij maken geen wetten in de Eerste Kamer, maar moeten reageren op wat tot ons komt vanuit de Tweede Kamer. Daar zouden we naar moeten kijken, maar dat is nu dus niet aan de orde.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Holterhues. Dan is de volgende spreker van de kant van de Kamer mevrouw Bakker-Klein. Zij spreekt namens de fractie van het CDA. Mevrouw Bakker, u heeft het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het is voor mij alweer de derde keer op rij dat ik namens het CDA het woord mag voeren over het pakket Belastingplan. Ik bewaar daarbij goede herinneringen aan de constructieve samenwerking met de staatssecretaris, toen nog fiscaal woordvoerder van de BBB.

Voorzitter. Ik heb nog eens teruggelezen wat in de afgelopen jaren onze inbreng is geweest. Een rode draad was eigenlijk steeds weer de noodzaak om te komen tot vereenvoudiging van ons belastingstelsel. Helaas moeten we ook bij dit Belastingplan constateren dat ons belastingstelsel weer complexer is geworden en dat de regeldruk opnieuw is toegenomen. Noodzakelijke beslissingen, zoals over de 30 jaartermijn voor de hypotheekrenteaftrek, de vereenvoudiging van het toeslagenstelsel, de problematiek rond box 3, de accijnzen op brandstof en de ICT-problematiek bij de Belastingdienst, worden weer verder doorgeschoven. Misschien is het ook wel een onmogelijke opgave voor een zittend kabinet om enerzijds de dagelijkse operatie aan te sturen en anderzijds te komen tot een ingrijpende hervorming en vereenvoudiging van ons belastingstelsel.

Voorzitter. De Vereniging voor Belastingwetenschap bestaat dit jaar 100 jaar en heeft recent het predicaat "koninklijk" gekregen. Naar de mening van de CDA-fractie zou deze vereniging, die vanuit haar aard niet politiek is, een belangrijke inspiratiebron kunnen zijn voor de politiek bij de totstandkoming van de door deze Kamer breedgedragen wens tot vereenvoudiging van ons belastingstelsel. Zij zou verder ook een inspiratiebron kunnen zijn voor uitvoering van de breed in deze Kamer aangenomen motie voor een onafhankelijke commissie. Deze zou naar onze mening geen nieuwe rapporten moeten schrijven, want die liggen er genoeg. En ook zou de commissie niet de verantwoordelijkheid van de politiek over moeten nemen, maar wel zou zij parallel aan een voortvarende aanpak door het volgende kabinet de politiek een spiegel kunnen voorhouden als het gaat om de juridische houdbaarheid en consistentie van voorstellen. Graag vernemen wij hierover de mening van de staatssecretaris.

Voorzitter. Een ander jaarlijks terugkerend fenomeen is dat we als Eerste Kamerfractie geconfronteerd worden met een Belastingplan waar meestal op het laatste moment door de Tweede Kamer amendementen aan toegevoegd zijn, waarvan we op voorhand al kunnen zien dat de impact daarvan onvoldoende is doordacht. Dat stelt ons ieder jaar weer voor een dilemma. Moeten we het Belastingplan goedkeuren, wetende dat de kwaliteit ervan op onderdelen onder de maat is, of moeten we het Belastingplan afkeuren omdat onderdelen onder de maat zijn, met als gevolg dat we Nederland in chaos storten?

Voorzitter. Ook dit jaar doet dit dilemma zich weer voor. Ik kijk dan bijvoorbeeld naar het amendement waarmee de youngtimerregeling op de schop gaat, zonder een gedegen impactanalyse. De staatssecretaris geeft bovendien aan dat de wetgever weliswaar formeel de bevoegdheid heeft om een belastingwijziging kort voor inwerkingtreding bekend te maken, maar hij erkent ook dat deze late bekendmaking in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daarom enkele vragen hierover aan de staatssecretaris. Ziet de staatssecretaris kans om met betrekking tot dit amendement op korte termijn, bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota, tot reparatiewetgeving te komen? En zo ja, is de staatssecretaris dan bereid om eventueel via een beleidsbesluit de invoeringstermijn van deze specifieke maatregel op te schorten in afwachting van die reparatiewetgeving?

Voorzitter. In het Belastingplan wordt een verhoging van 567 miljoen van de afvalstoffenheffing en de nationale CO2-heffing voorgesteld als compensatie voor het schrappen van de polymerenheffing. Afvalverbrandingsinstallaties zullen de kosten volledig moeten doorberekenen in de tarieven. Dat komt neer op circa 60% bij gemeenten en 40% bij bedrijven. Wanneer gemeenten deze kosten volledig verwerken in de afvalstoffenheffing, resulteert dit in een gemiddelde lastenstijging van €40 per huishouden per jaar. Die maatregel raakt huishoudens dus rechtstreeks in hun portemonnee. Ik heb hierover een vraag aan de staatssecretaris. Kennelijk wordt er nog steeds gezocht naar een alternatieve dekking. Als die wordt gevonden, is deze maatregel dan van de baan of is er ook nog een beoogd gedragseffect? Maar stel dat er beoogd wordt om een prikkel te geven aan het afvangen van CO2, terwijl de benodigde infrastructuur voor CO2-afvang en -opslag naar verwachting pas in 2031 gereed is, dan is er voor de AVI's gedurende meerdere jaren toch geen enkel handelingsperspectief, terwijl ze wel worden geconfronteerd met hoge kosten? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter, ten slotte. De Eerste Kamer heeft in een commissiebrief vragen gesteld over de cumulatieve weglekeffecten als gevolg van hogere brandstofaccijnzen in Nederland, de hogere tabaksaccijnzen en ook nog de hogere btw op logies. De heer Van Strien gaf terecht aan dat het CDA zich hier zorgen om maakt en er ook steeds aandacht voor vraagt. Ook bij deze behandeling vragen we hier aandacht voor. In de schriftelijke reactie van het kabinet wordt gesteld dat die effecten niet rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan die btw-verhogingen, maar onder aan de streep bevestigt het kabinet wel degelijk een weglekeffect.

De impactanalyse van de btw-verhoging op logies in de grensregio's liegt er ook niet om. In eerdere discussies hierover werd ons steeds voorgehouden dat rekening houden met grensregio's in fiscale regelingen ons belastingstelsel alleen maar complexer maakt, maar dat argument vindt het CDA steeds onbevredigender worden. Het alternatief is namelijk wat we nu doen: totaal geen rekening houden met effecten voor de grensregio's. Wat is dan nog de waarde van "elke regio telt"?

In de brief wordt gesteld dat grenseffecten altijd worden meegenomen in de beleidsvorming, ook in samenhang met andere beleids- en opbrengstdoelen, maar in diezelfde passage wordt aangegeven dat het minimaliseren van grenseffecten daarbij geen op zichzelf staand doel is. Kan de staatssecretaris aangeven hoe en met welk doel die weging dan wel plaatsvindt? We zien uit naar het debat en naar de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u zeer, mevrouw Bakker-Klein. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Apeldoorn. Hij spreekt namens de fractie van de SP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Belastingen raken de kern van wat de overheid doet en waar de overheid voor is. Tegelijkertijd raken ze bijna iedereen direct in de portemonnee. Met belastingen financieren we onze publieke voorzieningen: zonder belastingen geen wegen, geen scholen, geen zorg en geen politie. Maar belastingen zijn meer dan een financieringsinstrument. Ze zijn ook een essentieel middel om de markt te corrigeren en bij te sturen. De kapitalistische markteconomie kan economische groei voortbrengen, maar is ook een bron van structurele ongelijkheid. Dat is niet alleen een probleem vanuit het perspectief van rechtvaardigheid en vanuit democratisch oogpunt. Het leidt, zo blijkt uit tal van studies, uiteindelijk ook tot economische inefficiënties.

Daarnaast externaliseert de markt zonder overheidsingrijpen systematisch maatschappelijke kosten terwijl de winsten privaat worden toegeëigend. Dat geldt in het bijzonder voor milieu- en klimaatschade. Juist daarom is belasting geen noodzakelijk kwaad, maar een positief sturingsinstrument om te komen tot een eerlijker, fatsoenlijker en groener land. Is de staatssecretaris het met mij eens dat belastingen die bredere functie hebben?

Voor de SP is een eerlijk belastingstelsel gebaseerd op een helder uitgangspunt: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Dat betekent dat de effectieve belastingdruk stijgt met inkomen en vermogen. Dat is inclusief box 2 en box 3. Graag hoor ik of de staatssecretaris dit uitgangspunt onderschrijft.

Daarnaast biedt het fiscale instrument ook een kans tot het corrigeren van de grote ongelijke uitkomsten van de markt. Wat de SP betreft, zou een eerlijke verdeling idealiter al vóór belastingheffing beginnen, door eigendom en zeggenschap gelijker te verdelen. Maar vandaag spreken we over herverdeling via de fiscus. Juist daar moeten we constateren dat ons belastingstelsel ongelijkheid onvoldoende corrigeert en op onderdelen zelfs vergroot. De allersterkste schouders dragen helemaal niet de allerzwaarste lasten. Het is zelfs omgekeerd.

Daarnaast zet ons belastingstelsel nog steeds onvoldoende in op vergroening en verduurzaming. Zo vind ook mijn fractie dat de nu voorgestelde verlaging van het CO2-tarief voor broeikas- en lachgasinstallaties een stap in de verkeerde richting is. Dit kabinet heeft al te weinig laten zien met betrekking tot verduurzaming. Zoals we allemaal weten, worden op deze manier de klimaatdoelen niet gehaald. Met het de facto afschaffen van de CO2-belasting voor industrie gaan opnieuw de kortetermijnbelangen van het bedrijfsleven ten koste van het langetermijnbelang van ons allemaal en ten koste van onze brede welvaart. Mijn fractie wil morgen graag van de regering horen, vermoedelijk van de minister, hoe die hiertegen aankijkt. Erkent de minister dat met deze voorgestelde verlaging van het CO2-tarief de prikkel om te verduurzamen voor dit deel van de industrie afneemt?

Voorzitter. In de rest van mijn betoog richt ik me op het oneerlijke karakter van onze belastingheffing. Ik constateer dat het Belastingplan 2026 daar opnieuw weinig aan doet en het in sommige opzichten nog erger maakt.

De voorzitter:

In de tussentijd heeft de heer Kroon een interruptie.

De heer Kroon i (BBB):

Ik had de indruk dat het blokje milieu en klimaat afgerond was.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Correct.

De heer Kroon (BBB):

Daar had ik nog een vraag over. Ik hoor uw zorg, maar ik hoor niet dat u zich zorgen maakt om al die bedrijven die vandaag de dag zonder handelingsperspectief de keuze maken om te sluiten of uit Nederland te vertrekken. Dat heeft ook invloed op onze samenleving. Hoe kijkt u daarnaar?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik denk dat de heer Kroon eerst zou moeten onderbouwen om hoeveel bedrijven het gaat. Hoeveel bedrijven dreigen hier te vertrekken? Vooralsnog zie ik die massale uittocht niet. Bovendien kunnen we daar ook op andere manieren wat aan doen. Ik vind het zeker belangrijk dat wij in Nederland ook maakindustrie behouden, maar die maakindustrie moet wel gedwongen worden om te verduurzamen. Dat betekent dat je daar ook in de fiscale sfeer voldoende prikkels voor nodig hebt. Soms kun je tegelijkertijd iets doen met subsidies. Je kunt er ook voor zorgen dat die bedrijven hier uiteindelijk onder goede omstandigheden kunnen blijven investeren. Maar als die prikkels er niet zijn, zullen ze ook niet verduurzamen.

De heer Kroon (BBB):

Ik wil u graag helpen. Ik ken de nummers ook niet uit mijn hoofd, maar kijk bijvoorbeeld naar Chemelot in het zuiden. Dat is overigens een klassieke arbeidersregio. Daar lopen de bedrijven in de chemische industrie eigenlijk allemaal weg. Dat is ook het geval in de Rotterdamse haven; alles wat te maken heeft met biofuels en chemie loopt daar weg. De meeste mensen zien het dus wel. Peter Wennink zei vorige week in zijn rapportage dat het ontbreken van die bedrijven in de economische schakel van Nederland slecht is voor het toekomstige verdienvermogen. Leven wij dan in een parallelle wereld? Hoe zit dat?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik denk dat de vraag vooral is: wat voor industrie wil je in Nederland hebben? Een industrie die vervuilend is, die zorgt voor een enorme uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen, die niet bijdraagt aan het halen van onze klimaatdoelen maar die ervoor zorgt dat die steeds verder uit het zicht verdwijnen, zouden we uiteindelijk niet moeten willen hebben in Nederland. We moeten dus industrie behouden in Nederland, maar tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat die industrie groener wordt. Dat kan je onder andere doen via fiscale prikkels. Dat betekent niet dat je de industrie wegjaagt; dat betekent dat je industrie de prikkel geeft om groener en schoner te worden en om op een andere manier te opereren. Dat geldt ook voor de chemische industrie van Chemelot.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Kroon.

De heer Kroon (BBB):

Ik vat het dan even samen. U kiest ervoor dat de schoonste chemische industrie van Europa uit Nederland verdwijnt en zich vestigt in die landen waar de milieudruk en de milieuwetgeving lager zijn om daar vervuilender door te gaan.

De voorzitter:

De heer Van Apeldoorn, voor een reactie. Daarna vervolgt hij zijn betoog.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter, dank voor het woord. Die stelling wil ik niet onderschrijven. Daar ga ik niet in mee. Er is volgens mij geen bewijs dat er op dit moment sprake van is dat die chemische industrie uit Nederland vertrekt. Daar is de SP zeker niet voor. Als het al zou dreigen, dan zouden we het ook op andere manieren kunnen voorkomen. Daarvoor hoeven we niet de prikkel tot verduurzaming, zoals deze is opgenomen in dit Belastingplan, te verlagen.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog, met uw instemming. Wat de SP betreft moet werken lonen. Helaas zijn de lasten op arbeid nog steeds veel te hoog. Voor de SP betekent dit dat we arbeid minder moeten gaan belasten en kapitaal meer. We moeten dus naar een andere verhouding toe dan de huidige. In de huidige verhouding ligt, afhankelijk van de conjunctuur, het aandeel van het kapitaal rond de 20% en wordt de helft door arbeid opgebracht, terwijl het juist ook de arbeid is die de winst mogelijk maakt.

Zoals in het rapport van de Algemene Rekenkamer Verantwoord belasten te lezen is, is ons inzicht in de daadwerkelijke verdeling van de lasten tussen arbeid en kapitaal beperkt, in zoverre dat wat als inkomen wordt gerekend deels ook inkomen uit kapitaal, uit vermogen, betreft. Inderdaad zouden we ook willen sturen op wat een goede belastingmix zou zijn. Is de staatssecretaris het met ons eens dat ook het parlement, als medewetgever, daar meer inzicht in moet krijgen en dat dat op dit moment onvoldoende het geval is? Het is wat ons betreft spijtig dat we die cijfers nu nog niet hebben. Het is helemaal spijtig dat we die ook niet van de meest recente jaren hebben. Ik sluit hier voor het overige graag aan bij wat collega Holterhues hierover gezegd heeft.

Is de staatssecretaris het, los van de cijfers, met mij eens dat we arbeid minder moeten zouden belasten en dat dat ook gewoon goed is voor onze economie? Zo ja, hoe kijkt hij dan aan tegen zijn eigen Belastingplan?

We moeten de lastenverdeling tussen arbeid en kapitaal verschuiven ten gunste van arbeid, maar we moeten binnen de laatste categorie — ik heb het dan over de inkomstenbelasting — ook meer dan nu kiezen voor het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Te vaak heeft dit kabinet voor het omgekeerde gekozen. We zien dit ook weer terug in het Belastingplan. Door het beperken van de inflatiecorrectie — dat is technisch de "tabelcorrectiefactor", die slechts 52,8% is — zijn het wederom niet de sterkste schouders die de zwaarste lasten dragen. Deze truc, hoewel niet zichtbaar voor de meeste mensen, treft, in ieder geval relatief, vooral ook de lage en middeninkomens. Erkent de staatssecretaris dit? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen? Waarom wordt het elke keer weer gezocht bij de lagere inkomens?

Dit kabinet had namelijk geld nodig, onder andere door het niet doorgaan van de verhoging van de btw op sport, cultuur en media. Waar haalt dit dubbeldemissionaire kabinet dan het geld vervolgens vandaan? Bij de lage inkomens en middeninkomens die, nadat de algemene heffingskorting ook al verlaagd was in het vorige belastingplan, nu opnieuw het gelag moeten betalen. Waarom is de beperking van de inflatiecorrectie niet alleen toegepast op de hoge inkomens, die in de derde schijf? Waarom is er niet voor gekozen die schijf te bevriezen in plaats van het geld bij de hardwerkende, maar minder goed verdienende Nederlander te halen, juist als je vindt dat werken moet lonen? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Een structureel probleem in onze samenleving blijft de extreem grote vermogensongelijkheid, zoals onder andere in kaart gebracht door een interdepartementaal beleidsonderzoek en door het CPB. Ik citeer het ibo nog maar eens, al vrees ik dat dit bij dit inmiddels dubbeldemissionaire kabinet aan dovenmansoren gericht is: "Een te scheve vermogensverdeling kan negatieve effecten hebben op de economie en maatschappij als geheel, en vergroot de kansenongelijkheid." Maar dit kabinet had lak aan de analyse en aanbevelingen van het ibo. We kunnen alleen hopen — al vrees ik het ergste als straks naast de VVD ook nog JA21 aanschuift — dat het volgende kabinet het hardnekkige probleem van vermogensongelijkheid wel serieus neemt.

Intussen leven we nog steeds in een land waarin de top 10% rijkste huishoudens maar liefst 60% van het vermogen bezit en de 0,1% rond de 10% à 11%. Hoe scheef wil je het hebben? Het wordt nog schever als je het eigen woningbezit niet meerekent. Dan bezit de top 10% ongeveer 80% van het totale vermogen. Al even extreem ongelijk is de verdeling van het zogenaamde aanmerkelijk belang, box 2 dus, oftewel het grootaandeelhouderschap. De top 10% bezit hier rond de 95% van het totaal. 95%! Hoeveel schever zou deze verdeling moeten worden, wil deze staatssecretaris de vermogensverdeling te scheef vinden?

Vorig jaar heb ik de minister van Financiën hierover bevraagd. Ik heb van hem begrepen dat hij de verdeling van het bezit in ons land helemaal niet te scheef vindt, of althans dat hij daar geen uitspraken over wil doen. Maar heel veel schever kan het bijna niet. Daarbij moeten we er ook nog eens van uitgaan dat het een onderschatting is, omdat veel vermogen niet opduikt in de officiële statistieken omdat het de fiscus ontduikt. Het feit dat vermogen veel minder belast wordt dan inkomen uit arbeid, blijft de SP-fractie daarbij een enorme doorn in het oog. Dit kabinet heeft het alleen maar erger gemaakt en daarmee de vermogensongelijkheid eerder aangejaagd dan teruggedrongen. Erkent de staatssecretaris dat?

Dit kabinet, dat naar we mogen aannemen en hopen aan zijn laatste Belastingplan heeft gewerkt, heeft vooral de kassa voor het kapitaal laten rinkelen. Het stond destijds in geen enkel verkiezingsprogramma, maar op basis van mede het initiatief van de heer Heijnen, toen nog in zijn rol als BBB-senator, werden onder andere de belasting op de inkoop van eigen aandelen en de verhoging van het box 2-tarief weer teruggedraaid. Alleen al het eerste betreft — we hoorden het collega Martens ook zeggen — een cadeau van structureel 2,2 miljard per jaar voor het grootkapitaal. Ook hier betaalt de werkende klasse, de hardwerkende Nederlander, de prijs; die is dus de klos. Ik had het natuurlijk ook niet verwacht, maar stel toch vast dat het voorliggende Belastingplan geen van deze eerdere cadeaus aan het grootkapitaal terugdraait en ook niets doet aan de extreme vermogensongelijkheid.

Het is nog veel erger. In ons land worden de rijken en de superrijken niet zwaarder, maar minder zwaar belast dan de gemiddelde hardwerkende Nederlander. Zoals ik ook vorig jaar betoogd heb op deze plek, heeft Nederland geen progressief maar een degressief belastingstelsel. Collega Martens — ik zie dat hij er nu niet is — zei hier eerder ook al behartigenswaardige dingen over. Dit is ook allemaal keurig gedocumenteerd door het CPB. Waar heb ik het over? De belastingdruk stijgt weliswaar naarmate je meer verdient, maar deze progressie houdt op zodra we naar de allerrijksten kijken, want vanaf de top 10% neemt de belastingdruk weer af. Voor de top 0,01% is deze nog maar 27,8%; dat is minder belastingdruk dan voor de meeste middeninkomens. Deze cijfers houden dan nog niet eens rekening met indirecte belastingen, die zoals we weten vooral de lage inkomens treffen. Nemen we die indirecte belastingen wel mee, dan daalt de belastingdruk voor de allerrijksten tot slechts 20% terwijl de gemiddelde belastingdruk zo'n 40% is, voor zover de allerrijksten die lagere belasting ook betalen en niet effectief weten te ontwijken via allerlei trucs. Ik heb het zijn voorganger ook gevraagd, dus ik vraag het hem ook nog eens: wat vindt de staatssecretaris er eigenlijk van dat in Nederland de sterkste schouders helemaal niet de zwaarste lasten dragen? Aan dit omgekeerde robinhoodbeleid moet echt eindelijk een einde komen. Het is spijtig dat de hele vorming van box 3 vooralsnog niet te baat is genomen om eindelijk eens met een echte vermogensbelasting, een miljonairsbelasting, te komen.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Waar de overige wetsvoorstellen in dit pakket uiteindelijk wel op onze instemming kunnen rekenen, geldt dat niet voor het Belastingplan zelf. Niet alleen doet het te weinig aan vergroening — sterker, het maakt deels de omgekeerde beweging — het doet vooral veel te weinig aan de oneerlijke verdeling van de lasten tussen arbeid en kapitaal en tussen de lage en hoge inkomens. Sterker nog, ook hier bevat het Belastingplan elementen die de werkende klasse nog meer laten betalen terwijl de rijken opnieuw ontzien worden. Dat kan uiteraard niet rekenen op de steun van de SP. Maar dat neemt niet weg dat wij uitkijken naar de beantwoording van de staatssecretaris.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn, heel hartelijk dank voor uw bijdrage. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Moonen. Zij spreekt namens de fractie van D66.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Moonen i (D66):

Voorzitter. Het Belastingplan is elk jaar een van de meest bepalende wetten die deze Kamer behandelt. Er worden keuzes gemaakt over de samenleving die wij willen zijn, wat we willen stimuleren en waar we willen bijsturen. Voor de D66-fractie zijn er drie hoofdonderwerpen: duurzaamheid, herverdeling en vereenvoudiging. Hoe geven we de belastingen zo vorm dat duurzaam gedrag wordt gestimuleerd, hoe zorgen we dat de belastingen op een eerlijke manier over de samenleving zijn verdeeld en hoe maken we het stelsel eenvoudiger en eenduidiger? Het recente rapport Verantwoord belasten van de Algemene Rekenkamer geeft een stevig en eerlijk oordeel over ons belastingstelsel en de manier waarop wij het fiscaal beleid beoordelen. Er is te weinig systematisch inzicht in de doelen, de werking en de resultaten van de belastingmaatregelen, terwijl er aan iedere belastingmaatregel wel een doel ten grondslag ligt. Er wordt echter niet structureel geëvalueerd of die doelen daadwerkelijk met die maatregelen worden behaald. Hoe anders is dat bij de rijksbegroting? Zelf was ik een tijdlang plaatsvervangend directeur van de Inspectie der Rijksfinanciën. Wij deden doorlichtingen op beleidsartikelniveau in de rijksbegroting: wat was het doel, wordt het doel al dan niet bereikt en hoeveel geld gaat daarin om? Dat vindt heel systematisch plaats aan de rijksbegrotingskant. Dat is echter niet zo aan de kant van de belastinginkomsten en -uitgaven. Dat is zorgelijk, want het belastingplan is een krachtig instrument en er gaan vele miljarden in om.

Doordat we geen zicht hebben op doelen en resultaten lopen we ook het risico dat we met miljarden aan fiscale kortingen en heffingen bezig zijn zonder te weten of ze nu echt verschil maken of niet. De Algemene Rekenkamer doet heldere aanbevelingen in zijn rapport om de informatiepositie van beide Kamers te verbeteren. De heer Holterhues heeft daarover een heel goede motie opgesteld die wij als fractie van D66 dan ook ondersteunen om recht te doen aan de aanbevelingen van de Rekenkamer.

Voorzitter. Ik kom op belasting om duurzaam gedrag te bevorderen en zo bij te dragen aan een sterke, rechtvaardige en groene economie. In dit Belastingplan gaat het kabinet verder met het afschaffen van de fiscale voordelen voor groen beleggen. De D66-fractie zet zich al lange tijd in voor het behoud ervan. Hoewel de afschaffing met één jaar wordt uitgesteld, namelijk tot 2028, wordt de vrijstelling voor groene beleggingen al wel gehalveerd. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland constateerde dat door het afschaffen van deze fiscale faciliteit de regeling niet meer kan bijdragen aan relevante beleidsdoelen zoals stikstofreductie, energietransitie en klimaatadaptatie. De voorganger van de staatssecretaris, de heer Van Oostenbruggen, constateerde zelfs in zijn antwoord op een van de vragen van D66 dat hier sprake is van beleidsinconsistentie. Beste mensen, het komt niet vaak voor dat een staatssecretaris in antwoord op een vraag zegt "we zijn beleidsinconsistent". We hebben duurzame ambities, we hebben een zeer goed en doeltreffend instrument — dat geeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ook aan — maar dat gaan we afbouwen en afschaffen, terwijl de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat deze maatregel een van de meest doelmatige en doeltreffende belastingmaatregelingen is die wij kennen.

Het afschaffen van deze maatregel heeft als gevolg dat ongeveer 1.250 investeringen in groene projecten met een totaal projectvermogen van rond 1,6 miljard niet meer onder de Regeling groenprojecten in behandeling kunnen worden genomen. De Algemene Rekenkamer zegt hierover dat op termijn de groene beleggingen eerder teruglopen naar nul, helemaal weg. En dat terwijl we het volgens dezelfde Algemene Rekenkamer hebben over een van de meest doeltreffende en doelmatige instrumenten die we hebben.

De heer Kroon i (BBB):

Het onderwerp "eerlijk" in uw betoog hebben we nog niet besproken, maar we hebben net wel twee bijdragen gehad, van meneer Martens en van meneer Van Apeldoorn, waarin werd gesproken over vermogensongelijkheid. Is het nou niet zo dat van deze regeling juist gebruik wordt gemaakt door mensen die al heel hoog in het vermogen zitten en/of een heel goede arbeidspositie en inkomstenpositie hebben? Hoe verhoudt uw pleidooi hiervoor zich tot dit onderwerp? Ten tweede. Als je duurzaam verantwoord wilt beleggen, dan doe je dat als mens vanuit een soort altruïsme; zo is mijn gevoel. Je hebt het namelijk goed voor met de wereld. Maar betekent dat dan dat altruïsme alleen bestaat als je daardoor ook een beter rendement maakt?

Mevrouw Moonen (D66):

Om met het laatste te beginnen: blijkbaar is het niet alleen altruïsme van degenen die meedoen. Uit het onderzoek blijkt dus dat, als we die fiscale voordelen afschaffen, de belangstelling inderdaad terugloopt naar nul. Dus blijkbaar is het, om deze regeling effectief te houden, noodzakelijk dat er een fiscaal voordeel wordt gegeven. Dat komt uit de cijfers; ik kan niet anders zeggen. Dat is gewoon zoals het is en zoals het werkt.

De heer Kroon (BBB):

En wat vindt u daar dan van?

Mevrouw Moonen (D66):

Ik denk dat het niet zo van belang is wat ik hiervan vind. Waar ik hier namens de fractie van D66 voor sta, is voor doelmatig en effectief beleid, dat doelstellingen als klimaat en stikstofreductie worden gehaald. We hebben hiermee blijkbaar, zo zegt de Algemene Rekenkamer, niet alleen voor dit doel maar überhaupt de meest doelmatige belastingmaatregel die we in het hele pakket hebben zitten. Die werkt dus; die doet wat hij moet doen. We schaffen iets af wat werkt. Daar zit mijn bezwaar. Ik schaf liever iets af wat niet werkt in plaats van iets wat werkt.

De voorzitter:

Kort, tot slot, de heer Kroon.

De heer Kroon (BBB):

En uw reflectie op "eerlijk" en vermogensverschillen?

Mevrouw Moonen (D66):

Ja, dat is een belangrijk punt. Ik kom nog op die vermogenskwestie. Het kan zo zijn, maar ik heb me niet zozeer verdiept in hoe hoog de vermogens zijn van degenen die meedoen. Dat weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat altruïsme in alle lagen van de samenleving zit. Ik hoor bijvoorbeeld van de Triodos Bank altijd terug dat mensen met een kleine portemonnee uit maatschappelijke bewogenheid ook meedoen aan deze regelingen, en zeker niet alleen de hoger vermogenden. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook: waarom schaft u zo'n effectieve regeling af? En bent u het eens met uw voorganger Van Oostenbruggen dat dit afdoet aan de effectiviteit van een goedlopende regeling?

Voorzitter. Er zijn een aantal goede maatregelen in dit pakket, zoals doorgaan met de Energie-investeringsaftrek, de Milieu-investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving van milieu-investeringen en ook de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk. Dat zijn krachtige instrumenten. Ze helpen ondernemers investeren in duurzame technologie en innovatie, iets wat zeer belangrijk is, ook als we kijken naar het rapport-Wennink. Deze regelingen dragen bij aan technologische innovatie, en dat maakt onze economie klaar voor de toekomst.

Ook steunt de D66-fractie het wetsvoorstel om de vliegbelasting te differentiëren. Ik hoef niet uit te leggen wat er allemaal staat, maar wij zijn daar dus voorstander van, ook omdat de luchtvaart een van de sectoren is die nog achterlopen in de verduurzaming, terwijl de impact op klimaat en leefomgeving groot is. Mijn vraag aan de staatssecretaris is wel hoe deze tarieven tot stand zijn gekomen. Zijn ze voldoende gedifferentieerd en voldoende hoog om daadwerkelijke gedragsverandering teweeg te brengen, waardoor er ook een bijdrage ontstaat voor het milieu?

Voorzitter. Ik kom op het tweede onderdeel: lage belastingen op arbeid en hoge belastingen op vermogen. D66 vindt namelijk dat werken moet lonen. Werken voor je geld zou meer moeten opleveren dan het rendement op vermogen; dat is de zienswijze van de fractie van D66. Het Belastingplan zet een aantal stappen in de goede richting, zoals het verder verhogen van de arbeidskorting. Dat heeft dus onze steun. Dat is effectief voor de middeninkomens, die vaak ook het gevoel hebben dat ze er ondanks hard werken in inkomen niet op vooruitgaan. Het is goed dat we voortgang boeken in het eerlijk belasten van vermogen. De overgang naar een stelsel waarin het werkelijk rendement wordt belast, is complex maar noodzakelijk, want een duurzaam en rechtvaardig belastingstelsel vraagt dat arbeidsinkomen lager wordt belast dan kapitaalinkomen. Daarom vindt de fractie van D66 het juist teleurstellend dat het forfait voor overige bezittingen in box 3 komt te vervallen door het amendement-Grinwis. Er is hier al meer over gezegd door de voorgaande sprekers. Wij zijn geen voorstander van het terugdraaien van die maatregelen in box 3, maar dat is gebeurd in de Tweede Kamer. Onze vraag aan de staatssecretaris is wel: wat vindt de staatssecretaris ervan dat de budgettaire derving wordt gedekt door een versnelde afbouw van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld?

De fractie van D66 is zeer verheugd dat het verlaagde btw-tarief voor media, cultuur, boeken en sport behouden blijft. Dat speelde vorig jaar en was in dit debat een groot issue. Mijn fractie heeft zich er in de Tweede en Eerste Kamer sterk voor gemaakt, maar zeker niet alleen. Veel partijen hebben zich hiervoor sterk gemaakt, ook in de Eerste Kamer. Wij zijn zeer verheugd dat dit is gelukt. Media, cultuur, boeken en sport zijn een fundament van onze samenleving van leren, cultuurbehoud, mentale gezondheid en maatschappelijke samenhang. Wel vindt mijn fractie het opvallend dat het kabinet de tabelcorrectiefactor beperkt toepast om zo de maatregelen te dekken. Eigenlijk is de tabelcorrectiefactor bedoeld om jaarlijks voor inflatie te corrigeren. Het is niet heel chic om dat middel als dekking in te zetten. Tegelijkertijd begrijpen we ook dat er een dekking gevonden moest worden en dat was helemaal niet gemakkelijk. Ook dat is een realiteit.

De heer Hartog i (Volt):

Precies op dit punt krijg ik een beetje een "clown Bassie"-gevoel. We hebben hier vorig jaar uitgebreid over gesproken en hebben zelfs gezegd dat we opnieuw over de Belastingwet zouden moeten gaan stemmen. Het punt van de Volt-fractie was destijds precies om dit niet via de inkomensheffing te doen, maar op een andere manier. We hebben hiertoe zelfs voorstellen gedaan en er moties over ingediend. En wat vind ik dan? Dan vind ik D66 op mijn weg, mét het CDA en de SGP. We trekken samen op om die verhoging terug te draaien. We vragen om compensatie, maar daar komen ze in de Tweede Kamer niet uit. Wij accepteren dan gewoon de wet zoals die voorligt, mét steun van D66. En dan krijg ik een "clown Bassie"-gevoel. Hoe kan mevrouw Moonen nou verdedigen dat dit wel is gebeurd?

Mevrouw Moonen (D66):

Dit verdedig ik heel graag. Ik heb destijds al gezegd, ook na een eerdere interruptie van Volt op precies hetzelfde punt, dat er een politiek akkoord lag waarin de zittende regering met een beleidsregel heel duidelijk heeft gemaakt dat het tarief wordt verlaagd, omdat er een politieke afspraak ligt. Mij is toen ook de vraag gesteld waar we blijven als we in dit land niet meer kunnen vertrouwen op een politieke afspraak tussen een Kamer en een zittende regering. De D66-fractie heeft steeds vertrouwen gehouden in de regering op basis van deze politieke afspraak, en de regering heeft woord gehouden. Ze hebben precies gedaan wat ze voorstelden dat ze zouden doen. Dat doet mij deugd, want de politiek heeft een voorbeeldfunctie voor het land. Als politici elkaar niet meer vertrouwen, hoe kunnen we dan vragen dat mensen elkaar vertrouwen?

De heer Hartog (Volt):

Op dat punt hebben we misschien een iets andere uitleg van de situatie. Wat de Volt-fractie betreft hadden we de afspraak dat we vertrouwen dat we er met z'n allen uitkomen en daarom stemden we in met de wet. Het resultaat daarvan is dat de regering effectief zei: we komen er niet uit, dus doen we die tabelcorrectie maar. We hebben dat toen aan de kaak gesteld en iedereen hier in de Kamer zat rond te kijken met een blik van "waar heeft hij het over?" Ik heb het erover dat het resultaat van die btw-maatregel disproportioneel neerkomt op de middeninkomens. Ik vraag nogmaals aan D66 hoe het met een verhaal kan komen over inkomensongelijkheid, terwijl het die maatregel heeft gesteund.

Mevrouw Moonen (D66):

Stel dat het btw-tarief was verhoogd voor media, cultuur, boeken en sport, dan zou dat haaks hebben gestaan op zaken waar D66 en ook veel partijen in deze Kamer voor staan. Ik noemde dat net al. Voor ons is leren te ontwikkelen, cultuurbehoud, mentale gezondheid het fundament van onze samenleving. Voor ons telt dit zeer zwaar. Niet alleen voor D66, maar voor veel partijen in deze Kamer was het belangrijk dat deze btw-tariefsverhoging niet door zou gaan. Er is een belangrijke politieke afspraak gemaakt, ook in de Tweede Kamer, en daarop hebben wij steeds vertrouwd. Dat vertrouwen is helemaal niet beschaamd. Het is precies gegaan zoals we dat met elkaar hebben afgesproken. Ik ben er ontzettend verheugd over dat het parlement en zittende kabinetten zo kunnen samenwerken. Dat iets zo nog kan in dit land, is iets wat we dienen te koesteren. Zo kijk ik er tegen aan.

De voorzitter:

De heer Hartog, tot slot.

De heer Hartog (Volt):

Geweldig dat het zo kan in dit land. Maar ik vind het nog steeds een beetje een ontwijkend antwoord. De vraag blijft: waarom kies je er dan niet voor om bijvoorbeeld die ondoelmatige vrijstellingen op de winstbelasting af te schaffen, zoals wij hebben voorgesteld? Dat zijn ondoelmatige fiscale regelingen. Daar kun je het mee eens zijn of niet, maar waar het mij vandaag om gaat is dat D66 er toen voor heeft gekozen om de druk te leggen op de lage inkomens en middeninkomens. En nu betreurt D66 het dat de regering dat steeds meer doet. Wat mij betreft is dat niet uitlegbaar aan een kiezer. Daarom vraag ik mevrouw Moonen om daar toch nog een keer op te reflecteren.

De voorzitter:

Een korte reactie van mevrouw Moonen, die daarna haar betoog vervolgt.

Mevrouw Moonen (D66):

Ik gaf al aan dat wij als grote lijn voor het hele Belastingplan voor een verschuiving zijn. Daar zal ik straks nog iets meer over zeggen. Vermogen en kapitaal mogen zwaarder belast worden en arbeid minder. Die grote lijn zullen we altijd vasthouden, omdat we vinden dat werken moet lonen en dat meer werken meer moet lonen. Dat blijft de consistente lijn die we hadden en zullen behouden.

Dan wil ik verdergaan met mijn betoog. Kan de staatssecretaris toelichten waarom ervoor gekozen is om een lastenverzwaring op arbeid als dekking te gebruiken? Welke alternatieve dekking heeft de staatssecretaris overwogen? Waarom kiest hij ervoor om dit nu inkomensneutraal te dekken en niet met een nivellerende maatregel?

Dan wil ik door met het laatste blok. Dat is de vereenvoudiging van het belastingstelsel. Het belastingstelsel dient naar het idee van D66 begrijpelijk en werkbaar te zijn voor burgers, voor ondernemers en voor de Belastingdienst. Het huidige belastingstelsel is te complex geworden. Dat zorgt voor onbegrip en voor wantrouwen en er ligt een immense druk op de uitvoering. Ook uit de uitvoeringstoetsen van dit Belastingplan blijkt dat een aantal maatregelen nog steeds veel vragen van de Belastingdienst om uit te voeren. Het is dan ook echt tijd om het belasting- en toeslagenstelsel te hervormen. Mijn fractie hoopt dan ook zeer dat er snel een nieuw kabinet komt en dat de nieuwe bewindspersonen hier werk van maken. De vraag aan de staatssecretaris is of hij bereid is om alvast een begin te maken voor de voorbereiding. Er liggen natuurlijk al heel veel rapporten van commissies, bouwstenennotities et cetera. De collega's spraken daar ook al over. Er ligt dus al heel veel waardevol werk. De vraag is dus eigenlijk of de staatssecretaris hier al een start mee kan maken, om geen tijd te verliezen. D66 wil een eerlijker belastingstelsel dat werk beloont en waarbij de vervuiler betaalt. D66 wil dat de belasting verschuift van arbeid naar vervuiling en gebruik van grondstoffen. En we willen dat de prijs van grondstoffen en van vervuilende producten in de maatschappelijke kosten wordt meegenomen.

Tot slot vinden we ook veiligheid en defensie cruciaal. Kosten hiervoor mogen niet ten koste gaan van de samenleving die we juist willen beschermen. Daarom gaat er als het aan D66 ligt geen euro minder naar deze onderwerpen, net als naar onderwijs en het sociale vangnet.

Ik kom tot een afronding. Het Belastingplan 2026 is met zijn beleidsarme karakter kort van stof. Dit land en de mensen vragen om een visie en duidelijke keuzes voor Nederland. De inwoners en de ondernemers vragen om een begrijpelijk en werkbaar belastingstelsel. Mijn fractie vertrouwt erop dat deze visie deel gaat uitmaken van het Belastingplan 2027 en dat er doorbraken zullen volgen met een nieuw stelsel.

Mijn fractie ziet met belangstelling de antwoorden van de staatssecretaris tegemoet en dankt de ambtenaren van het ministerie van Financiën, die in een korte tijd twee grote vragenrondes van antwoorden hebben voorzien.

De voorzitter:

Dank u zeer, mevrouw Moonen, voor uw bijdrage.

Met een blik op de klok schors ik de vergadering voor de dinerpauze tot 19.00 uur. Na de dinerpauze gaan we door met de behandeling van het Belastingplan.

De vergadering wordt van 17.59 uur tot 19.00 uur geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de eerste termijn van de kant van de Kamer in het debat over het pakket Belastingplan 2026. De volgende spreker van de kant van de Kamer is de heer Schalk. Ik geef hem graag het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Zo net na de maaltijd zal ik luchtig beginnen. Maar let op, de verdieping zit halverwege en het venijn zit in de staart.

Laat ik luchtig beginnen met een citaat dat mij door het hoofd speelde toen ik begon met het nadenken over dit Belastingplan. Dat was het citaat "Ik wou niet, maar het moest, zeiden ze." Ik vroeg me af waar dat citaat nou toch vandaan kwam. Uiteindelijk heb ik het in de familieapp gegooid en gelukkig kwam er meteen een dochter die me vertelde dat het een citaat was uit Pluk van de Petteflet. Als Pluk met de familie Stamper aan zee is en een meeuw eieren moet uitbroeden in de braadpan, roept die meeuw "Ik wou niet, maar het moest, zeiden ze".

Dat is eigenlijk ook aan de orde bij belastingen. Niemand wil het, maar het moet. Oftewel: iedereen heeft belang bij belastingen, maar niemand zit erop te wachten. Hoewel, vorige week overkwam mij iets bijzonders. Ik noemde het al voor de pauze: ik had telefonisch contact met een ondernemer, een eigenaar van een internationaal opererend bedrijf met een omzet van 100 miljoen, waarvan 30 miljoen vervoerskosten. Die ondernemer krijgt te maken met hogere lasten omdat in de Tweede kamer het amendement-Grinwis werd aangenomen, waardoor de benzine 5,5 cent duurder wordt en de diesel 3,6 cent. Die ondernemer, met zijn 30 miljoen aan transportkosten, zei voor mij totaal onverwacht: "Ik vind het op zich niet erg dat brandstof duurder wordt". Ik kon mijn oren niet geloven, maar hij zei het echt. Alleen zei hij er nog iets bij, namelijk: "Maar doe dat niet opeens, op 1 januari 2026". Vervolgens legde hij dat uit. De afspraken met zijn vervoerders zijn vaak in de trant van: elke 2 cent verhoging van de dieselprijs betekent 1% verhoging van de transportkosten. Welnu, 3,6 cent accijns op diesel betekent €600.000 voor die ondernemer. Hij zei dat dit kan betekenen dat hij een jaar voor niks aan het werk is. Maar hij was niet eens boos. Hij zei "Realiseren jullie je wel wat het betekent als de maatregel op 1 januari ingaat?" Zijn simpele verzoek was of de maatregel bijvoorbeeld zou kunnen ingaan per 1 juli, omdat dat hem al geweldig zou helpen. Graag een reactie van de staatssecretaris daarop. De ondernemer sprak ook over toekomstige accijnzen. Hij noemde ook de 13 cent die er nog een keer aankomt. Hij zei: "Ik vind het niet erg dat accijnzen verhoogd worden, maar kondig die alstublieft tijdig aan. Geef het aan wanneer die worden doorgevoerd; dan kan ik erop anticiperen".

Voorzitter. Met dit voorbeeld zitten we meteen in de problematiek waar we in onze Eerste Kamer vaak tegenaan lopen, namelijk dat in de Tweede Kamer wetsvoorstellen bij amendement worden aangepast, of beter gezegd: aangetast. Er zijn heel wat voorbeelden van amendementen die de wetgeving behoorlijk veranderen, zelfs tot aantasting van de Grondwet toe. We kennen de voorbeelden waarbij we extra voorlichting hebben gevraagd aan de Raad van State, maar dat gebeurt helaas niet met alle amendementen. Ondoordachte amendementen worden dan aanvaard, met onvoorziene neveneffecten.

Nog zo'n voorbeeld. Denk aan de youngtimerregeling, die ook door een amendement in de Tweede Kamer is aangetast. De consequenties daarvan zijn groot voor de ondernemer die een youngtimer op de zaak gekocht heeft, waarbij voor de belasting de dagwaarde geldt. Een simpel rekenvoorbeeld: een Ford Focus, een typische gezinsauto, uit 2010, heeft een dagwaarde van €3.000. De huidige regeling kent een bijtelling van 35% over die €3.000; dat wil zeggen €1.050 per jaar, ofwel €88 per maand. Die auto heeft echter een cataloguswaarde van €37.550. In de nieuwe regeling gaat de eigenaar dus 22% over €37.550 betalen. Dat is €8.261 per jaar, ofwel €688 per maand. De maandlasten stijgen dus van €88 naar € 688 omdat je in een tweedehandsauto rijdt. Dat hakt erin. Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze dit probleem kan worden opgelost? Ik denk dan ook aan de ondernemers wier auto dit jaar 15 jaar oud is geworden. Die zouden per 2026 een veel lagere bijtelling krijgen. Maar nu is de leeftijdsgrens opgeschoven, waardoor ze volgend jaar niet te classificeren zijn als youngtimer. Ze krijgen een paar weken voor het einde van het jaar te horen dat de belasting met honderden euro's per maand omhooggaat. Dat is toch ongehoord? Het is ook nog eens problematisch voor de youngtimermarkt. Is hier geen overgangsregeling mogelijk? Hoe komt de staatssecretaris deze specifieke groep tegemoet?

Dat waren zomaar even twee voorbeelden uit de praktijk van alledag, die ons laten zien dat we moeten oppassen met al die amendementen. Ik wil nu graag ingaan op een paar aandachtspunten op het terrein van het inkomensbeleid.

De voorzitter:

Maar voordat u dat doet, is er een interruptie van de heer Kroon.

De heer Kroon i (BBB):

Wij delen deze zorg over de amendementen die een wet niet aanpassen maar …

De heer Schalk (SGP):

Aantasten.

De heer Kroon (BBB):

"Aantasten" is wel een goede. Wij zijn het huis van de reflectie. Mag ik u vragen om te reflecteren op hoe we dat dan zouden kunnen oplossen en wat de rol van de Eerste Kamer daarin zou kunnen zijn?

De heer Schalk (SGP):

Dat is een heel goede vraag en ook een heel interessante vraag. Als Eerste Kamer lopen we hier vrij regelmatig tegenaan. Ik heb daarover zojuist gezegd dat het soms ook grondwettelijke problemen oplevert. Aan de andere kant moeten we ons ook realiseren dat wij geen invloed hebben op de manier waarop in de Tweede Kamer politiek bedreven wordt. We moeten natuurlijk ook niet het recht van amendement willen aantasten. Je kunt langs een paar denklijnen redeneren. Je zou kunnen zeggen dat we als Eerste en Tweede Kamer een keer heel goed met elkaar moeten afstemmen wat hetgeen zij doen voor ons betekent. Een groepje mensen zou daarover een afspraak met het Presidium kunnen maken. Dat is een optie. Er zijn ook belangrijke grote mogelijkheden die weleens door de Staatscommissie zijn opgeworpen. Je zou kunnen denken aan een soort terugzendrecht. Je kan ook denken aan wat mijn vroegere collega in de Tweede Kamer, de heer Kees van der Staaij, heeft opgeworpen, namelijk dat je moet voorkomen dat amendementen op een dag worden ingebracht en dat er aan het eind van de dag over gestemd moet gaan worden. Zorg ervoor dat er enige tijd tussen zit. En bouw een amendemententestbank of iets dergelijks, zodat je weet of dit echt een verbetering van de wet is of dat je naam hebt gemaakt met een mooi amendement dat op jouw naam staat.

De voorzitter:

De heer Kroon heeft een korte vervolgvraag.

De heer Kroon (BBB):

Voorzitter, het is meer een vervolgreflectie. We komen dan eigenlijk tot de conclusie dat we toch eens moeten kijken naar de rol van het staatsrecht hierin en hoe we dat passend maken voor deze situatie. U roept daartoe feitelijk ook op.

De heer Schalk (SGP):

Ik denk dat het helemaal geen slechte gedachte is om te kijken op welke manier je dat met de andere Kamer, met alle respect voor haar eigen positie, kunt delen, om te bezien of er praktische, snelle oplossingen zijn, bijvoorbeeld de periode daartussen, en daarover met elkaar afspraken te maken. Maar je zou ook kunnen gaan nadenken over dat terugzendrecht. Een volgend kabinet zou dat bijvoorbeeld aan de orde kunnen stellen. Maar het zou ook een initiatiefwet vanuit de Tweede Kamer kunnen zijn. Wij kunnen dat niet.

De voorzitter:

Dank u zeer. Meneer Schalk, mag ik u uitnodigen om uw betoog te vervolgen?

De heer Schalk (SGP):

Ja, ik had al beloofd dat ik het even zou hebben over het inkomensbeleid. Dat ga ik nu dan ook doen. Ik zoom graag in op de verhoging van de arbeidskorting, want dat levert een paar aparte situaties op, allereerst waar het gaat om het verschil tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden. Het voorlopig koopkrachtbeeld laat zien dat door de maatregelen de koopkrachtontwikkeling van werkenden en uitkeringsgerechtigden dichter bij elkaar komt. Dat staat haaks op het uitgangspunt van het kabinet dat werken meer zou moeten lonen. Let op: ik zeg niet dat die uitkeringsgerechtigden niet een hogere uitkering mogen hebben, maar het ging over wat dat betekent voor het lonen van arbeid. De fractie van de SGP is op zich niet tegen uitkeringen of tegen het feit dat uitkeringen voldoende moeten zijn om rond te kunnen komen, maar ergens schuurt het toch. Het kabinet wil dat werken meer loont. Gaat dat hier nog op? Kan de staatssecretaris hierop reflecteren?

Mijn tweede punt op het terrein van de verhoging van de arbeidskorting is het volgende. Met de nota van wijziging is het budget van de arbeidskorting met 600 miljoen opgepompt; ik zeg het nu een beetje plat. Dat pakt op zich goed uit voor tweeverdieners, maar eenverdieners worden hier geraakt. De niet-werkende partner kan immers geen gebruik maken van de arbeidskorting terwijl tweeverdieners er tweemaal gebruik van kunnen maken. Is dit soms een van de onderdelen van het probleem van de hoge marginale druk voor eenverdieners? Ik verwijs naar de Algemene Financiële Beschouwingen, waarbij ik heb aangegeven dat de marginale druk voor eenverdieners kan oplopen tot 94%. Van elke verdiende euro houd je dan 6 centjes over. Is daar al een oplossing voor bedacht, vraag ik aan de staatssecretaris. Kun je niet beter het tarief van de arbeidskorting verlagen?

Hoe dan ook, hiermee kom ik bij dat belangwekkende onderwerp waarover ik al met de staatssecretaris gesproken heb tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen, namelijk de ongerijmde kloof tussen de belastingen voor eenverdieners tegenover die voor tweeverdieners. Het voorbeeld is inmiddels bekend, maar onlangs werd het nog eens duidelijk uitgewerkt in het Reformatorisch Dagblad; dat is een krant die ik vrij regelmatig lees. Het volgende zeg ik even ter verduidelijking. Stel dat de tweeverdieners allebei €40.000 verdienen en een eenverdiener verdient alleen €80.000, dan is dat dus hetzelfde inkomen als gezin. De eenverdiener betaalt dan drie keer zoveel belasting. Bij twee keer €30.000 tegenover de eenverdiener met €60.000 betaalt de eenverdiener zeven keer zoveel belasting. Bij twee keer €20.000 tegenover de eenverdiener met €40.000 — die zit dan dus nog onder modaal — betaalt hij tien keer zoveel belasting. Dat is niet normaal, zou ik zeggen. Werken loont dus niet voor een eenverdiener. Dat kan je niet meer scharen onder het verlangen dat iedereen maar moet gaan werken, alsof de niet-verdienende partner geen werk verzet. Die kan mantelzorger of vrijwilliger zijn, de zorg voor een gezin op zich nemen of een partner hebben die in het buitenland dient, voor Defensie of wat dan ook. Kan de staatssecretaris duidelijk maken waarom dit enorme verschil reëel geacht wordt? Wat moeten we nu doen volgens de staatssecretaris?

De SGP pleit al langer voor een grondige herziening van het belasting- en toeslagenstelsel. Op 16 september 2014, een jaar voordat ik in deze Kamer mocht komen, ontving deze Kamer een brief van de toenmalige staatssecretaris van Financiën waarin de ambities voor een herziening van het stelsel werden toegelicht en waarin een voorstel werd gedaan voor een proces om daartoe te komen. We zijn nu elf jaar verder en vragen nog steeds om die herziening. Kan de minister reflecteren op het proces om tot een herziening of een vereenvoudiging van het belastingstelsel te komen? Welke verkenningen lopen er op dit moment om die stelselwijziging voor te bereiden? Welke concrete stappen kunnen de SGP en veel meer andere partijen in deze Kamer in het komende begrotingsjaar op dit punt verwachten?

De heer Van Strien i (PVV):

Is het pleidooi van de heer Schalk eigenlijk niet heel simpel te vertalen naar een pleidooi voor een vlaktaks? Als u nou komt met een vlaktaks, dan hoeft u de eenverdiener en de tweeverdiener, die u al zo'n tien jaar opvoert, niet opnieuw op te voeren. Dat is er gewoon een vlaktaks.

De heer Schalk (SGP):

Dat is een interessant voorbeeld van een oplossingsrichting. Ik heb zelf ook weleens de oplossing van het splitsingsstelsel doorgegeven. Daarbij wordt het hele gezinsinkomen gewoon bij elkaar genomen. Dan krijg je in feite allemaal hetzelfde belastingtarief, gericht op het gezinsinkomen. Er zijn dus verschillende oplossingen denkbaar. Ik kom ook even terug bij collega Martens. Hij heeft ergens in zijn betoog opgeroepen om met een goede herziening van al die toeslagen en toestanden te komen. Die zijn namelijk onderdeel van dit probleem.

De voorzitter:

De heer Van Strien, met een vervolgvraag.

De heer Van Strien (PVV):

Dan ben je, denk ik, principiëler bezig dan bij de vergelijking die de heer Schalk maakt van een eenverdiener die €80.000 verdient en tweeverdieners die twee keer €40.000 verdienen. In principe ligt daaraan het idee ten grondslag dat twee keer €40.000 hetzelfde is als eenmaal €80.000, maar dat is natuurlijk niet zo. Twee keer €40.000 is in dit geval niet hetzelfde als één keer €80.000.

De heer Schalk (SGP):

Nee, blijkbaar niet.

De heer Van Strien (PVV):

Je hebt één persoon die €80.000 verdient en twee personen die ieder €40.000 verdienen. U gaat ervan uit dat, als er een verdubbeling van het inkomen is, dat dan gelijk maar toch onder dezelfde belastingcategorie moet vallen. Dat is natuurlijk niet zo.

De heer Schalk (SGP):

Dan zit je meteen in de kern van het probleem, want hoe je het ook wendt of keert … Stel dat je €40.000 kunt verdienen als kapper en je hebt twee partners die met elkaar gehuwd zijn en die allebei als kapper €20.000 verdienen. Dan is dat bij elkaar toch gewoon €40.000? Dat is toch geen andere €40.000 dan wanneer een van de twee het zou verdienen? Maar goed, de ene krijgt €2.000 belasting, of ik geloof €1.500 of zo, en de andere €15.000.

De voorzitter:

De heer Van Strien tot slot, beknopt.

De heer Van Strien (PVV):

De principiële keuze die de heer Schalk maakt, is volgens mij dat tweeverdieners onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en onlosmakelijk dat geld op één hoop gooien, maar het is niet meer van deze tijd dat die inkomens onlosmakelijk bij elkaar opgeteld mogen worden.

De heer Schalk (SGP):

Als u de principiële toer opgaat om aan te geven hoe belangrijk het zou zijn dat mensen wél kiezen voor onlosmakelijk verbonden, dan wil ik daar best het gesprek met u over voeren.

De voorzitter:

Ik moet de heer Schalk erop wijzen dat hij nog 36 seconden spreektijd heeft. Dat wordt dus ingewikkeld voor zo'n betoog. Wilt u afronden?

De heer Schalk (SGP):

Ja, maar het is een antwoord op een vraag, dus dan loopt de tijd niet.

De voorzitter:

Zeker.

De heer Schalk (SGP):

Dat gaat dus helemaal goed komen.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (Fractie-Visseren-Hamakers):

Ik volg het vurige pleidooi van de heer Schalk — ik hoor dat niet voor de eerste keer van hem — en elke keer stel ik mij dezelfde vraag: zou hij het pleidooi ook zo vurig houden als die eenverdiener een vrouw is van wie de man thuisblijft of een homostel van wie een van de partners thuisblijft? Ik hoop dat het antwoord ja is.

De heer Schalk (SGP):

Het antwoord is natuurlijk ja.

Mevrouw Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers):

Dat wilde ik even zeker weten.

De heer Schalk (SGP):

Ik zou bijna een wedervraag willen stellen, maar dat mag zeker niet van de voorzitter?

De voorzitter:

Het spijt me zeer.

De heer Schalk (SGP):

Ik zou het toch willen afmaken: het is juist de kracht van onze democratie dat je het ergens niet mee eens hoeft te zijn. In ons land hebben we het zo geregeld dat iedereen dat zelf mag weten. Ik ken inderdaad gevallen waar een vrouw het hele gezinsinkomen moet verdienen omdat de man een bedrijfsongeval heeft gehad en niet kan werken en misschien een uitkering heeft gehad; dit als voorbeeld. Of de vrouw die voor de kinderen zorgt terwijl de man op missie is in Afghanistan of zo.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren, na dat vurig gehoopte antwoord toch nog een vervolgvraag?

Mevrouw Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers):

Ja, de voorbeelden nuanceerden het vurige ja van de heer Schalk. Of een gezin dat er samen voor kiest dat de vrouw fulltime werkt en de man fulltime thuisblijft.

De heer Schalk (SGP):

Zeker, die zijn er ook.

De voorzitter:

Meneer Schalk, u mag reageren en dan mag u uw betoog afronden.

De heer Schalk (SGP):

Het is heel fijn om al die gezinssamenstellingen langs te horen komen, maar het is ook goed om glashelder te maken dat het voor al die situaties heel ingewikkeld is. Daarom wordt het hoog tijd dat er een nieuw kabinet komt dat dit eens grondig aan de orde stelt.

Voorzitter. In dat licht nog het volgende. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen is een motie van de SGP aangenomen, hier breed gesteund met 68 zetels, om de samenvoeging van de drie kindregelingen te onderzoeken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is natuurlijk: is het onderzoek al gestart of kan hij een update geven? Ik zie uit naar de reactie van de staatssecretaris.

Ik heb geen seconde meer over. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Schalk. Dan geef ik woord aan de heer Van Rooijen. Hij spreekt namens de fractie van 50PLUS.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. We spreken over het Belastingplan 2026 van een demissionair kabinet, net als in december twee jaar geleden bij het Belastingplan 2024, toen met staatssecretaris Van Rij. Er waren toen drie ingrijpende fiscale amendementen aangenomen in de Tweede Kamer, die een aantal fracties in de Eerste Kamer zwaar op de maag lagen, wegens de schade voor het vestigingsklimaat en het investeringsklimaat. Het rapport van oud-ASML-voorzitter Wennink van vorige week heeft voor de langere termijn het grote belang aangetoond van een sterk investeringsklimaat. Op verzoek van de Eerste Kamer heeft het kabinet-Schoof toen gelukkig die amendementen goeddeels teruggedraaid.

Er is nu een enigszins vergelijkbare situatie. Ook dit kabinet is demissionair en er zijn weer pittige amendementen aangenomen in de Tweede Kamer; het houdt daar nooit op. Er is één amendement dat er voor 50PLUS echt uitspringt: het amendement van Grinwis, Stoffer en Vermeer. Dat verlaagt tijdelijk het fictief rendement in box 3 en zoekt dekking — letterlijk "zoekt dekking" — in een versnelde afbouw van de afschaffing van de wet-Hillen. De staatssecretaris zegt in zijn brief van 1 december het volgende over de gevolgen van het aangenomen amendement. "Het terugdraaien van box 3-maatregelen leidt tot een derving in 2026 en 2027 en leidt tot een significante belasting van het financieringssaldo in 2026 en 2027, van elk jaar 1,2 miljard. Eventueel verder uitstel van invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 tot na 1 januari 2028 kent als gevolg van dit amendement een hogere derving van 2,4 miljard. De opbrengst van het versneld afbouwen van de wet-Hillen bedraagt in het eerste jaar 13 miljoen en in 2027 29 miljoen, maar in 2041" — daar komt ie — "248 miljoen." Dat is iets anders dan 13 miljoen, volgens mij. "Tussen 2028 en 2047" aldus de staatssecretaris "wordt cumulatief op onze vraag 2,8 miljard opgehaald. Doordat de dekking over een zeer lange termijn wordt gevonden, van ver voorbij de begrotingshorizon", aldus de staatssecretaris nog steeds, "ontstaat er een aanzienlijk kasritmeverschil met gevolgen voor het EMU-saldo. De dekking die in het amendement-Grinwis c.s. is gekozen, is daarmee niet conform de begrotingsregels." Einde citaat.

Het kabinet … Voorzitter, ik wil wel graag spreken zonder dat ik …

De voorzitter:

Gaat u rustig voort, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Het kabinet heeft het amendement dan ook ontraden. Het amendement is aangenomen met 79 stemmen. Voorstemmers dachten wellicht dat het maar om een tientje ging bij de dekking; ten onrechte. Samen met 50PLUS — ja, daar zitten we nu — stemden D66, VVD, CDA en SP tegen. Mevrouw Moonen heeft terecht nog eens gewezen op dat standpunt. Voor mijn fractie is het amendement aanleiding de alarmbel te luiden. 50PLUS vindt het tijdelijk verlagen van het fictief rendement uiteraard verstandig — 8% is echt te hoog — maar niet als daar een te hoge prijs voor wordt gevraagd. Die prijs van een versnelde afbouw van de wet-Hillen vindt mijn fractie te hoog. De gekozen dekking is in de ogen van het kabinet — let wel — niet deugdelijk, maar in de ogen van 50PLUS ook niet aanvaardbaar, gelet op de inkomensgevolgen voor de zeer beperkte groep mensen die door het amendement worden getroffen. 1 miljoen mensen met een eigen woning — dat is maar één op de vijf, want het zijn er 5 miljoen — die hun hypotheek hebben afgelost, moeten cumulatief totaal bijna 3 miljard extra belasting gaan betalen over die periode. Dat is 2,8 miljard gedeeld door 1 miljoen: €2.800 de man. Zo simpel is het. Met de antwoorden op onze vele vragen hebben wij gelukkig meer duidelijkheid gekregen over het amendement. Mijn fractie is de staatssecretaris erkentelijk voor de goede beantwoording van onze vele vragen en dankt daarbij tevens zijn ambtenaren.

Voorzitter. Het volgende is een samenvatting van die antwoorden. Eén: bijna 1 miljoen huishoudens maken gebruik van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. In 2024 hebben circa 800.000 huishoudens geen hypotheekschuld op de eigen woning.

Twee: op basis van gegevens van het CBS zijn er circa 508.000 huishoudens met een eigen woning zonder hypotheek en met als voornaamste inkomstenbron hun pensioen. 500.000 van de 800.000 zijn dus de ouderen. Daar gaan we weer!

Drie: de leeftijdsverdeling van huishoudens zonder hypotheek op de eigen woning in de groep van 800.000 huishoudens is de volgende: 800.000 en 500.000 ouderen. 16% van de hele groep is jonger dan 55 jaar. Jonger dan 55 jaar! 84% is boven de 55 jaar en 64% boven de 65 jaar. Duidelijk is dus dat de AOW'ers — daar gaan we weer — verreweg het meest geraakt worden door deze dekking: twee derde van de totale groep, 500.000 AOW'ers.

Vier: 50PLUS vroeg bij de voorbereiding van de Algemene Financiële Beschouwingen wat de directe afschaffing van de wet-Hillen — ik zag 'm aankomen — budgettair zou betekenen. Het antwoord van de staatssecretaris: bij afbouw ineens is de budgettaire extra belastingopbrengst cumulatief 19 miljard extra belastingbetaling. Verdere snelle afbouw, vrees ik, ligt dan op de loer, want die levert, een volgende klapper van Grinwis cum suis, nog eens 16 miljard op.

Vijf: 70% van de huishoudens heeft een WOZ-waarde beneden de woningwaardegrens van 1,3 miljoen, de villabelastinggrens. Uit de wetshistorie van de invoering van de wet-Hillen blijkt dat er veel meer huishoudens zijn met voordeel uit die wet met een veel lagere WOZ-waarde dan met een WOZ-waarde van toen 1 miljoen.

Zes: uit de antwoorden op onze vele vragen over de inkomenseffecten komt een heel zorgelijk beeld naar voren. Dat kan ook niet anders bij een opbrengst van bijna 3 miljard voor een beperkte groep van 800.000 mensen. Als het maar om een tientje zou gaan, zeg ik tegen Grinwis aan de overkant, dan kan de opbrengst natuurlijk nooit 3 miljard zijn. De staatssecretaris zegt het volgende over de inkomsteneffecten; ik citeer: "Omdat de wet-Hillen versneld wordt afgebouwd, wordt het verschil in netto-inkomen elk jaar groter." Het begint met €10, maar het wordt elk jaar groter. De raming voor de cumulatieve inkomensgevolgen is gegeven door de staatssecretaris voor de periode 2026-2047. Omdat volgens de staatssecretaris het cumulatieve gevolg geen gangbare maatstaf is — dat moet nog blijken — is daarnaast het gemiddelde jaarlijkse gevolg gegeven. "Daarbij is opgemerkt dat het effect op het netto-inkomen groter wordt bij woningen die onder het verhoogde tarief voor het eigen woningforfait vallen." Einde citaat. Dat is voor alle duidelijkheid voor woningen met een WOZ-waarde van nu al meer dan 1,3 miljoen, de zogenaamde villabelasting.

Voor de groep van 800.000 als geheel blijkt dat bij een WOZ-waarde van gemiddeld vijf ton het inkomenseffect cumulatief €1.800 is. Ik merk daarbij op dat bij een WOZ-waarde van 1 miljoen, het dubbele van vijf ton, de effecten uiteraard het dubbele zijn. En dat is dus iets van €3.500.

In de nota naar aanleiding van het nader verslag worden nu ook de inkomenseffecten op ons verzoek per individu gegeven. Het begint met een tientje in het eerste jaar. Bij een WOZ-waarde van €800.000 lopen die als volgt op tot een maximaal effect in 2041. Voor alleenstaande AOW'ers met een pensioen tot €20.000 is het niet meer een tientje maar €228. Voor AOW'ers met een inkomen van €40.000 — dat is vergelijkbaar — is het nog iets hoger, namelijk €246. Dat lijken mij geen tientjes! Dit zijn de eigen cijfers en inkomenseffecten van de staatssecretaris in antwoorden op onze vragen. Ik mag toch aannemen dat hij daar zelf ook een mening over heeft. Wil hij die geven, en zo nee, waarom niet? In de antwoorden volstaat hij steeds met te zeggen: ja, het amendement is aangenomen. Dat is volgens mij te gemakkelijk. Graag een reactie.

Voorzitter. Ik kom tot een evaluatie. De wet-Hillen is het perfecte voorbeeld van een stelsel dat zegt: geen bijtelling als er geen aftrek van hypotheekrente is. Een principiële koppeling noemt mijn fractie dat. Het saldo is altijd nul; heel simpel. Een defiscalisering van de eigen woning in box 1 zou perfect aansluiten op de gedachte van de wet-Hillen. De eigen woning is een hot politiek issue. Ik hoef maar te wijzen op de recente afspraken van D66 en het CDA. Ik citeer uit dat stuk: "We passen eigenwoningregelingen aan. Dat betekent onder andere geleidelijke afbouw van de hypotheekrenteaftrek met een terugsluis in de inkomstenbelasting, zodat huiseigenaren in hun planning niet in de knel komen. Ook bezien we de regelingen rond de eigen woning als geheel en moderniseren we die."

Mijn fractie komt met een aantal kritische opmerkingen over het telkens maar sleutelen aan de wet-Hillen over het eigenwoningforfait. Het tussendoor bijstellen van belastingregimes met betrekking tot de eigen woning gedurende een lange periode geeft het beeld van een opportunistische overheid die haar woord niet houdt, een overheid waarop de burger niet kan vertrouwen omdat die langjarige afspraken niet nakomt als het even niet uitkomt of omdat de overheid vooral let op haar eigen belang, meer dan op dat van de burgers. Is de staatssecretaris dat met mij eens en, zo nee, waarom niet?

Natuurlijk kunnen belastingregels door de wetgever worden heroverwogen of moeten ze zelfs worden heroverwogen. Ook de samenleving is dynamisch en de regelgeving is niet gegoten in beton. Maar als het om afspraken gaat die ook nog in de volksvertegenwoordiging met een ruime meerderheid zijn aanvaard, dan moet de burger daar toch staat op kunnen maken? Dat verwacht de overheid omgekeerd toch ook van de burger? Een wet is immers een afspraak tussen regering en volksvertegenwoordiging die ze samen maken. Ja toch, staatssecretaris? Graag een reactie.

Welnu, een hypotheekcontract heeft doorgaans een looptijd van 30 jaar. Het is een contract tussen de hypotheekgever, de burger, en de hypotheeknemer, meestal een bank. Maar er zit nog een derde partij onzichtbaar aan tafel. De overheid tekent in feite mee, omdat de 30-jarige aftrekbaarheid van de rente voor de twee andere contractpartners een wezenlijk gegeven is. Ziet de regering dat ook zo? Graag een reactie.

Zoals gezegd: wijzigen kan. Elke wet, ook de Grondwet, kunnen we veranderen, maar er zijn sowieso twee bezwaren. Eén: als aan een wet voortdurend wordt gemorreld door de overheid, dan creëert de overheid zelf onzekerheid. Dan is de overheid opportunistisch en dus onbetrouwbaar. En eenmaal op die zeephelling komt de overheid daar niet meer zo gemakkelijk van af. Twee: als de overheid medecontractant is zoals bij de hypotheekrenteaftrek, kan de overheid niet zomaar voor die verplichting weglopen. Dat wil zeggen dat als er iets moet gebeuren ten nadele van de hypotheekgever, dat alleen kan voor nieuwe gevallen. Dat vindt de staatssecretaris toch ook, hoop ik. Graag een reactie. Deze eeuw is er telkens aan die wetgeving gesleuteld, steeds ten nadele van de burger. Voor belastingadviseurs is het aantal regels en subregels aan klanten nauwelijks meer uit te leggen en aan de burger al helemaal niet.

50PLUS begrijpt dat een verdere beperking van de aftrekbaarheid van de hypotheekrente bij de formatie weer op de agenda staat, maar nu om die volledig — let wel: volledig — af te schaffen. Hebben we dan alles gehad? Stel dat de hypotheekrente ineens weer zou stijgen naar 12%, zoals eind zeventiger jaren van de vorige eeuw — de wereld is instabiel genoeg, dus alles is mogelijk — dan zal afschaffing van de aftrekbaarheid een enorme crisis op de huizenmarkt veroorzaken. Dat kan al bij 7%, met als gevolg talloze gedwongen verkopen en heel wat burgers aan de bedelstaf. Juist dankzij de hypotheekrenteaftrekbaarheid heeft de woningmarkt het toen — ik was erbij — net volgehouden. Ik was toen staatssecretaris en heb er niet aan getornd. Alleen al daarom eist 50PLUS dat de overheid zich aan haar contracten houdt en die ook uitdient. Wijziging in de aftrekbaarheid kan alleen gelden voor nieuwe gevallen. Graag een reactie.

Voorzitter. Kan de staatssecretaris mijn fractie uitleggen hoe men zich voorbereidt op een crisis in de woningmarkt indien de rente ineens scherp zou stijgen? Hij stijgt nu alweer. Welke maatregelen worden dan genomen? Graag een antwoord.

Voorzitter. Terug naar de wet-Hillen. Die wet had niet als reden om allerlei mensen rijk te maken, maar om zo veel mogelijk mensen stabiliteit te bieden en vooral ook een veilige oude dag. Voor alle duidelijkheid: de wet-Hillen was van een oud-CDA-minister, destijds Kamerlid, om niet te vergeten — door mij althans niet. Eigenwoningbezit stabiliseert de samenleving sowieso en verhoogt het welzijn. Als iets van jou is, ga je daar meestal extra goed voor zorgen. Bovendien bevordert bezit onafhankelijkheid. Daarom is het bevorderen van het eigenwoningbezit eigenlijk in ieders belang. Dat was ook de KVP-leus in de zestiger jaren. Feitelijk is aftrek van hypotheekrente een vorm van sociaal belang. Daarom is het eigenwoningforfait een ongewenste belasting en hoogstens verdedigbaar als een soort eigen risico zolang je aftrek hebt van hypotheekrente. 50PLUS ziet ook dat die hypotheekrenteaftrek het tegen onze zin niet gaat houden. Dan moeten we nu ook alvast met elkaar afspreken dat ook de andere kant van de fiscalisering van de eigen woning wordt beëindigd, dus het forfait. Een huis kopen en aflossen legt vele jaren lang een zwaar beslag op het besteedbaar inkomen van de betreffende huishoudens, en wel zo zwaar dat de overheid die huishoudens wat hun huis betreft verder fiscaal met rust moet laten. Daarom wil 50PLUS de eigen woning defiscaliseren voor wat betreft 's Rijks belastingen. Dat is om fiscale redenen, plus dat 50PLUS hard gaat strijden om senioren een veilige oude dag te geven.

Het amendement-Grinwis dat net in de Kamer is aangenomen, grijpt opnieuw de wet-Hillen beet om geld op te halen. Bezitters van een eigen woning mogen opdraaien voor gaten in een andere belastingheffing voor een geheel andere groep belastingbetalers: vermogenden in box 3. Hoe verzin je het! 50PLUS is hierover verbijsterd vanwege wishy-washy van de overheid, vanwege het kennelijk straffeloos jagen op de huizenbezitter, vanwege de onrust die het geeft aan mensen die dachten met de aankoop van een huis en de aflossing van de hypotheek solide te sparen voor een rustige oude dag, maar nu bedrogen uitkomen. Zij worden gestraft voor het aflossen van hun schuld. Ik noemde dat toen "aflosboete"; die term heb ik toen gemunt en Wiegel was daar heel blij mee. Kan de staatssecretaris uitleggen wat hij vindt van de aflosboete? Beloofd is toch beloofd? Daar komt nog bij dat momenteel voor senioren al te veel ter discussie staat: de netto-nettokoppeling van de AOW aan het minimumloon — die is heilig voor 50PLUS; onthoud het allemaal goed — en ook de indexatie van pensioen, vermogens en erfbelasting en de onwenselijke kostenverhoging van de eigen woning.

Voorzitter. 50PLUS verzoekt de regering om de wet-Hillen weer volledig uit te voeren en dus ook de wijziging door Rutte III in 2017 in te trekken. Met andere woorden, volledige herinvoering van de wet-Hillen. Kan de staatssecretaris op dit verzoek reageren? Ik overweeg een motie in tweede termijn.

De defiscalisering van de eigen woning sluit goed aan op de gedachte achter de wet-Hillen. Ik wil dat toelichten. De huurwaarde van de eigen woning is doorlopend opgehoogd, met als toppunt de invoering van de villabelasting, waarna het eigenwoningforfait voor duurdere huizen gaandeweg is verhoogd tot 2,35%; fictief inkomen. Daarentegen is de fiscale aftrek van de hypotheekrente almaar beperkt, zodat de berekende huurwaarde veelal hoger uitpakt dan de aftrekbare rentekosten. Met de wet-Hillen uit 2005 — ja, hij is al twintig jaar oud! — werd evenwel bepaald dat in dat geval het positieve saldo niet bij het belastbare inkomen werd geteld. Deze regeling is in 2019 afgeschaft, waarbij de mate van bijtelling gefaseerd oploopt. U herinnert zich dat ik daar heel erg boos over was en een filibuster van vijf à zes uur aan de overkant hield. De afgesproken fasering van de wet-Hillen over een periode van 30 jaar staat evenwel onder druk. In diverse verkiezingsprogramma's wordt zelfs een beëindiging van deze fasering in de komende kabinetsperiode bepleit. Ook stellen diverse partijen een gefaseerde afschaffing van de hypotheekrenteaftrek voor. Als die situatie wordt bereikt, wordt straks de huurwaarde van de eigen woning volledig bij het belastbare inkomen geteld, zonder renteaftrek. Naar het oordeel van de fractie van 50PLUS is dit niet logisch en niet wenselijk. Volgens 50PLUS ligt het in de rede om bij de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek eveneens de bijtelling van de huurwaarde te stoppen. 50PLUS is sowieso van oordeel dat de eigen woning uit box 1 moet worden gehaald en dient te worden gedefiscaliseerd. Het eigen huis wordt dan weer fiscaal behandeld als een duurzaam consumptiegoed dat voor eigen gebruik wordt aangewend, net als een luxejacht of een dure auto.

Voorzitter. 50PLUS vraagt de regering wat haar oordeel is inzake een mogelijke defiscalisering van het eigen huis, temeer omdat dit een einde zou maken aan de doorlopende politieke discussies over de hypotheekrenteaftrek en alle acties om deze aftrek stukje bij beetje te verminderen. Volgens 50PLUS creëert de huidige situatie alleen maar onvrede, omdat de eigenaren van het eigen huis volstrekt in het duister tasten over waar het met deze regeling heen gaat en zij telkenmale teleurstelling op teleurstelling moeten incasseren. Zo kunnen mensen, burgers, geen beslissingen nemen op lange termijn. 50PLUS heeft de defiscalisering van de eigen woning langs de volgende lijnen uitgedacht. Eén: de huurwaarde blijft bestaan voor woningen die met bestaande hypotheken worden gefinancierd. Twee: de fiscale aftrek van hypotheekrente blijft voor bestaande hypotheken ongewijzigd. Drie: de wet-Hillen wordt weer ingevoerd. Vier: voor nieuwe hypothecaire leningen is geen renteaftrek toegestaan en voor de betrokken eigen woning geldt dan geen bijtelling uit hoofde van het eigenwoningforfait. Kan de staatssecretaris helder en duidelijk reageren op dit voorstel van ons? Immers, het gaat om de rechtszekerheid die huidige huiseigenaren moeten hebben, waarbij de steeds wisselende fiscale behandeling van hun woning voor steeds grotere onrust zorgt. Graag een reactie. 50PLUS verwacht dat per saldo de structurele opbrengsten van een defiscalisering zoals voorgesteld een duidelijk positief budgettair effect geven. Wil de staatssecretaris alsnog reageren op onze inschatting?

Ik heb ook de volgende twee vragen aan de staatssecretaris. Is hij bereid een andere dekking te zoeken voor de snellere afschaffing van de wet-Hillen via een novelle of om bij de Voorjaarsnota 2026 met voorstellen te komen voor een andere tijdelijke dekking in 2027 en deze op te nemen in het Belastingplan 2027? Graag een reactie van de staatssecretaris. Voorzitter, tot zover dat vreselijke amendement-Grinwis. Ik kan er uren over praten, maar dat zal ik hier niet doen.

Heel kort nu iets over het nieuwe stelsel, blokje 3. De motie-Van Rooijen c.s. van december 2024 over prioriteit aan onderzoek voor vermogensbelasting is niet uitgevoerd. De motie werd gesteund door onder meer CDA, VVD en BBB. Ik ben nog steeds blij met die grote steun. 50PLUS houdt ook vast aan de uitvoering van die motie over een voorkeur voor een algemene vermogenswinstbelasting over alle vermogensbestanddelen. In het in de Tweede Kamer liggende wetsvoorstel over box 3 en het belasten van werkelijk rendement is de vermogenswinstbelasting beperkt tot alleen vastgoed. 50PLUS wil met die motie geen belasting op papieren, ongerealiseerde waardestijging van vermogensbestanddelen zoals aandelen. Dat is toch geen werkelijk rendement? Het wetsvoorstel over de nieuwe box 3 blijft echter uitgaan van die vermaledijde vermogensaanwasbelasting buiten het vastgoed. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Dan toch nog de btw. Er is al gesproken over de btw op cultuur, sport en dergelijke. Ik gooi de steen nu maar in de vijver: de btw op logies. De grote verhoging van het btw-tarief van 9% naar 21% per 1 januari 2026 ligt heel Nederland als een steen op de maag, zoals dat ook het geval was — het is eerder gezegd — toen het ging om sport, cultuur en andere sectoren die daarbij horen. Hier wreekt zich dat het wetsvoorstel over de btw-verhoging voor logies vorig jaar tegelijk werd ingediend met dat over sport en cultuur. Er was een intense lobby voor geen verhoging in die sector, ook zwaar ingezet via de Eerste naar de Tweede Kamer, een soort omgekeerde wetgeving. De lobby tegen de hogere btw op logies was in dat politieke geweld toen in feite politiek kansloos, ook hier in de senaat. Mijn fractie bereiken nu steeds meer signalen — ik weet niet hoe het bij de collega's is — over de grote economische en financiële gevolgen voor deze sector. Hotels en vakantieparken voor de gewone man met een kleine beurs worden hard getroffen, net als de gezinnen die een dure vakantie in het buitenland al sowieso niet kunnen betalen — want dat is natuurlijk zo — en dan op Nederland zijn aangewezen. Ik voorspel: het toerisme in ons land krijgt een zware klap, vooral in de grensstreken. Het mkb komt met name daar ook in grote problemen. 50PLUS vraagt de staatssecretaris om een onafhankelijk onderzoek te laten instellen naar de zogenaamde tweede-orde-effecten van de btw-verhoging op logies. In de brief van 9 oktober zegt de staatssecretaris daarover: "Tweede-orde effecten, waaronder het effect op andere belastinginkomsten, worden conform de begrotingsregels niet meegenomen in de raming van het effect van de maatregel. De reden is dat dit soort effecten zeer onzeker zijn en lastig toe te rekenen zijn aan die specifieke maatregel. Dat geldt voor zowel positieve als negatieve effecten. Een voorbeeld van een negatief tweede-orde effect is bijvoorbeeld dat de winstbelasting in de hotelsector lager kan uitvallen." Mijn fractie wijst op de veel bredere effecten: schadelijke gevolgen voor de horeca en de winkels, tot aan fietsenverhuurbedrijven aan toe. Als er geen gasten zijn, wordt er geen fiets meer gehuurd. Vooral in het mkb krijgen de omzet en de werkgelegenheid een klap. Dat geldt met name in de grensstreek; ik zei het al. Het zijn vooral de kleintjes, de kleine bedrijven, die kwetsbaar zijn in hun voortbestaan. Is de staatssecretaris bereid om zo'n tweede-orde-onderzoek te laten verrichten? Graag een reactie. Ik overweeg anders een motie in tweede termijn. We moeten niet penny wise, pound foolish zijn.

Voorzitter. In dit kader tot slot nog een vraag over het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen. In dat wetsvoorstel is eindelijk het goedkeurende beleidsbesluit uit de brief van de staatssecretaris van 18 december 2024 opgenomen, waarin goedkeuring werd gegeven aan pensioenfondsen die op 1 januari 2025 zouden invaren om zo fiscale sancties te voorkomen. De staatssecretaris gaf in die brief van een jaar geleden aan dat hij met wetgeving zou komen voor het einde van dit jaar. Dat is zowaar gelukt, maar indiening in september is niet "met spoed", zoals het afwegingskader voor goedkeurende beleidsbesluiten vereist. Spoed is niet: negen maanden of nog langer. Het mag geen precedent worden voor komende fiscale goedkeurende beleidsbesluiten, namelijk dat die pas in het kader van een belastingplan ingediend worden in september, want dat heeft tot gevolg dat het in voorkomende gevallen niet alleen laat is, maar ook dat de Kamer niet in de gelegenheid is een eigenstandig oordeel te geven over dat beleidsbesluit. Dat zou volgens 50PLUS wel in de geest, zo niet in de letter van het beleidskader beleidsbesluit passen. Is de staatssecretaris dat met ons eens?

Voorzitter. Mijn fractie sluit zich aan bij de vele vragen die gesteld zijn over de ingreep in de youngtimerregeling. Die vinden wij groot en onverhoeds. Is de staatssecretaris bereid een aanpassing, en in ieder geval een overgangsregeling, te overwegen? Graag een reactie.

Tot slot: wil de staatsecretaris nog een keer aangeven wat hij gaat doen met de een paar weken geleden aangenomen motie-Van Rooijen c.s. over instelling van een onafhankelijke adviescommissie voor de belastinghervorming?

Ik kijk uit naar de beantwoording van de door ons gestelde vragen.

De voorzitter:

Ik dank u, meneer Van Rooijen, voor uw bijdrage aan het debat. De volgende spreker aan de kant van de Kamer is de heer Walenkamp. Ik geef u graag het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Walenkamp i (Fractie-Walenkamp):

Voorzitter. Ik heb vijf thema's: strategische insteek, rechtszekerheid, overgangsrecht, uitvoerbaarheid burgerperspectief en EU-afstemming en, hopelijk tot slot, de samenhangende macro-economische visie.

Het is half december, een tijd van bezinning en reflectie, en een goed moment voor het publiceren van het rapport-Wennink: De route naar toekomstige welvaart. Mario Draghi luidde een jaar geleden al de noodklok over het Europese concurrentievermogen. Draghi zei onder andere dat zonder ingrijpen snel de langzame lijdensweg van de aftakeling komt. Ik zou u graag hoop bieden, zo vlak voor Kerstmis. Het is twee voor twaalf in Nederland. Dit blijkt ook uit het rapport-Wennink, dat drie maanden geleden door onze regering is aangevraagd.

Peter Wennink was tot april 2024 de bestuursvoorzitter van ASML, één van de belangrijkste Nederlandse bedrijven. Vrijdag jongstleden zei hij bij de presentatie: "Nederland moet snoeiharde keuzes maken. Zo niet, dan staat onze welvaart op de helling en wordt Nederland tot een machteloze speelbal in handen van Amerika en China." We mogen dankbaar zijn met dit bedrijf in Veldhoven, dat zo'n essentiële bijdrage levert aan onze economische vooruitgang. Voor onze toekomstige welvaart is het absoluut noodzakelijk dat we inzetten op economische groei en het vergroten van onze strategische relevantie met meer gerichte investeringen en minder regels. Niet voor niets voert ook de Europese Commissie onder leiding van Von der Leyen juist een dereguleringsagenda, een omnibuspakket om wetten en andere belemmeringen te schrappen. Wennink noemt meerdere sectoren waarin onmiddellijk geïnvesteerd moet worden, onder andere energie, life sciences en biotechnologie. Hij roept dringend op tot investeringen ter waarde van 151 miljard euro à 187 miljard euro voor de komende tien jaar, waarvan 30% door de overheid moet worden gefinancierd en 70% door particuliere investeerders. Dat moeten we dan wel goed weten te organiseren, ook via de Nationale Investeringsbank. Geachte staatssecretaris en minister, vindt u werkelijk dat het beleid dat u voorstelt daaraan voldoet? Is dit een consequent beleid om snoeiharde keuzes te maken?

Het is een tijd van reflectie en bezinning; ik zei het al. Ik heb enige vragen. Middeninkomens en hogere inkomens betalen het komende jaar weer bijna 1 miljard euro extra inkomstenbelasting. De Hoge Raad heeft in 2024 aangegeven — de heer Van Rooijen refereerde er al aan — dat de belasting op spaargeld en beleggingen in strijd is met het verdrag van de Europese mensenrechten. De vermogenstaks kan een miljardenstrop worden. Die verhoging wordt verlegd van box 3- naar box 1-belasting. Huiseigenaren met een afgeloste hypotheek gaan opdraaien voor deze 2 miljard euro tot 2,5 miljard euro. Is dat nou werkelijk rechtvaardig? Die in 2005 ingevoerde aftrekpost is ingevoerd om te voorkomen dat een afgelost huis in een groot fiscaal nadeel verandert. De garanties die deze wet-Hillen gaf, met dank aan Hans Hillen — niet de wijze uit het Oosten, maar de wijze van het CDA — worden afgebouwd en afgeschaft. Is dit nou echt hoe we oudere mensen die Nederland na de oorlog hebben opgebouwd en die in de samenleving investeren, willen belonen?

De bijtellingspercentages voor werknemers met een auto van de zaak worden wel heel snel aangepast. Dat tast de rechtszekerheid van gewone ondernemers aan. Bent u bereid deze wettelijke korting minimaal twaalf maanden later in te laten gaan?

Bij de behandeling van de Miljoenennota eerder dit jaar vroeg ik aandacht voor een fatsoenlijker, eerlijker en rechtvaardiger stelsel voor de schenk- en erfbelasting. De staatssecretaris stelde voor dat ik die vraag hier zou herhalen. Gezien de tijd lijkt het mij het handigst om alleen het dictum te citeren: "verzoekt de regering voorstellen uit te werken om de belastingvrije voet voor kinderen, inclusief pleeg- en stiefkinderen, te verhogen in lijn met het huidige modale inkomensniveau, en tevens de mogelijkheden te onderzoeken om het heffingsmoment van de erfbelasting te verschuiven naar het moment waarop het erfdeel daadwerkelijk wordt ontvangen". Dit is ook conform wat de Hoge Raad heeft voorgesteld. Als het mag ...?

De voorzitter:

Ik was even in de veronderstelling dat u een motie aankondigde in de eerste termijn. Maar dat was niet het geval. Gaat u vooral door.

De heer Walenkamp (Fractie-Walenkamp):

Ik herhaalde het dictum van een eerder ingediende motie. Ik leg het nu dus nogmaals voor met het verzoek daarop in te gaan. En anders dienen we de motie alsnog volledig in. Gezien de tijd leek deze manier mij het handigste.

De Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht. Er gelden, conform de vigerende Archiefwet, bewaartermijnen, vernietigingstermijnen, privacy- en inzagerechten. De Belastingdienst en de Douane zijn bestuursorganen in de zin der wet en dienen daarom, in afstemming met het Nationaal Archief, zeer secuur hiermee om te gaan. Dit gaat helaas vaak mis. Ik geloof …

De voorzitter:

Dat geloof ik ook. Er is een interruptie van de heer Schalk.

De heer Schalk i (SGP):

Vooral procedureel. Volgens mij is die motie al ingediend, maar aangehouden. Die hoeft toch niet opnieuw ingediend te worden?

De voorzitter:

Wat u wenst. De motie wordt überhaupt nu niet in behandeling genomen. Er wordt ook niet over gestemd. Ik heb vastgesteld dat de heer Walenkamp bijna tot tweemaal toe het dictum van de motie heeft geciteerd. Ik denk dat het daarbij gebleven is.

De heer Walenkamp (Fractie-Walenkamp):

En ik wacht het antwoord van de staatssecretaris af. Dat lijkt me het handigst en het meest correct.

De voorzitter:

Dat lijkt mij heel verstandig. Vervolgt u uw betoog.

De heer Walenkamp (Fractie-Walenkamp):

De Archiefwet zie ik dus wat ruimer. Bij de inzage van publicaties van het CABR begin dit jaar en de bewaartermijnen van het Nationaal Archief ging dit volledig mis. Dat heeft heel veel mensen benadeeld.

Voorbeeld 2. Alles wordt blijkbaar digitaal opgeslagen en alles moet via DigiD worden aangevraagd. Goed dat dit veilig gebeurt. Goed ook dat er voorzieningen zijn. Echter, er zijn naar schatting 2,5 miljoen tot 3 miljoen Nederlanders laaggeletterd, c.q. digitaal niet of nauwelijks vaardig. Hoe gaat u hun inzagerechten garanderen?

Voorbeeld 3. Het Slotervaartziekenhuis in Amsterdam ging failliet. Conform de Wet op de gezondheid en de Archiefwet moet een ziekenhuis normaliter 25 jaar de operatiedossiers van levende mensen bewaren. Het is wettelijk nog steeds niet geregeld wie dat doet als zo'n organisatie niet meer bestaat. Kunt u naar aanleiding van dit inzagerecht antwoord geven op de vraag hoe deze wet deze omissies voorkomt?

Punt 6. De Wet minimumbelasting, Wmb, 2024 gaat naar 15%, alsmede de Wet differentiatie op de vliegbelasting. Dat klinkt logisch en sympathiek, maar in hoeverre hebben de staatssecretaris en de regering dit afgestemd met andere EU-landen? We vragen ons dat af. Is dit, in lijn met de rapporten van Wennink en Draghi, wel wenselijk?

Punt 7. Ingewikkeldheid en consistentie van fiscale strategie versus de optelsom van incidentele maatregelen verdienen de nodige aandacht. Het belastingstelsel heeft een overkill voor van alles en nog wat. Het is voor een gewone burger nauwelijks meer te volgen. Dat is nu een paar keer op pijnlijke wijze gebleken, bijvoorbeeld bij de toeslagenkwestie. Daarbij werd nota bene door de administratie bij de invoering van het stelsel aan dovemansoren gewaarschuwd dat er wellicht ernstige problemen bij de uitvoering zouden ontstaan. Wat dat betreft mogen de politici, ook wij hier, wel de hand in eigen boezem steken. Wanneer een gehuwde belastingplichtige met een eigen woning, hypotheek, wat spaargeld, kinderen en een buitenshuis werkende echtgenoot netjes aangifte wil doen voor de belasting, is hij of zij al gauw genoodzaakt om de hulp van een hoogopgeleide, dure deskundige in te roepen, zeker wanneer er een zogeheten eigenwoningverleden is. Daarvoor moet hij of zij flink betalen. Is dit werkelijk rechtvaardig? Is dit nu werkelijk rechtszekerheid voor gewone burgers in het land? Graag een reflectie van de staatssecretaris. Dat iemand zonder bedrijf zulke kosten moet gaan maken, is toch eigenlijk van de gekke? Waarom niet gewoon een driestromensysteem van "eenvoudig", "medium" en "complex", waarbij de selectie al in het voorportaal plaatsvindt? Kortom, een grote stelselhervorming is nodig voor een eenvoudiger belastingstelsel.

Punt 8. Wennink en Draghi zetten onze belastingplannen en bijbehorende wetgeving in een waardevol perspectief. Zij houden onze regering meerdere spiegels voor: te veel sparen is onverstandig; er moet ook een ijzeren voorraad in kas zijn, een zogenaamde financiële buffer. Te veel uitgeven is ook onverstandig. Te veel lenen ook, maar lenen onder de juiste voorwaarden om er later beter van te worden, bijvoorbeeld een hypotheek voor een huis, of investeren in studie of economie, is juist zeer verstandig. Er moet mijns inziens op de juiste terreinen worden geïnvesteerd.

Vragen naar visie. Wat is volgens de staatssecretaris het ideale equilibrium tussen sparen en uitgeven van respectievelijk huishoudens, bedrijven en de Staat? Wat acht hij nog wel en wat niet een gezond begrotingstekort? We zijn benieuwd naar zijn fiscale macro-economische reflecties, alsmede een visie voor het komende jaar, gerelateerd aan het voorliggende Belastingplan en de wetgeving. Ik gaf daar al een aftrap voor.

Ik zou graag van de staatssecretaris willen horen wat kan worden gedaan om de marginale belastingdruk te verlagen. Enkele voorbeelden. In het rapport-Wennink staat letterlijk: "Overigens gaat het niet alleen over de befaamde marginale druk, maar ook over het tijdstip waarop de fiscus langskomt, bijvoorbeeld nu al in een toch relatief vroeg stadium." Wennink spreekt letterlijk over "een opeenstapeling van maatregelen, waardoor steeds vaker belasting geheven wordt op momenten waarop investeringen bedrijfseconomisch nog geen rendement opleveren". Ik meen dat dit op pagina 125 staat. De vraag aan de staatssecretaris is: welke specifieke maatregelen neemt u om deze marginale druk anders en beter te organiseren? Wordt er als onderdeel van het Belastingplan nagedacht over een langetermijnvisie op hoe de fiscale omgeving voor bedrijven kan worden gestimuleerd om de Nederlandse bedrijven primair in Nederland te laten investeren, en wel op zo'n manier dat de Nederlandse belastingbetaler en vooral de Nederlandse werknemer hier wat aan verdient?

Voorzitter. Ik dank u voor uw aandacht. Ik wens de staatssecretaris succes bij de beantwoording.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw bijdrage, meneer Walenkamp. Ik geef graag meteen het woord aan mevrouw Van der Linden. Zij spreekt namens de fractie van de VVD.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van der Linden i (VVD):

Voorzitter. Ik heb het pakket Belastingplan met veel interesse gelezen. Het was mijn eerste. Het merkwaardige is: hoe dieper je in de details van deze zeven wetsvoorstellen duikt, des te meer zorgen je je maakt. Wat wij hier voor ons hebben, is immers geen integrale visie — we hebben het al eerder gehoord — maar een reparatie van een reparatie van een eerdere herstelwet. We plakken pleister op pleister. Kijkt u naar de 30%-regel in de Wet fiscale maatregelen: vorig jaar versoberd, nu weer deels teruggedraaid. Of kijkt u naar box 3, waar we al jaren werken met een overbruggingswet, die we nu wederom moeten aanpassen door een uitspraak van de Hoge Raad. Het is continu stutten en steunen over de volle breedte van dit pakket. Hoewel mijn fractie de noodzaak van de afzonderlijke maatregelen in het pakket inziet, moeten we ons wel afvragen: verbeteren we het stelsel nog wel, of repareren we het alleen maar tot de volgende keer?

Voorzitter. Dit pakket laveert tussen drie doelen: werken moet lonen, ondernemen moet aantrekkelijk blijven en de Belastingdienst moet het kunnen uitvoeren. Mijn fractie ziet daarin zeker goede stappen. De arbeidskorting gaat omhoog en werkenden gaan in koopkracht vooruit. Maar tegelijkertijd maken we ons zorgen over de onderdelen waar de lasten stijgen en de regels eerder ingewikkelder dan simpeler worden.

Het pakket Belastingplan is omvangrijk en mijn spreektijd beperkt. Daarom heb ik ervoor gekozen om vandaag kort in te gaan op de koopkracht, de amendementen, de ondernemers en het vestigingsklimaat, de internationale fiscaliteit en ten slotte de uitvoerbaarheid. Allereerst de koopkracht. Laat ik beginnen met het goede nieuws. Zoals we al eerder hebben gehoord, is er sprake van een gemiddelde koopkrachtstijging van 1,3% voor werkenden. Wij zien dit concreet terug in de tariefsverlaging in de eerste schijf en de verhoging van de algemene heffingskorting. Vooral de verhoging van de arbeidskorting is voor mijn fractie essentieel. Dat is dé knop waaraan we moeten draaien. Onze inzet blijft immers dat het verschil tussen werken en niet werken groter moet worden. Dan heb ik het uiteraard alleen over de mensen met arbeidspotentieel, zeg ik tegen meneer Van Apeldoorn.

Voorzitter. Dan de amendementen. De Tweede Kamer heeft negen amendementen aangenomen die het Belastingplan substantieel hebben bijgesteld. Laat ik de belangrijkste kort toelichten, want ze raken de kern van onze liberale koers.

De heer Schalk i (SGP):

Een korte vraag aan collega Van der Linden. Het ging net even over de arbeidskorting. Verhogen is wel weer heel slecht voor eenverdieners. Moet je niet juist verlagen en een andere knop gebruiken om mensen te helpen met arbeid?

Mevrouw Van der Linden (VVD):

Ik ken uw standpunt over eenverdieners. Mijn fractie zit daar toch iets anders in. Wat ons betreft moet iedereen werken die kan werken, die arbeidspotentieel heeft en die dus kan bijdragen aan het draaiend houden en laten groeien van onze economie, waardoor we allemaal meer welvaart hebben.

De heer Schalk (SGP):

Ik had net een gesprek met mevrouw Visseren die een paar voorbeelden aanreikte van mensen die een andere keuze willen of moeten maken. Heeft de VVD daar ook aandacht voor?

Mevrouw Van der Linden (VVD):

De VVD is met u van mening dat als je niet kunt werken, er voor je gezorgd moet worden. Er moet een welvarende uitkering zijn en er moet voldoende zorg zijn als dat nodig is. Als je daarentegen wel kunt werken, is mijn fractie voorstander van meedoen in arbeidsparticipatie.

De voorzitter:

Dank u zeer. Vervolgt u uw betoog

Mevrouw Van der Linden (VVD):

Ik was bij box 3. Het amendement-Grinwis heeft voorkomen dat het forfait voor overige bezittingen zou stijgen. Het blijft nu 6% en het heffingsvrij vermogen blijft onveranderd. Namens mijn fractie zeg ik dat dit verstandig is, want een forfait van bijna 8% op vermogen, dat wellicht helemaal geen 8% rendement maakt, is geen belasting maar confiscatie. Vooral particuliere verhuurders zouden geraakt worden. Zij maken vaak veel minder rendement en binnen de huidige tegenbewijsregeling kunnen zij kosten als onderhoud, verduurzaming en leegstand niet eens aftrekken. Dat zou leiden tot het nog meer afstoten van huurwoningen. Dat is het laatste wat we in deze krappe woningmarkt kunnen gebruiken. Het is al vaker genoemd, maar ik wil daar toch kort bij stilstaan. De dekking komt uit de versnelde afbouw van de wet-Hillen: de lage heffing voor huiseigenaren met weinig of geen hypotheekschuld. We hebben er zojuist uitvoerig bij stilgestaan. Mijn fractie vraagt zich af wat dit betekent voor het EMU-saldo, vooral omdat het meeste van de opbrengst pas na 2027 beschikbaar is. In 2026 en 2027 levert de wet-Hillen slechts 13 miljoen en 29 miljoen op, zoals we net hebben gehoord van de heer Van Rooijen, terwijl 1,2 miljard aan inkomsten wordt gemist in box 3. Hoe past dit bij de begrotingsregels als we nu een tekort oplopen dat pas later wordt gecompenseerd?

Dan over het lucratief belang. De voorgenomen verzwaring van de heffing op middellijk gehouden lucratieve belangen, die via een multiplier de effectieve belastingdruk naar 36% zou brengen, is uitgesteld naar 2028. Dat is het moment waarop ook het nieuwe box 3-stelsel, hopelijk met werkelijk rendement, ingaat. Mijn fractie waardeert het dat de Tweede Kamer het amendement-Van Eijk heeft aangenomen, waarmee deze mogelijkheid wordt gecreëerd. Dit draagt bij aan het voorkomen van overbodige complexiteit en biedt ondernemers, scale-ups en start-ups duidelijkheid en stabiliteit.

Dan over ondernemers en het investeringsklimaat. De VVD wil ruimte voor ondernemers. Daarom zijn wij kritisch op maatregelen die investeringskapitaal wegnemen, zoals de lucratiefbelangregeling. Die raakt het mkb, start-ups en familiebedrijven. Dat zijn juist de bedrijven die dit land draaiende houden.

Dan wat betreft de bedrijfsopvolgingsregeling. Hoewel het teleurstellend is dat verruiming uitblijft, zijn we blij dat versobering is voorkomen. Ondernemers verdienen langdurige zekerheid. Fiscale stabiliteit mag dan niet spannend klinken, maar is van wezenlijk belang.

Over stabiliteit gesproken: ik maak een specifieke kanttekening bij de gevolgen van het amendement-Grinwis voor de youngtimerregeling. Ik geloof dat iedereen daar nu wat over heeft gezegd, maar ik doe gezellig mee. Laten we niet vergeten dat voor veel zzp'ers en startende ondernemers een auto van vijftien jaar oud geen fiscale truc of luxe hobby is, maar een puur noodzakelijk bedrijfsmiddel om betaalbaar mobiel te blijven. Door deze regeling nu te versoberen veranderen we wederom de spelregels tijdens de wedstrijd. We raken hiermee niet de grote multinationals, maar de ondernemer die nog niet de middelen heeft voor een gloednieuw, elektrisch wagenpark. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat deze groep, die dacht te kunnen bouwen op bestendig fiscaal beleid, nu onevenredig hard wordt geraakt in zijn vaste lasten?

Voorzitter. Dan de internationale fiscaliteit en de technische aanpassingen aan de Wet minimumbelasting 2024, ook wel "Pijler 2" genoemd. Die wet zorgt ervoor dat multinationals in binnenlandse groepen met een omzet van 750 miljoen of meer effectief minstens 15% belasting betalen. De principes zijn helder. Nederland heeft zich gecommitteerd aan internationale afspraken over eerlijke belastingheffing. Dat voorkomt belastingontwijking en verstoringen van het gelijke speelveld. Tegelijkertijd vraagt mijn fractie om waakzaamheid. Deze regelingen zijn complex, vragen veel van de uitvoering en mogen niet leiden tot onnodige administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Wij maken ons specifiek zorgen over de offshoresector en de tonnageregeling. Ziet de staatssecretaris risico's voor het vestigingsklimaat?

Voorzitter. Op het gebied van klimaat en milieu moeten we voorzichtig zijn. Het CBAM-wetsvoorstel omtrent het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens wordt vanaf 1 januari 2026 volledig operationeel. Dit is Europese regelgeving die koolstoflekkage moet voorkomen. De VVD steunt dat doel, maar vraagt het kabinet: monitor de uitvoerbaarheid en de effecten op het bedrijfsleven. Europese ambities die Nederlandse bedrijven onevenredig raken zonder dat derde landen volgen, leveren klimaatwinst noch economische zekerheid op.

Dan de vliegbelasting. Die levert nauwelijks klimaatwinst op, met minder dan 2% CO2-reductie, en lijkt vooral bedoeld als extra inkomstenbron. Hierdoor kiezen passagiers en vrachtvervoerders vaker voor buitenlandse luchthavens, zonder dat dit het milieu daadwerkelijk helpt. Mijn fractie vraagt zich af of deze belasting opweegt tegen het risico voor de werkgelegenheid en de rol van Nederland als mainport.

Voorzitter. Daarnaast is er de hogere privéjetbelasting. Vanaf 2030 treft die ook medische evacuaties, zakelijke noodsituaties, ondernemingen in crisisgebieden en luchtvaarttechnische inspecteurs. Voor hen is dit geen luxe, maar noodzaak. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat deze en dergelijke partijen hierdoor niet onterecht worden behandeld?

Voorzitter. Ten slotte de uitvoerbaarheid. De VVD vraagt om een beperking van complexiteit en om een eerlijke inschatting van de ICT-capaciteit bij de Belastingdienst. De Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht en andere uitvoeringswetsvoorstellen vragen om een zorgvuldige implementatie. "Mooi in theorie" mag niet "onuitvoerbaar in de praktijk" worden. Wij vragen niet alleen om haalbaarheid op papier, maar ook om werkbaarheid voor de mensen bij de uitvoeringsorganisaties.

Voorzitter, ten slotte. Mijn fractie ziet in dit pakket zowel kansen als risico's. De koopkrachtverbetering voor werkenden is welkom en de amendementen van de heer Grinwis en mevrouw Van Eijk corrigeren, maar het kernprobleem blijft: we repareren zonder te hervormen. We geven ondernemers rust via het uitstel van het lucratief belang, maar slaan ze tegelijk harder via de youngtimers. We voorkomen dat box 3 naar 7,78% gaat, maar werken met timinggaten in de dekking. We moderniseren de Belastingdienst, maar voegen tegelijkertijd meer complexiteit toe. Dit pakket helpt, voor nu, maar we moeten stoppen met reparatie na reparatie. De volgende keer wil mijn fractie niet het gat dichten; de volgende keer wil mijn fractie het huis herbouwen. Mijn fractie vraagt het kabinet: maak volgend jaar een begin met echte vereenvoudiging. Werkenden, ondernemers en de uitvoering verdienen namelijk niet meer pleisters; zij verdienen een werkend stelsel.

Dank u wel.

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Ik dacht: ik wacht tot het einde. Ik heb een vraag over de opmerkingen rond de vliegbelasting. Ik begrijp wat mevrouw Van der Linden zegt, maar ik ben het er niet mee eens. Aan de ene kant zullen we óf het vliegen moeten vergroenen, óf we zullen wat minder moeten vliegen. Mijn vraag naar aanleiding van uw betoog is: wat zou u dan voorstaan? U zegt: we moeten het zo niet doen, en we moeten heel voorzichtig zijn met de belasting op privéjets. Maar wat dan wel?

Mevrouw Van der Linden (VVD):

Als het de bedoeling is om echt klimaatdoelen te stellen, dan denk ik dat het daadwerkelijk grote klimaatdoelen moeten zijn, en niet een 0,2% CO2-reductie. Tegelijkertijd geloof ik, en dat gelooft mijn fractie met mij, dat we niet als Nederland regels moeten stellen die in Europa verder niet gelden. We moeten het niet aanmoedigen dat mensen naar Brussel of naar Düsseldorf rijden om dezelfde vlucht te maken voor minder geld. Dat treft geen doel en dat heeft uiteindelijk alleen tot gevolg dat onze economie daaronder lijdt. De rest kunt u daar zelf bij bedenken.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Mijn bezwaar bij deze wet was dat die zo gering is dat hij bijna niets doet qua CO2. Mevrouw Van der Linden zegt het eigenlijk ook. Ik zou bijna zeggen dat we de wet steviger moeten inzetten. Ik wil toch mijn vraag herhalen: wat moeten we dan wél doen om de luchtvaart te vergroenen? Want als we alleen hopen dat het gebeurt, gaat het niet gebeuren. Zonder die financiële prikkel werkt het in de markt zo dat de vliegtuigen die we nu hebben, toch gewoon gebruikt blijven worden.

Mevrouw Van der Linden (VVD):

Wat mij betreft zou het een Europese regeling moeten zijn. Nederland moet in zijn kleinheid, in zijn eentje, niet strenger zijn dan de omringende landen, met effecten die nauwelijks werken. Dat zou de mening van mijn fractie zijn.

De heer Hartog i (Volt):

Aansluitend. Ik hoor de VVD nu pleiten voor een eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie op het gebied van de vliegbelasting. Dat had ik nog niet gehoord. Heb ik goed begrepen dat mevrouw Van der Linden nu pleit voor een Europese vliegbelasting als eigen middel?

Mevrouw Van der Linden (VVD):

Een goede vraag. De vraag was volgens mij: wat zou u, mevrouw Van der Linden, willen? Mevrouw Van der Linden vindt: laten we het met z'n allen doen en laten we het niet als Nederland in ons eentje doen. Mevrouw Van der Linden, en de VVD zeker, pleiten niet voor een vliegbelasting.

De heer Hartog (Volt):

Een korte vraag: vindt mevrouw Van der Linden het goed als ik dat ook doorgeef aan de heer Van Ballekom?

Mevrouw Van der Linden (VVD):

Dat vindt mevrouw Van der Linden goed.

De voorzitter:

Dank nogmaals voor uw bijdrage, mevrouw Van der Linden. Ik geef graag het woord aan de heer Koffeman namens de fractie van de Partij voor de Dieren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Wie vandaag om zich heen kijkt, ziet niet zomaar problemen, maar rampen die bezig zijn zich in toenemende mate te voltrekken. In Sudan vindt een genocide plaats, in Oekraïne vallen nog elke dag doden en gewonden, en oplossingen zijn nog nauwelijks in zicht. We hebben te maken met wereldleiders die mensen uit elkaar drijven en tegen elkaar opzetten. Intussen is de aarde op weg naar meer dan 1,5 graad opwarming. Oogsten mislukken, rivieren vallen droog of treden juist buiten hun oevers. Miljoenen mensen verliezen hun huis, hun gezondheid en hun toekomst. Het massaal lijden van dieren gaat onverminderd door.

Mijn fractie vindt het wrang dat we in deze context een Belastingplan bespreken dat nauwelijks toegesneden is op het voorkomen, vermijden of beperken van die ontwikkelingen. Formerende partijen roepen dat ze het land van het slot willen halen, maar zetten daarbij twee stappen vooruit en drie terug. Vandaag kijken we naar een mix van losse maatregelen zonder rode draad. Het Belastingpakket doet denken aan de politieke stilstand van de afgelopen jaren: veel woorden, weinig daden en vooral geen heldere koers.

Dit zijn tijden die vragen om moedige keuzes, niet om symptoombestrijding. Veel schade wordt onomkeerbaar als we blijven dralen. De woningcrisis valt niet op te lossen zonder stikstofreductie, maar het departement blijft hangen in ontkenning. Hoe kunnen we onszelf in de spiegel aankijken als we doorgaan met een landbouwsysteem waarvan we weten dat het mensen letterlijk ziek maakt? Geitenhouderijen waar omwonenden een sterk verhoogde kans op longontsteking hebben, vogelgriep die inmiddels endemisch is geworden en jaarlijks honderdduizenden slachtoffers maakt. Dat gebeurt nu nog onder dieren, maar het is een virus dat in potentie kan muteren naar iets wat veel gevaarlijker is, ook voor mensen en dieren. Hoeveel waarschuwingen hebben we nog nodig? Elke dag dat we geen keuzes maken, slopen we onze bodem, onze biodiversiteit, ons water, schade die soms niet meer binnen een mensenleven te herstellen is.

Toch vindt de PvdD-fractie in dit Belastingplan geen maatregelen die deze dreigingen aanpakken. Niet verrassend, moeten we cynisch constateren, maar wel triest en gevaarlijk. Het opschorten van de CO2-heffing is daarbij een dieptepunt. Een meerderheid in de Tweede Kamer steunde een motie van het CDA om de CO2-heffing af te schaffen, omdat dat noodzakelijk zou zijn om een gezonde industrie te behouden en het oneerlijke speelveld iets minder oneerlijk te maken. De minister van EZK moest hiervoor een boekhoudkundige truc verzinnen, omdat Nederland anders een boete van 1,2 miljard aan de broek zou krijgen. De kans dat Nederland nu nog de reductiedoelen uit de Klimaatwet gaat halen, zijn hiermee wel verdwenen. Zo schrijft de Nederlandse Emissieautoriteit: operatie geslaagd, patiënt steeds hogere koorts.

De echte problemen liggen niet bij de CO2-heffing. De vraag naar fossiele producten neemt simpelweg af. Installaties zijn verouderd en er is internationale overproductie. De CO2-heffing was juist een stimulans om toekomstbestendig te worden. Bedrijven die wel waren begonnen met vergroenen, hebben nu te maken een concurrentieachterstand, een ongelijk speelveld. Dat wilden we juist voorkomen. Dat kan toch onmogelijk de bedoeling zijn.

Voorzitter. Ik blijf nog even bij dit punt, want het afschaffen, of beter gezegd het wegtoveren van de CO2-heffing is niet zomaar een beleidsfout of een beleidskeuze, maar een kapitale blunder omdat het de enige richtinggevende prikkel was om de industrie te helpen vergroenen. Op vrijwillige basis deden bedrijven als Shell en BP het niet; het was de stok achter de deur. Door het wegpoetsen van de CO2-heffing wordt Nederland niet alleen vuiler, maar ook kwetsbaarder. Want klimaatverandering is ook veiligheidsdreiging, zeker voor een land onder de zeespiegel. Dat erkennen inmiddels ook de hoogste militaire strategen, klimaatgeneraal Middendorp voorop. Het kabinet loopt achter de feiten aan en houdt angstvallig de Europese oostgrens in de gaten, maar vergeet wat het zelf bijdraagt aan klimaatverandering en de rampen die dat kan en zal veroorzaken. Secretaris-generaal Rutte waarschuwt namens de NAVO voor een wereldoorlog die zijn gelijke niet kent, maar lijkt voorbij te gaan aan de echte dreiging die ons tot nu comfortabele leven bedreigt. Combineer dat met de kortzichtige bezuinigingen op ontwikkelingshulp en je vraagt je dan af hoe het komt dat mensen van huis en haard vluchten op zoek naar veiligheid, warmte, voedsel en een dak boven hun hoofd. Niets menselijks is hun vreemd: elk mens is een gelukszoeker.

Voorzitter. Een toekomstbestendig stelsel moet vervuiling fors beprijzen. Maar in dit Belastingplan krijgt de vervuiler hooguit een tikje op de vingers of een vrijblijvend opgestoken wijsvinger. Luchthaven Schiphol, die al jaren meer kwaad dan goed doet, blijft opnieuw grotendeels buiten schot. Een kleine stap vooruit, een belasting op privéjets dankzij een amendement in de Tweede Kamer, is zeer welkom, maar het is een druppel op een gloeiende plaat. Hetzelfde geldt voor de gedifferentieerde vliegtaks vanaf 2027. Ook nu weer gaan transferpassagiers vrijuit, 40% van alle reizigers, en het kost de schatkist 347 miljoen per jaar. Intussen mag Schiphol weer groeien vanaf 2028, omdat vlootvernieuwing zou zorgen voor stillere vliegtuigen, een vooruitzicht waar de vele slapeloze omwonenden van Schiphol letterlijk van wakker liggen.

Voorzitter. Begrijpt de Partij voor de Dierenfractie het goed dat het regeringsvliegtuig uitgezonderd zal zijn van de vliegtaks? Zijn er cijfers beschikbaar van het aantal vluchten dat met het regeringsvliegtuig wordt gemaakt? Zo ja, wil de minister die met de Kamer delen? En in hoeverre is er een stijgende lijn waar te nemen bij reizen met de trein door ambtenaren voor korte reizen naar bijvoorbeeld Brussel en Berlijn? Is de minister bereid in EU-verband te pleiten voor accijns op kerosine en, zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

Voorzitter. Een van de pijnlijkste onderdelen van dit belastingpakket is de afschaffing van de vrijstelling voor groene beleggingen, een uiterst succesvolle regeling die jaarlijks zorgde voor meer dan een half miljoen ton CO2-reductie, 1.250 groene projecten, een investering van 1,6 miljard euro in groene projecten en een flinke hefboom. Elke geïnvesteerde euro van de overheid leidde tot circa €30 aan duurzame investeringen. En toch wordt deze maatregel afgeschaft, zonder alternatief, tegen de adviezen van RVO in, tegen de logica van de Green Deal in en tegen het gezond verstand in. Het is onbegrijpelijk dat dit kabinet enerzijds zegt de klimaatdoelen serieus te nemen, maar anderzijds een van de weinige succesvolle groene instrumenten simpelweg afschaft. Het resultaat is schrikbarend. De groenfondsen lopen leeg, de groene banken krimpen en de vraag is hoe je dat geld en die kennis ooit weer terugkrijgt. Hetzelfde geldt voor het plotseling stopzetten van de SDE++-regeling per 2027, een bizarre keuze die de doodsteek betekent voor vele duurzame projecten en Nederland langer afhankelijk zal houden van fossiele subsidies.

Voorzitter. Dit is hoe je burgers en bedrijven het gevoel geeft dat de overheid niet te vertrouwen is. De overheid wijzigt te vaak regels waar mensen op rekenen — kijk naar de salderingsregeling — maar ook naar de plotselinge wijziging van youngtimerregeling. Waarom kiest de minister ervoor om de youngtimerregeling al per 1 januari onverhoeds af te schaffen? Waarom is er niet gekozen voor een deugdelijke overgangsregeling? Nu is de schade geraamd op meer dan een miljard en een geschatte opbrengst van 54 miljoen op jaarbasis. Is de staatssecretaris bereid alsnog een overgangsregeling te overwegen en hoe zou hij aankijken tegen een voorstel in dit huis dat daarom zou vragen? Waarom is er niet gekozen voor andere middelen om de bijtelling van elektrisch rijden lager te houden dan de brandstofauto?

Kan de staatssecretaris ook reflecteren op berichten dat de massale export van tweedehands elektrische auto's Nederland vele honderden miljoenen zou kosten? Onder meer de ING stelt dat. En is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of een lager bijtellingstarief voor elektrische auto's die ouder zijn dan vijf jaar, zou kunnen gaan gelden, bijvoorbeeld de dagwaarde, zodat meer emissieloze auto's beschikbaar blijven voor de tweedehandsmarkt? Graag een reactie. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, en het paard lijkt galopperend uit het zicht te verdwijnen.

Voorzitter. We zijn blij dat de suikertaks eindelijk wordt aangepast. Chocomelk en mierzoete andere zuiveldrankjes worden per 1 januari niet langer uitgezonderd van de verbruiksbelasting. Ook het trucje met het vleugje zuivel wordt opgelost. Dat is een stap vooruit, maar de eerder in dit huis aangenomen motie-Koffeman, waarin wordt gevraagd om de verhoogde heffing op dranken zonder toegevoegde suikers op nul te zetten, is nog steeds niet uitgevoerd. Mensen betalen dus nog altijd extra voor ongezoete havermelk en pure groente- en vruchtensappen. Wat de fractie van de Partij voor de Dieren betreft wordt dit nu eindelijk aangepast. Kan de staatssecretaris daarop reageren?

Voorzitter. Ik hoop ten zeerste dat we volgend jaar een belastingplan mogen beoordelen dat een andere sfeer ademt, een belastingplan dat doet wat echt nodig is en alles wat weerloos is, niet op het spel zet, maar beschermt.

Voorzitter. Mijn fractie spreekt de hoop uit dat de zachte krachten zullen winnen. En voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Koffeman. Ik zie nog een interruptie van mevrouw Moonen.

Mevrouw Moonen i (D66):

Ik heb het hele betoog goed beluisterd en ik vraag me af waarom de Partij voor de Dieren zich zo drukt maakt over het veranderen van de youngtimerregeling. We hebben het hier over oude auto's die vaak buitengewoon milieuonvriendelijk zijn. Ik ben dus eigenlijk verwonderd. Deze mensen zijn heel lang enorm fiscaal bevoordeeld en dan zou je ook kunnen zeggen: ze hebben geluk dat ze het al die jaren hebben gehad. Ik ben echt een beetje verbijsterd dat de Partij voor de Dieren zich nu voor deze groep inspant.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik wil mevrouw Moonen danken voor die vraag. Ik begrijp 'm heel goed. Het is niet zo dat wij pleiten voor oude vervuilende auto's. Wij pleiten voor een stabiele situatie voor mensen die kiezen voor een auto die bij zijn productie veel meer energie vraagt dan die auto in zijn hele levensduur zal verbruiken. Lang gebruikmaken van auto's is dus veel milieuvriendelijker dan om de haverklap een nieuwe auto aanschaffen, omdat die productie van die nieuwe auto veel vervuilender is dan dat.

De voorzitter:

Nogmaals dank aan de heer Koffeman. Ik geef vervolgens graag het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Visseren-Hamakers i (Fractie-Visseren-Hamakers):

Dank, voorzitter. De fractie Visseren-Hamakers spreekt zoals altijd namens de Partij voor de Dieren.

Voorzitter. De Partij voor de Dieren heeft het pakket Belastingplan beoordeeld aan de hand van de vraag of en in welke mate het pakket helpt Nederland duurzaam, diervriendelijk en rechtvaardig te maken, met andere woorden of het pakket Belastingplan voldoet aan de criteria van brede welvaart. Die criteria zetten niet economische groei centraal, maar het rechtvaardig verdelen van welvaart, het halen van de dierenwelzijnsdoelen en het rekening houden met de belangen en behoeftes van toekomstige generaties. Dus welke richting vertegenwoordigt dit pakket Belastingplan? Het huidige kabinet heeft toen het begon een koers ingezet die precies het tegenovergestelde doet van wat volgens de Partij voor de Dieren nodig is. Dit pakket Belastingplan neemt geen afslag van die ingezette koers. Dat is logisch, gezien de demissionaire status van het kabinet, maar desalniettemin betreurenswaardig.

Afgezien van een paar kleine uitzonderingen zet het pakket Belastingplan in op een zeer smalle welvaart in plaats van brede welvaart. In de memorie van toelichting van het Belastingplan wordt, om de schijn te wekken dat het demissionaire kabinet een brede welvaart serieus neemt, verwezen naar het financieel jaarverslag van het Rijk uit 2023. Dat is ruim twee jaar geleden. Dat heet greenwashing. Zo worden concepten die zijn bedoeld om vooruitgang op het gebied van duurzaamheid en rechtvaardigheid meetbaar te maken vakkundig om zeep geholpen.

Misschien hebben we meer daadkrachtige concepten nodig om het gebrek aan duurzaamheid en rechtvaardigheid te duiden. De concepten structureel geweld en langzaam geweld, bekend uit de milieu- en maatschappijwetenschappen, geven de urgentie van de benodigde verandering wellicht beter aan. Duurzaamheid en rechtvaardigheid zijn geen luxe waar we sneller of langzamer naartoe kunnen bewegen. Een beetje duurzaamheid of een beetje rechtvaardigheid bestaat niet. Beleid is duurzaam en rechtvaardig of niet. Zolang we nog geen duurzame en rechtvaardige samenleving hebben, wordt er geweld gepleegd. Niet altijd het soort geweld dat je kan zien, niet altijd het soort geweld met één duidelijke dader, maar het is en blijft geweld. Jaar in, jaar uit vervuilen, de natuur aantasten, klimaatverandering, de bio-industrie en het in stand houden van armoede en ongelijkheid; het zijn vormen van structureel en langzaam geweld, geweld waarvan de slachtoffers vaak geen stem hebben. Dit pakket Belastingplan houdt het geweld in stand.

Een aantal voorbeelden. Het demissionaire kabinet kiest ervoor de huidige accijnsverlaging op benzine, diesel en lpg met een jaar te verlengen. Gelukkig wordt door het amendement-Grinwis in de Tweede Kamer de accijnsverlaging iets minder, maar deze nieuwe fossiele subsidie blijft bestaan. Dit geld, ruim 1,2 miljard, kan beter worden besteed. Is de staatssecretaris bereid de hele accijnsverlaging te heroverwegen? Ik overweeg een motie op dit punt.

Voorzitter. De regelingen op het gebied van groen beleggen en investeren worden afgebouwd; andere sprekers hadden het hier al over. In het schriftelijk overleg geeft de staatssecretaris dit ook toe. Met de huidige bezuinigingen en het verlies van private inleg kunnen de alternatieven dus niet dezelfde effectiviteit en schaal realiseren, aldus het kabinet. De Partij voor de Dieren hoopt oprecht dat een volgend kabinet deze groene maatregelen opnieuw leven inblaast, aangezien zowel publieke als private investeringen noodzakelijk zijn om de transitie naar een duurzame economie vorm te geven.

Voorzitter. Andere maatregelen met een negatieve impact voor de brede welvaart zijn het afvalmaatregelenpakket, waardoor recycling duurder wordt, en de aanpassing van de CO2-heffing voor de industrie, die — ik citeer weer de staatssecretaris — "een negatief effect heeft op verduurzaming". Deze maatregel beïnvloedt ook de hoogte van het Klimaatfonds. Dit wordt niet meer gevoed door de opbrengsten van de CO2-heffing voor de industrie. Het kabinet zegt dat het de doelen op het gebied van circulaire economie en klimaat wil halen, maar hoe wil het dat doen terwijl allerlei maatregelen worden teruggedraaid? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Wordt er zoals in eerdere jaren op tijd voor de ontwikkeling van de Miljoenennota onderzoek gedaan naar de vraag of we nog wel op koers zijn op het gebied van klimaat, biodiversiteit en circulaire economie? Kan de staatssecretaris toezeggen dat het demissionaire kabinet ervoor zal zorgen dat dit op tijd voor de Miljoenennota wordt gemonitord? Ik overweeg een motie op dit onderwerp.

Voorzitter. Verder houdt het demissionaire kabinet de oneerlijke verdeling tussen belasting op arbeid, kapitaal en consumptie in stand. De heren Martens en Van Apeldoorn hebben het daar al over gehad. Het kabinet laat de enorme verschillen tussen vermogende Nederlanders en Nederlanders met een laag of modaal inkomen bestaan. Nog steeds heeft de top 10% van de huishoudens meer dan de helft van het vermogen en 95% van het aanmerkelijk belang. Waarom belast het kabinet de rijkste 10%, 1% en 0,1% van de Nederlanders niet zwaarder? Dat is goed voor de schatkist, goed voor maatregelen om Nederlanders met een laag inkomen te ondersteunen en goed voor het milieu. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Het demissionaire kabinet presenteert de aanpassing van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken als technische verandering. Het is uiteraard positief dat door de wijziging het toevoegen van een vleugje zuivel aan fruitsappen niet meer rendeert, al is het per 2027. Maar de vraag is of de vervanging van de term "limonade" door de term "overige alcoholvrije drank" als een technische wijziging kan worden gezien. Feitelijk verandert er nog niks, maar door deze zogenaamde technische wijziging worden plantaardige zuivelvervangers als havermelk en amandelmelk nu expliciet in deze categorie geplaatst en niet in de categorie zuivel, zoals sommige sojadranken. In eerdere correspondentie over verschillende scenario's over een toekomstige verbruiksbelasting stelde het demissionaire kabinet dat besluitvorming hierover aan een volgend kabinet zou zijn. Hoe verhoudt het besluit om de term "limonade" te vervangen door "overige alcoholvrije dranken" zich tot de intentie om als demissionair kabinet niet op toekomstige besluitvorming vooruit te lopen? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Het siert het kabinet dat het de energierekening voor huishoudens betaalbaar wil houden, maar de belastingvermindering op de energierekening geldt niet alleen voor huishoudens met een minimuminkomen of modaal inkomen, maar voor álle huishoudens en bedrijven. Waarom is gekozen voor deze generieke maatregel waarmee ook huishoudens en bedrijven worden ondersteund die helemaal geen steun nodig hebben? Hoe duur is deze generieke maatregel en hoe duur zou het zijn om alleen de daadwerkelijke doelgroep van deze maatregel te ondersteunen? Is het niet veel voordeliger om bijvoorbeeld via de loonbelasting huishoudens met een minimuminkomen of modaal inkomen te ondersteunen, vraag ik de staatssecretaris.

Voorzitter. Het overgrote deel van de positieve puntjes, de lichtpuntjes in dit pakket Belastingplan, is niet afkomstig van het huidige demissionaire kabinet. Je zou kunnen zeggen dat ze erin staan niet dankzij, maar ondanks dit kabinet. Het betreft onder meer de implementatie van Europese richtlijnen en verordeningen en andere internationale afspraken, zoals de Europese verordening tot instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en de Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024. Een ander lichtpuntje is de Wet differentiatie vliegbelasting, waar eerdere sprekers het al over hadden. Daarmee worden langeafstandvluchten hoger belast dan vluchten met kortere afstanden. Uit het schriftelijk overleg bleek echter dat de belasting niet geldt voor transferpassagiers, waarmee de potentiële impact van de maatregel niet of niet volledig wordt benut. Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of er draagvlak is onder de Nederlandse bevolking om transferpassagiers ook onder de Wet differentiatie vliegbelasting te laten vallen? Graag een reactie van de staatssecretaris. Wat zou Nederland, wat zou de regio rondom Schiphol toch een stuk mooier, stiller, en schoner zijn met minder, veel minder transferpassagiers. De Partij voor de Dieren hoopt dat een volgend kabinet de impact en de overlast van Schiphol eindelijk aanpakt.

Voorzitter, ik rond af. De Partij voor de Dieren maakt zich zorgen over de huidige afbraak van het duurzaamheidsbeleid wereldwijd, in Europa en in Nederland. Dit pakket Belastingplan maakt daar onderdeel van uit. Ik kijk uit naar de beantwoording door het kabinet. Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De voorzitter:

Dank u zeer, mevrouw Visseren. Een interruptie van de heer Van Strien.

De heer Van Strien i (PVV):

Ik hoor dat mevrouw Visseren aan de staatssecretaris vraagt of hij bereid is om te onderzoeken of een meerderheid onder de Nederlandse bevolking vindt dat die vliegbelasting ook voor overstappers moet gelden. Dat brengt mij tot de vraag of mevrouw Visseren vaker bevolkingsraadplegingen wil over belangrijke onderwerpen en die als leidraad wil hanteren voor het beleid dat wij hier voeren.

Mevrouw Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers):

Ja.

De heer Van Strien (PVV):

Oké.

De voorzitter:

Vraag gesteld, antwoord gekregen. Dank u zeer.

De volgende spreker is de heer Hartog namens de fractie van Volt.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Hartog i (Volt):

Voorzitter. De Voltfractie wil allereerst de staatssecretaris en zijn team dankzeggen voor de snelle beantwoording van de vragen. De antwoorden hebben verduidelijking gebracht op een aantal belangrijke punten. Bij de behandeling van vandaag wenst mijn fractie nader in te gaan op een drietal punten. Allereerst wil mijn fractie iets zeggen over iets wat niet in het pakket zit: een routekaart voor de herziening van ons verouderde belasting- en toeslagenstelsel. Vervolgens heeft mijn fractie een aantal vragen over de minimumbelasting. Ik zal mijn bijdrage in eerste termijn afsluiten met de vliegbelasting.

Voor wat betreft de herziening van het belasting- en toeslagenstelsel wil mijn fractie allereerst stilstaan bij waar we nu zijn aangekomen. Gedurende de laatste twee jaar heeft mijn fractie steeds aangedrongen op een urgente herziening van het stelsel. Het stelsel is te gecompliceerd, het leidt tot ongerechtigheden en het verkwist miljarden euro's. Met dat laatste doel ik met name op de weigering van deze en vorige regeringen om de ondoelmatige en ondoeltreffende fiscale regelingen af te schaffen. We blijven ieder jaar op zijn minst zo'n 30 miljard over de reling kieperen. Er is grote consensus om het belasting- en toeslagenstelsel fundamenteel anders aan te pakken, maar niemand doet iets. Dit culmineerde recentelijk in de motie van Van Rooijen om een externe commissie in het leven te roepen. Mijn fractie begrijpt deze motie heel goed, omdat de staatssecretaris tijdens het debat duidelijk aangaf niet van plan te zijn om nu nog verdere stappen te zetten in het denk- en voorbereidingsproces. Dat is jammer. Ook een demissionaire regering mag doorgaan met het ambtelijk voorbereiden van opties en daarover ook nu al in consultatie gaan. Mijn fractie heeft tegen deze motie gestemd vanwege het gevaar dat een externe commissie nóg meer vertraging in de herziening oplevert. De vragen van mijn fractie aan de staatssecretaris zijn daarom de volgende. Welke stappen heeft hij gezet in het instellen van een externe commissie die de herziening van het belasting- en toeslagenstelsel gaat bekijken? Wat is de tijdlijn? Welke overige acties is hij van plan te ondernemen om via consultatie naar een aantal duidelijke opties toe te werken?

Ik kom nu op mijn tweede punt, maar ...

De voorzitter:

Laat u zich vooral niet afleiden, meneer Hartog. Maar goed, de heer Kroon heeft een interruptie.

De heer Kroon i (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben even in verwarring, want u heeft tegen die motie gestemd, maar uw vragen doen mij vermoeden dat u toch wel voor zo'n commissie bent. Klopt mijn verwarring?

De heer Hartog (Volt):

Aan die verwarring kan ik niks doen, maar ik ben blij dat u mij de gelegenheid geeft om het iets te verduidelijken. Het probleem met de motie is dat ik bang ben voor vertraging. Mijn vraag aan de staatssecretaris is nu: hoe voorkomt hij die vertraging waar ik bang voor ben?

De heer Kroon (BBB):

Ik stel dus vast dat u eigenlijk voor die commissie bent en alleen zorgen heeft over vertraging. Dat is fijn om vast te stellen; dank u wel.

De heer Hartog (Volt):

Ja, u stelt dat vast, maar ik ben niet voor een commissie.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Alleen maar een toevoeging, en daarmee indirect een vraag. Herinnert u zich nog dat ik ook zei dat die commissie heel snel tot stand moest komen, en dat dat kan met drie man met een helikoptervisie die na drie maanden met een rapport komen over de hoofdlijnen, zoals de staatssecretaris ook zei, met een integrale visie die dan verder door de ambtenaren met de nieuwe bewindsman kan worden uitgewerkt? Daar kunt u dan toch mee instemmen, als het snel gaat? Dat was de strekking.

De heer Hartog (Volt):

Staatssecretaris van Rij zei twee jaar geleden dat hij mijn urgentie deelde. Er is nog niks gebeurd. Dat is mijn antwoord.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Nu is er een motie, toen niet.

De heer Hartog (Volt):

Ja, maar ik ga niet speculeren over of dat snel gaat of niet. Ik denk dat dat niet snel gaat en daarom wil ik van de staatssecretaris zijn tijdlijn weten.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Hartog (Volt):

Dan wil mijn fractie als tweede punt de minimumbelasting op de winst van internationaal opererende bedrijven aan de orde stellen. Dit is een uitvoering van een EU-richtlijn die op haar beurt weer is gebaseerd op administratieve richtsnoeren vanuit de OESO. Het idee erachter is dat internationaal opererende bedrijven niet volledig winstbelasting kunnen ontlopen. Dat werkt natuurlijk alleen maar als alle landen ter wereld, en met name de grote economieën, deze regels ook daadwerkelijk uitvoeren. De voorgestelde wetswijzigingen zijn technisch van aard en leveren wat betreft de Voltfractie geen problemen op. Wel moeten deze wijzigingen gezien worden in de bredere context van de internationale uitvoering van de OESO-richtsnoeren. Daarbij doelt mijn fractie met name op het unilaterale besluit van de VSA om zich van het gesloten akkoord niets meer aan te trekken. Dit zou te rechtvaardigen zijn omdat ze zelf al een minimumbelasting hebben. In dezelfde tweede nota naar aanleiding van het verslag stelt de staatssecretaris dat over een stelsel dat equivalenten erkent aan het einde van dit jaar een besluit zal worden genomen. In Het Financieele Dagblad leest mijn fractie echter dat de Amerikaanse regering al een uitzondering heeft bedongen. Wat is de situatie nu echt, vraagt mijn fractie aan de staatssecretaris. Moet hierover consensus of unanimiteit zijn bij de landen die het akkoord oorspronkelijk hebben gesloten? Waarom zou Nederland hiermee instemmen? Mijn fractie is bang dat we ons opnieuw de les laten lezen door een bully. Mijn fractie ziet niet goed welk belang Nederland heeft bij deze herziening. Wil de staatssecretaris dit nog eens duidelijk uitleggen?

Als laatste heeft mijn fractie nog een aantal opmerkingen en vragen over de vliegbelasting. Allereerst is het goed dat de staatssecretaris een uitzondering maakt voor alle Caribische onderdelen van ons Koninkrijk. Elke regio telt. Dat geldt zeker vandaag, op Koninkrijksdag. Bij de overzeese delen van andere lidstaten van de EU wordt ook goed gekeken of zij wel of niet tot de Europese Unie behoren. Dat is zeer te prijzen. Mijn fractie vindt het echter wetstechnisch wel rommelig. Daarom heeft mijn fractie een aantal vragen. Ik vermoed dat het antwoord op een aantal van die vragen voor de hand liggend zal zijn, maar ik denk dat het toch goed is om ze hier te stellen. Bij de indeling van de landen is effectief gekeken naar de afstand van Amsterdam tot de hoofdstad van het betreffende land. Heeft mijn fractie dit juist begrepen, vraag ik de staatssecretaris. Als dat zo is, waarom moeten Bonaire, Saba en Sint-Eustatius dan apart worden vermeld? Volgens de logica van de wet is de vliegafstand nul kilometer, net zoals de afstand tussen Amsterdam en Groningen of Eindhoven.

Datzelfde geldt wat mijn fractie betreft voor de ultraperifere gebieden van Frankrijk, Spanje en Portugal. Deze gebieden staan op volledig gelijke voet met andere delen van deze landen. Het is dus niet duidelijk waarom de ultraperifere gebieden wel worden vermeld en bijvoorbeeld de eilanden Corsica en Sardinië niet. Kan de staatssecretaris dit uitleggen?

De specifieke vermelding van landen en gebieden overzee is wel terecht. Deze zijn immers geen onderdeel van het grondgebied van de EU. Daarbij is dan weer niet duidelijk waarom Gibraltar, Akrotiri en Dhekelia in categorie A zijn opgenomen. Dit zijn onafhankelijke delen van een land dat geen EU-lidstaat is. Waarom zouden we Groenland dan niet hetzelfde behandelen als de Faeröer? Kan de staatssecretaris dit uitleggen?

Op de vraag van de Voltfractie of er overleg is geweest met Frankrijk, Spanje en Portugal geeft de staatssecretaris aan dat dit niet het geval is geweest. De reden is dat belasting een nationale competentie is. Dat begrijpt mijn fractie. Echter, het zou toch goed zijn om hier binnen de EU over te overleggen. Vluchten naar Saint-Martin zullen anders worden belast dan vluchten naar Sint-Maarten. Dat geldt waarschijnlijk ook vanuit de Franse kant. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de keuzes die passagiers maken? Hoe kijkt de Franse regering aan tegen dit verschil? Wil de staatssecretaris toezeggen hierover alsnog met de EU-partners in gesprek te gaan? Dit kan belangrijk zijn voor de Caribische delen van ons Koninkrijk.

Tot slot, voorzitter, wil ik mij aansluiten bij uw felicitaties van vandaag aan de nieuwe Nederlanders. Het is altijd fijn om weer nieuwe Nederlanders te mogen verwelkomen, dus daar wil ik mij bij aansluiten. Voor de rest wacht mijn fractie met plezier de antwoorden van de staatssecretaris af.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Hartog. Er is een interruptie van de heer Kroon.

De heer Kroon (BBB):

Een korte vraag. Ik heb waardering voor de mate van detail en de accuratesse van deze bestudering van de vliegbelastingwet. Nu ken ik Volt ook als een partij die vooraan staat in de zorg om het milieu en het klimaat. Was het dan niet logischer geweest om voor twee derde van de vluchten die naar ons Caribische gebied gaan gewoon vliegbelasting te heffen, namelijk voor alle toeristen die daar een weekje gaan duiken, en om alleen een uitzondering te maken voor degenen die daar ingezetenen zijn?

De heer Hartog (Volt):

Wij kijken in deze Kamer naar de rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de wetten. De voorliggende wet heeft als grondslag dat er inkomsten moeten worden gegenereerd, niet om een gedragswijziging te bewerkstelligen. Als wij binnenkort de staatssecretaris van Financiën mogen benoemen, zullen we waarschijnlijk binnen Volt andere overwegingen maken. Dat ligt nu in deze Kamer niet voor, dus daar heb ik geen oordeel over.

De heer Kroon (BBB):

Dus u kunt het voorstel dat ik zojuist deed, niet steunen?

De heer Hartog (Volt):

Er ligt geen voorstel voor. Wij kijken naar de voorstellen die de regering heeft gedaan voor de wetten die wij vandaag beoordelen.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Hartog. Dan geef ik graag het woord aan de heer Baumgarten, namens de JA21-fractie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Baumgarten i (JA21):

Voorzitter. Staat u mij toe om te beginnen met een kort exposé over de ideeën achter belastingheffing, de filosofie zo u wilt. Vereenvoudigd wordt belasting geheven over inkomen en vermogen. Beide zijn niet zonder prijs. Een te hoge belasting over inkomen verdooft de prikkel om te werken en een te hoge belasting op vermogen legt de kapitaalpool droog die nodig is voor ondernemingen om te kunnen floreren én jaagt fiscaal vluchtgedrag aan. Het is een precair evenwicht. Sommigen hebben erop gewezen dat belasting nooit rechtvaardig kan zijn, omdat de afdracht aan de Staat verplicht is. Daarop wil ik enige nuance aanbrengen, door erop te wijzen dat de Staat in ruil voor die belastingen bepaalde goederen en diensten verleent. De mate van belastingheffing moet in verhouding staan tot de goederen en diensten die van overheidswege worden verstrekt. Ook hier is sprake van een broos evenwicht tussen de belasting en de rechtvaardiging ervoor.

Voorzitter. Er is geen economisch ideale situatie. Daarvoor is economie veel te complex en dynamisch. Dat vraagt om terughoudendheid bij het draaien aan allerlei radertjes. Welnu, kijkend naar de stijging van de collectieve lasten in de afgelopen kwarteeuw in Nederland moeten we vaststellen dat die lasten van ongeveer 34% van het bruto binnenlands product in 2000 zijn opgeschoven naar ongeveer 40% nu. De collectieve lasten zijn met tientallen miljarden gestegen, tussen 1 miljard à 2 miljard per jaar. De groei van de collectieve lasten is een pendule die uitslaat. Het belastingstelsel verliest daardoor steeds verder het karakter van proportionaliteit en noodzakelijkheid. Er is geen sprake van terughoudendheid, maar van voortdurende neiging om het belastingstelsel als instrument te gebruiken voor beleid en idealen, soms met een aanzienlijk ad-hockarakter. Een rechtvaardig stelsel vraagt om eenvoud, stabiliteit en voorspelbaarheid. Een stelsel dat voortdurend verandert, tast niet alleen voorspelbaarheid aan, maar ook de rechtszekerheid. En dat laatste ondermijnt juist het broodnodige vertrouwen in de overheid vanuit burgers en bedrijfsleven.

Vanuit dat kader beoordeelt JA21 de fiscale voorstellen die vandaag voorliggen. De Wet differentiatie vliegbelasting is een duidelijk voorbeeld van hoe het fout gaat. De regering presenteert deze belasting deels als milieumaatregel, maar erkent in een nota aan deze Kamer dat het primaire doel budgettair is. Wat is dan de feitelijke milieuwinst? Uit onderzoek van CE Delft blijkt dat de totale mondiale CO2-uitstoot van de Nederlandse luchtvaart door deze maatregel slechts met 1,9% afneemt. Dat effect staat in geen verhouding tot de lastenverzwaring die deze wet veroorzaakt. De economische gevolgen worden eveneens onderbelicht. Volgens de eigen toelichting van het kabinet zal ongeveer een op de vier getroffen reizigers uitwijken naar luchthavens over de grens. Nederland is daarmee ongeveer het meest luchtvaartonvriendelijke land in Europa. Dat betekent onvriendelijk tegenover echte banen en echte inkomsten, het weglekken van welvaart en verslechtering van het vestigingsklimaat. Daar komt bij dat Duitsland per 1 juli 2026 de vliegbelasting verlaagt. In de geïntegreerde Europese luchtvaartmarkt is dat geen detail, maar een structureel concurrentienadeel voor Nederland. De regering kan op dit moment geen duidelijk antwoord geven op de vraag wat daarvan de effecten zijn. De regering verwijst slechts naar toekomstig overleg met CE Delft.

Voorzitter. Wanneer een belastingmaatregel zulke beperkte milieuwinst en zulke duidelijke economische risico's kent, is een evaluatietermijn van vijf jaar niet verantwoord. Bijsturing moet tijdiger mogelijk zijn, zoals de Duitsers dat hebben gedaan. Een belasting die nauwelijks milieuwinst oplevert, maar wel mobiliteit en ondernemerschap schaadt, moet niet vijf jaar boven de markt blijven hangen voordat deze opnieuw wordt getoetst. Kan de regering toelichten waarom een belasting zonder eigen milieudoelstelling überhaupt via de milieusfeer wordt gerechtvaardigd? Kan de staatssecretaris toezeggen om twee jaar na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel een tussentijdse, monitorende effectenrapportage met deze Kamer te delen?

Daarnaast, meneer de voorzitter, wil ik de aandacht van de staatssecretaris vragen voor het amendement-Stultiens c.s. dat door de Tweede Kamer is aangenomen inzake een exorbitante belasting op passagiers van kleine jets. De opbrengsten lijken buitengewoon bescheiden en de impact en het handelingsperspectief voor luchtvaartondernemers is niet in ogenschouw genomen. Dat staat nog los van de effecten voor het vestigingsklimaat in Nederland. Als we het hebben over een betrouwbare overheid, is dit soort symboolwetgeving wel het laatste wat we nodig hebben. Het valt bovendien te betwijfelen of deze buitensporige taks juridisch houdbaar is. Ik verneem graag van de staatssecretaris of hij deze visie met mij deelt en welke instrumenten hem ten dienste staan om de voorspelbare schade voor ondernemers door dit amendement te minimaliseren.

Vanuit het perspectief van proportionaliteit en rechtvaardiging is ook de youngtimerregeling een tekenend voorbeeld. Voor duizenden ondernemers en zelfstandigen vormt deze regeling de enige realistische manier om zakelijke mobiliteit betaalbaar te houden. Elektrische en andere nieuwe auto's zijn simpelweg te duur. Het verder versoberen van de youngtimerregeling is daarom niet alleen economisch onverstandig, maar ondermijnt ook de proportionaliteit van het fiscale stelsel. De maatregelen raken juist de ondernemer die geen dure, nieuwe auto kan aanschaffen.

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Over de vliegbelasting; sorry, ik kwam te laat naar voren. De vliegbelasting voor korte vluchten wordt €29,40. Dat lijkt me toch nauwelijks ontwrichtend voor het Nederlandse vestigingsklimaat; ik geloof dat de heer Baumgarten dat zei. Overdrijft de heer Baumgarten dan niet een beetje? En mijn tweede vraag is dezelfde vraag als de vraag die ik aan mevrouw Van der Linden van de VVD stelde: hoe gaan wij dan de Nederlandse luchtvaart verduurzamen? Er is wel iets aan de hand met het klimaat en vliegen is nu eenmaal heel vervuilend. Dus óf het wordt groen door innovatie, óf we gaan minder vliegen, óf we zeggen dat het klimaat helemaal niets uitmaakt. Wat is het?

De heer Baumgarten (JA21):

Dank aan de heer Martens voor deze vraag. Wij leven in Nederland niet op een eiland. Als wij al dit soort afspraken, die ik onzalig vind, overwegen, dan zouden ze in Europees verband gelijkgetrokken moeten worden. Dat kan niet via de EU, maar we zitten niet op een eiland in Europa. We hebben met de internationale luchtvaartmarkt te maken. Passagiers zijn mobiel en kunnen zomaar over de grens naar Duitsland en België en daarvandaan vertrekken. Dat levert door het rijverkeer extra milieuschade op. Dus de milieuwinst is daardoor enorm beperkt. Het tweede wat speelt, is dat de luchtvaartondernemingen zelf al behoorlijk aan het vergroenen zijn. Zoals u weet heeft KLM al behoorlijk geïnvesteerd in een groenere vloot met zuinige toestellen. KLM investeert ook in betere brandstof, waardoor er al milieuwinst wordt geboekt.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Nog één vervolgvraag. Steunt de partij van de heer Baumgarten een Europese vliegbelasting in het Europees Parlement?

De heer Baumgarten (JA21):

Nee, die vraag was van de heer Martens zeer te verwachten. Het antwoord is volmondig nee. Ik wil alleen wel dat er in Europees verband gekeken wordt naar dit soort afspraken. Nogmaals, we zitten in Nederland niet op een eiland.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dan moet ik toch concluderen dat dit verhaal inconsistent is. Óf we steunen het in Europa, óf we steunen het hier. Maar we kunnen hier niet zeggen dat het in Europa moet gebeuren, terwijl we het daar vervolgens niet steunen.

De heer Baumgarten (JA21):

Die conclusie is voor de heer Martens.

De voorzitter:

Dat is het geval. De heer Hartog, eveneens met een interruptie.

De heer Hartog i (Volt):

De heer Martens is geen voorstander van een Europese Unie-vliegbelasting als eigen middel. Daar heb ik eerder een vraag over gesteld. De heer Martens wil wel iets wat de Europese Unie kan doen. De heer Martens weet dat de Europese Unie geen bevoegdheden heeft over het vaststellen van de hoogte van belastingen, wel voor de grondslag. Wat wilde de heer Martens dan precies op EU-niveau doen?

De heer Baumgarten (JA21):

Ik ga ervan uit dat de vraag voor mij bedoeld is.

De voorzitter:

De vraag was aan de heer Baumgarten gesteld.

De heer Baumgarten (JA21):

Dat bedoel ik. Ik dacht al dat de heer Hartog mij bedoelde; verspreken is menselijk. Ik zeg niet dat het via de EU moet. Ik wil alleen dat er in Europees verband gekeken wordt naar vliegbelastingen. Dat is iets heel anders. Nogmaals, we zitten als Nederland niet solitair op een eiland, dus we kunnen niet zomaar denken dat we dit soort vliegbelastingen kunnen afroepen, zonder effecten. Die effecten zijn er namelijk.

De voorzitter:

De heer Hartog nogmaals.

De heer Hartog (Volt):

De vraag aan de heer Baumgarten is dan: wat betekent dat in Europees verband? Is dat een praatclub? Welke soort conclusie wenst de heer Baumgarten te trekken?

De heer Baumgarten (JA21):

Ik wil dat wij kijken naar de concurrentiepositie van de Nederlandse luchtvaart in Europees verband. Punt.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (Fractie-Visseren-Hamakers):

Was het effect van deze belastingmaatregel maar zo groot als de heer Baumgarten omschrijft. Transitpassagiers worden niet meegenomen in deze maatregel, dus volgens mij overdrijft de heer Baumgarten een beetje als hij spreekt over de effecten van deze maatregel. Ik wil de impact van vliegen op het klimaat niet bagatelliseren, maar ik betreur het dat het debat over de luchtvaart alleen maar gaat over klimaat. Schiphol vervuilt niet alleen het klimaat, maar vervuilt ook op andere manieren en creëert enorme overlast voor omwonenden. Wat vindt de heer Baumgarten daarvan?

De heer Baumgarten (JA21):

Schiphol is ook een van de grootste banenmotoren voor Nederland. Ik denk dat wij als Nederland trots mogen zijn dat wij zo'n belangrijke internationale luchthaven in ons midden hebben, omdat het ook voor een belangrijk gedeelte bijdraagt aan onze welvaart. En ja, er kan in de directe omgeving van Schiphol overlast zijn, maar de keerzijde is dat het vliegverkeer vanaf Schiphol met zijn enorme internationale netwerk bijdraagt aan de welvaart van heel Nederland.

De voorzitter:

Een korte vervolgvraag van mevrouw Visseren. U liet net in de beantwoording zien hoe dat moet.

Mevrouw Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers):

Ja, dat was goed, hè? Ik weet niet of mijn vragen ook zo kort zijn als mijn antwoorden, maar daar gaan we achter komen. Ik denk dat het antwoord dit keer nee is. Nu ben ik mijn vraag kwijt.

De voorzitter:

Excuus. Misschien kunnen we eerst even de vraag van mevrouw Moonen doen. Dan kunt u nog even, nogmaals met excuses vanaf het rostrum, nadenken over de vraag die u had willen stellen.

Mevrouw Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers):

Niks daarvan. Ik weet de vraag weer. Ik denk dat de omwonenden, de mensen die onder de aanvliegroutes van Schiphol wonen, de analyse van de heer Baumgarten niet delen. Ik denk ook dat de heer Baumgarten de zogenaamde positieve impact van Schiphol op de Nederlandse economie ruim overdrijft. Dat was geen vraag, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Moonen voor een interruptie.

Mevrouw Moonen i (D66):

Voorzitter. Ik heb wel een vraag. De heer Baumgarten spreekt aan de ene kant over een eenvoudig belastingstelsel dat rechtvaardig uitwerkt voor alle partijen. Een nationale vliegbelasting wil hij niet doen. Dat kan ik begrijpen als je houdt van eenvoud en duidelijkheid. Tegelijkertijd komt hij op voor de youngtimerregeling. Maar dat is toch ook een verbijzondering, waarbij we een bepaalde regeling maken om te beïnvloeden welk type auto gekocht wordt? Dat vind ik eigenlijk niet goed passen bij de consistentie van het betoog de heer Baumgarten. Waarom maakt hij speciaal voor die groep een uitzondering, terwijl hij ook betoogt dat we het stelsel niet te veel moeten gebruiken voor al die uitzonderingen? Waarom doet hij dat voor die groep opeens wel?

De heer Baumgarten (JA21):

U onderbrak mij in een betoog over youngtimers. Geeft u mij even de ruimte, voorzitter, om mijn betoog te vervolgen. Dan kom ik vanzelf uit op het punt waarom ik hier zo'n aanstoot aan neem.

De voorzitter:

Met veel genoegen, meneer Baumgarten. Gaat uw gang.

De heer Baumgarten (JA21):

In een land waarin de collectieve lasten structureel zijn gestegen en ondernemers steeds zwaarder worden belast, moeten wij maatregelen behouden die mobiliteit en economische activiteit ondersteunen. Daar komt bij dat het relatief jonge wagenpark van youngtimers straks wordt uitgefaseerd ten faveure van modellen die fiscaal wel aantrekkelijk, maar ook vervuilender zijn. We hebben het dan over auto's ouder dan 25 jaar. Hoe is er volgens de staatssecretaris sprake van milieuwinst als relatief nieuwe youngtimers ontmoedigd worden, terwijl de alternatieven duurder zijn of helemaal geen milieuwinst opleveren?

Vooral het ontbreken van een evenwichtige en zorgvuldige overgangsregeling baart mijn fractie ernstige zorgen, mevrouw Moonen. Ondernemers hebben mogelijk investeringsbeslissingen voor de komende jaren genomen op basis van de huidige wetgeving en worden nu plotsklaps onaangenaam verrast door een versobering van de youngtimerregeling, waarbij de leeftijdsgrens in 2026 plots van 15 jaar naar 16 jaar wordt verhoogd, terwijl er vanaf 2027 sprake is van een enorme toename naar een leeftijdsgrens van 25 jaar. Hierdoor moeten werknemers een nog hogere bijtelling betalen. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris aankijkt tegen de uitwerking van dit amendement. En ik verneem graag of hij wil toezeggen dat een redelijke overgangsregeling tot de mogelijkheden behoort. Collega Kroon zal hier zo meteen nader op ingaan.

Voorzitter. Ik maak, met uw permissie, een overstap naar een ander soort uitstoot, namelijk die van de afvalverwerkers. De voorgestelde verhoging van de afvalstoffenheffing is reden tot zorg. In zijn brief van 5 december jongstleden stelde de staatssecretaris dat het kabinet waarde hecht aan voorspelbaar beleid. Tegelijkertijd wordt aangegeven dat de maatregelen kunnen worden aangepast zodra een beter alternatief beschikbaar komt. Dat biedt in essentie een doorkijk in zwabberend beleid en geeft de sector weinig rechtszekerheid. Ik vind het ontluisterend.

Uit de toelichting blijkt dat afvalverbrandingsinstallaties, de zogenaamde AVI's, de hogere lasten zullen doorberekenen. Trinomics berekent dat de aangescherpte CO2-heffing voor AVI's zonder CCS-installaties leidt tot een kostenstijging van circa €30 per ton afval. Tegelijkertijd erkent de nota dat AVI's technisch niet in staat zijn om voor 2027 in CCS te investeren, dus voor de hogere heffing ingaat. De sector krijgt dus wel hogere verplichtingen, maar niet de mogelijkheid om die tijdelijk te mitigeren. Hoe fair vindt de staatssecretaris dit? Volgens de berekeningen komt ongeveer 60% van de lastenstijging terecht bij gemeenten, die dit via de afvalstoffenheffing zullen doorberekenen aan huishoudens, gemiddeld voor zo'n €40 per jaar. De overige 40% komt terecht bij bedrijven en zal naar verwachting in de kostprijzen worden verwerkt. De milieueffecten zijn bovendien onzeker. Uit het rapport van Trinomics volgt dat een toename van afvalexport naar het buitenland aannemelijk is, wat betekent dat de CO2-uitstoot wordt verplaatst in plaats van verminderd. De nota erkent dat verwerking in het buitenland kan leiden tot een grotere milieubelasting daar en tot risico's op meer illegale stort in Nederland. Dit geheel roept vragen op over uitvoerbaarheid, rechtszekerheid en de verhouding tussen lastenverzwaring en milieueffecten.

Voorzitter, met uw permissie, heb ik toch nog enkele woorden over box 3 in de inkomstenbelasting. Als je door je wimpers heen kijkt, tekent zich een ramp af in slow motion. Reparatie op reparatie om tegenvallers in box 3 op te vangen binnen box 3 zullen op termijn niet houdbaar blijken, noch moreel noch juridisch. De ingreep die de Tweede Kamer heeft moeten doen om een exorbitante heffing in box 3 te voorkomen, is exemplarisch voor het broddelwerk dat deze heffing inmiddels is geworden. De dekking die gevonden is om de schade te beperken is creatief, maar in essentie ook onrechtvaardig. Immers, de wet-Hillen was een heel elegant instrument om huiseigenaren te laten profiteren van het eventueel vervroegd aflossen van de hypotheek. Het is onbegrijpelijk dat in de periode-Rutte hier het mes in is gezet. Thans wordt versnelde versobering van de wet-Hillen gebruikt ter dekking op de lange termijn van box 3-heffingen. Ik vind dat een begrijpelijke maar ook lelijke uitruil die huiseigenaren benadeelt. De Tweede Kamer kan ik niet veel kwalijk nemen; zij heeft erger willen voorkomen. Ik neem het wel de staatssecretaris kwalijk dat hij niet eerder heeft willen inzien dat exorbitante box 3-heffingen een heilloze weg zijn. Ik verneem graag de zienswijze van de staatssecretaris hierover. Ik hoop dat hij zich niet gaat verschuilen achter nieuwe wetgeving die mogelijk pas in 2028 komt, als het niet later is.

Ten slotte, meneer de voorzitter, nog enkele woorden over marginale druk en het fiasco van de toeslagen. De Inspectie belastingen, toeslagen en douane, kortweg de IBTD, die in essentie de eigen inspectie van de staatssecretaris is, constateert veel onvolkomenheden in het belasting- en toeslagenstelsel, zo veel zelfs dat onduidelijk is of meer werken loont. Het in stand houden van het huidige stelsel "brengt mensen in grote problemen en zet een rem op de arbeidsparticipatie". Met grote meerderheid is de motie-Baumgarten in deze Kamer aangenomen, die de regering opriep om begin 2025 met een geloofwaardig tijdpad te komen voor hoe het toeslagenstelsel kan worden hervormd c.q. afgebouwd. Meerdere rappels ten spijt ligt er nog altijd niets van de regering. Ergo, wanneer gaat de staatssecretaris deze motie daadwerkelijk uitvoeren? Ik verneem graag het antwoord hierop van de staatssecretaris.

Alles overziend concludeer ik dat de belastingdruk blijft stijgen, de proportionaliteit tussen belastingheffing en tegenprestatie van de Staat dunner wordt, de uitvoerbaarheid verder onder druk komt en de mobiliteit en het ondernemerschap onevenredig worden gefrustreerd. Er wordt te weinig ondernomen om het delicate evenwicht te herstellen dat gepaard zou moeten gaan met een rechtvaardige belastingheffing. Een belastingstelsel dat uit het lood hangt, kan niet functioneren als fundament voor een gezonde economie.

Voorzitter, ik rond af. JA21 zit, zoals u hoort, op onderdelen van de voorliggende belastingwetgeving kritisch in de wedstrijd. Dat is niet kritisch als doel an sich, maar de burger en het bedrijfsleven worden onzes inziens onnodig en onverwachts geconfronteerd met wetgeving die ondoordacht en soms ad hoc is. Het is als Eerste Kamer onze taak om hiervoor te waken. Desondanks zie ik uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Baumgarten.

Mevrouw Moonen (D66):

Ik heb tot slot nog één vraag aan de heer Baumgarten. Ik hoor hem zeggen dat hij vindt dat arbeid niet te zwaar belast moet worden. Dat kan ik heel goed volgen. Hij zegt echter ook: met box 3 moeten we de vermogens niet te zwaar belasten. Mijn vraag aan u is: waar moeten de belastinginkomsten dan vandaan komen? We hebben namelijk ontzettend veel maatschappelijke doelen. Dat belastinggeld wordt ingezet voor onderwijs, voor mobiliteit, voor allerlei belangrijke algemene en maatschappelijke doelen. Waar komen de belastinginkomsten vandaan in uw betoog?

De heer Baumgarten (JA21):

Zoals u al aan het begin van mijn betoog hoorde, wil ik ook een lans breken om te kijken naar de lasten en de uitgaven die wij als overheid doen. Dat is natuurlijk een communicerend vat met de belastingopbrengsten. Ik constateer dat de box 3-heffingen dusdanig onredelijk worden dat het gewoon niet meer uit te leggen is. Ik denk ook dat het juridisch niet houdbaar blijft. Dat is mijn punt.

De voorzitter:

Nogmaals dank voor uw bijdrage, meneer Baumgarten. Dan geef ik graag het woord aan de heer Beukering.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Beukering i (Fractie-Beukering):

Voorzitter, dank u wel. Er is al veel gezegd. Wanneer wij spreken over het Belastingplan 2026, dan moeten wij helder en eerlijk zijn over de effecten ervan, niet alleen op gezinnen, uitkeringsgerechtigden en werkenden, maar ook op onze ouderen. In Nederland is de belastingdruk inmiddels hoog. Voor ouderen is die soms onevenredig zwaar geworden, soms veel te zwaar. Dat is niet omdat we één grote maatregel hebben die de AOW kort. Nee, het gebeurt subtieler. Door het niet volledig indexeren van schijven en heffingskortingen raken ouderen elk jaar opnieuw koopkracht kwijt. Dat is geen zichtbare korting, maar wel een stille verschraling. De stille erosie van de bestedingsruimte treft vooral mensen met een vast, bescheiden inkomen, met name de gepensioneerden.

Voorzitter. Dat is niet rechtvaardig. Het niveau van een beschaving wordt vaak afgemeten aan hoe men omgaat met de ouderen. We moeten ook vaststellen dat Nederland inmiddels behoort tot de landen met de hoogste belastingdruk van Europa. Er is al eerder gezegd dat we inmiddels de 40% van het bbp aantikken. Ter vergelijking: Duitsland zit daar 3% onder, op 37%. Met te hoge lasten is het heel lastig om concurrerend te zijn en velen overwegen een vertrek. Dat betreft jonge ondernemers, maar ook jeugdigen. 60% gaf onlangs aan te overwegen binnen nu en vijf jaar het land te gaan verlaten. Dat is een heel slecht teken.

Voorzitter. Dan de accijnsverhogingen. Ook die raken de burgers onevenredig hard. Ze raken vooral de regio's langs de kust, in het noorden en in het midden. Ik hoor zeggen: in Zeeland, in Brabant, in bijna heel het land. Maar dat is niet waar, want in Zeeland, Brabant, Limburg, Groningen en Twente wijken de burgers inmiddels massaal uit naar Duitsland en België om bijvoorbeeld te tanken of boodschappen te doen. Dat betekent verlies van omzet voor de Nederlandse pomphouders en winkeliers, het hele midden- en kleinbedrijf, maar ook verlies van belastingopbrengsten voor de Staat. Want laten we eerlijk zijn: de accijnsverhogingen en de vliegtaks leveren veel minder op dan beoogd. Mensen wijken uit, ontwijken en vermijden. Dat is begrijpelijk, want niemand wil vrijwillig te veel betalen. Daarmee ontstaat iets anders: een ongelijke behandeling van Nederlanders op basis van hun woonplaats. Wie aan de grens woont, betaalt minder omdat hij kan uitwijken, maar wie in het midden of in het westen van het land woont, betaalt meer omdat hij geen goedkoop alternatief heeft. Dat kan nooit de bedoeling zijn van een rechtvaardig fiscaal stelsel. Het resultaat is een beleid dat economisch gezien simpelweg niet werkt. De prikkel gaat de verkeerde kant op, de opbrengst valt tegen en de pijn is ongelijk verdeeld. En het vertrouwen krijgt opnieuw een klap. Burgers zien en voelen dat de lasten stijgen, dat de lonen en de AOW de inflatie niet bijhouden en dat de overheid beleidsmatig kiest voor maatregelen waarvan de effecten voorspelbaar onvoldoende of negatief zijn, negatief voor de koopkracht van de gewone man. Dat is geen boekhoudkundig probleem, maar een vertrouwensprobleem.

Voorzitter. Belastingbeleid moet drie dingen zijn: eerlijk, uitvoerbaar en uitlegbaar. Dit plan voldoet onvoldoende aan alle drie die eisen. Daarom vraag ik de regering: kijk opnieuw naar de lasten op ouderen, kijk opnieuw naar de accijnsverhogingen en kijk vooral opnieuw naar de ongelijke geografische effecten die dit beleid veroorzaakt. Deze regering kan beleid maken dat werkt, maar dan moeten we wel de feiten onder ogen zien. Vraag: is de staatssecretaris bereid om hiervoor bij de buren aandacht te vragen en gericht een lastenverlichting op primaire levensbehoeften en brandstof te bezien?

Ten slotte sluit mijn fractie zich aan bij het commentaar op de wijziging van de youngtimerregeling, want dat is de spelregels veranderen tijdens de wedstrijd. Dat schaadt wederom het vertrouwen in de politiek.

We kijken uit naar de beantwoording van de vragen.

De voorzitter:

Meneer Beukering, hartelijk dank voor uw inbreng. Ik geef graag het woord aan de heer Van den Oetelaar namens de fractie van Forum voor Democratie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van den Oetelaar i (FVD):

Dank u, voorzitter, en ook dank aan de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid. Vandaag bespreken wij het Belastingplan 2026. Voor veel mensen lijkt er sprake te zijn van een kleine koopkrachtwinst, mede door de verwachte loonstijging van circa 4,2% en een verwachte inflatie van 2,3%. Dit zou helpen bij de dagelijkse uitgaven, zonder grote veranderingen. Het uitblijven van deze grote veranderingen is bijzonder, gegeven de afgelopen verkiezingsuitslagen, waarin wisselende partijen die deze veranderingen telkens weer beloven, een grote overwinning boekten.

Ook tijdens dit debat blijkt van alle kanten een verbolgenheid over het feit dat werken maar niet loont. Het stelsel is te ingewikkeld en de vermogensongelijkheid blijft toenemen. Blijkbaar gelooft het kabinet dat binnen de huidige politieke situatie nog meer geld naar publieke voorzieningen de verschraling kan tegengaan, dat dit gepaard kan gaan met massa-immigratie en andere grote projecten en dat wij de enorme hoeveelheid belastinggeld die hiervoor nodig is, gewoon zonder consequenties kunnen blijven heffen, zolang de bestaanszekerheid maar geborgd kan worden.

Op dit moment ligt de gemiddelde belastingdruk in Nederland rond de 39%. Dat betekent dat een groot deel van ons inkomen, zeg maar twee van de vijf werkdagen, naar de overheid gaat. Daar komt nog iets bij. Door een beperkte indexatie van belastingschijven en heffingskortingen in dit plan schuiven mensen met een stijgend loon sneller in een hogere schijf. Terwijl daarnaast de lonen naar verwachting met ongeveer 4,2% stijgen, blijft de reële koopkrachtstijging beperkt tot circa 1,3%. Dat verschil van zo'n 2,9% tussen de nominale loonstijging en de koopkrachtgroei werkt als indirecte extra afdracht aan de Staat, alsof burgers nog een paar uur extra per week voor de overheid werken, bovenop de twee dagen directe belasting.

De overheid zou met dit geld moeten zorgen voor essentiële voorzieningen, zoals onderwijs, zorg, veiligheid en infrastructuur, die, zoals gezegd, ondanks meer geld structureel lijken te verslechteren. Denk aan lange wachtlijsten in de zorg of de gestagneerde elektriciteitsinfrastructuur. Tegelijkertijd gaat er veel geld naar andere prioriteiten, zoals immigratiebeleid, Europese bijdragen en klimaatinitiatieven. Gegeven de recente verkiezingsuitslagen is het duidelijk dat niet iedereen het eens is met deze bestedingen, die de schaarste van de essentiële voorzieningen op dit moment verder doen toenemen. Wat blijft er vervolgens over voor de burgers zelf? Volgens berekeningen van het Nibud en het CPB verbetert de koopkracht in 2026 voor de meeste huishoudens licht, maar is dat wel zo? Onze fractie is de financiële malaise van 2022 namelijk nog niet vergeten toen de situatie omsloeg vanwege onder andere een hoge inflatie van rond de 10%. Cao-lonen stegen gemiddeld met ongeveer 3,2% maar dat was lang niet genoeg om de prijsstijgingen bij te houden. Vooral de middeninkomens werden hard geraakt. Vaste lasten zoals huur, hypotheek, energie en verzekeringen namen een grote hap uit het budget: volgens analyses rond de 41% van het inkomen van de werkende huishoudens. Veel middeninkomens pasten zich aan door minder te rijden, goedkoper de boodschappen te doen of de verwarming lager te zetten, iets wat lagere inkomens vaak al deden en waar ze geen ruimte meer voor hadden. Maar de prijsstijgingen waren zo breed, dat basisuitgaven zoals boodschappen en benzine steeds meer pijn gingen doen.

Deze optimistische berekeningen laten dus zien dat alleen het vermogen tot rondkomen de laatste jaren mogelijk is verbeterd voor alle inkomensgroepen, maar ze geven een vertekend beeld van de ware ontwikkeling van de financiële huishouding van burgers. Dit vermogen tot rondkomen is de afgelopen jaren telkens met veel nadruk "bestaanszekerheid" genoemd, alsof dit onze minimale verantwoordelijkheid naar burgers is. Wanneer we dit zouden onderschrijven, is het Belastingplan dat nu voorligt inderdaad begrijpelijk. Rechts weet ondanks alle internationale en juridische verplichtingen de lastenstijging enigszins te beteugelen, zodat iedereen erop vooruit lijkt te gaan, en links is van daaruit teleurgesteld omdat er ruimte gevoeld wordt om nog meer te doen voor de nood van de wereld.

Voorzitter. Forum voor Democratie vindt dit onacceptabel. Wij weigeren het debat te beperken tot de vraag of burgers net genoeg hebben om rond te komen of dat er binnen die marges nog ruimte is voor bredere internationale hulp. Dit kabinet denkt de bestaanszekerheid voornamelijk te bewerkstelligen door geld te herverdelen via belastingen en uitkeringen, maar uit ervaring blijkt in veel landen iets anders veel effectiever: economische mobiliteit. Dat betekent gewoon dat je de kans krijgt om met hard werken en met slim ondernemen vooruit te komen in het leven: van een eenvoudig baantje naar een betere baan, van een klein inkomen naar een goed salaris of van werknemer naar eigen baas. Als de belastingen lager en de regels eenvoudiger zijn, houden mensen meer over van wat ze verdienen en durven ze makkelijker risico's te nemen, zoals een opleiding volgen, verhuizen voor werk of een bedrijf starten. Zo klim je op de ladder in plaats van afhankelijk te blijven van steun van de overheid. Dat pakt armoede bij de wortel aan. Niet door iedereen een beetje te geven, maar door iedereen de kans te geven zelf meer te verdienen.

Als we de belastingen niet zo hoog zouden houden voor beleid dat veel discussie oproept, zoals uitgebreid klimaatbeleid of open grenzen, zouden de meeste burgers prima zelf hun boontjes kunnen doppen zonder constante hulp van de overheid. Maar in plaats daarvan zullen wij door belastingen prijseffecten van deze plannen zien die juist ook de armen zullen treffen. Denk aan de verhoging van accijnzen op tabak en brandstof, die door lagere inkomens niet over de grens ontweken kunnen worden en die geen extra belastinginkomsten opleveren. En ga zo maar door. Hogere vliegbelasting, btw op hotels, campings en vakantieparken zorgen ervoor dat vakanties voor met name de lagere inkomens en middeninkomens steeds moeilijker worden gemaakt. Schiphol en de Nederlandse vakantiebranche zullen het ontgelden ten gunste van luchthavens en vakanties in het buitenland. Wat wordt beoogd, bereikt het tegenovergestelde: minder inkomsten voor ondernemers betekent ook minder inkomsten voor de schatkist. Youngtimers zijn straks niet meer interessant en er zal geen gebruik meer gemaakt worden van deze regeling. Niemand gaat immers duizenden euro's per jaar betalen om in een auto van achttien jaar oud te rijden. Ook hier rekent de overheid zich rijk, maar vist zij straks achter het net.

Onze fractie heeft geen ingewikkelde berekeningen van het Nibud of het CPB nodig om dat te zien. Bij Forum van Democratie nemen we geen genoegen met deze situatie waarin burgers alleen maar dienen te overleven en de overheid alleen maar meer belast zonder aantoonbaar effect. Een goed functionerende overheid zou zich richten op het creëren van kansen voor zo veel mogelijk burgers zodat ze hun gemeenschappen kunnen onderhouden en uitbouwen. Nederlanders kunnen nu vaak nog wel rondkomen, maar het stichten van een gezin of het worden van een pilaar in de gemeenschap wordt moeilijker. Denk aan jonge stellen die door hoge huizenprijzen en lasten geen kinderen durven te krijgen. Zoals eerder deze avond is benoemd: dit Belastingplan biedt geen extra oplossing, maar is eerder een gemiste kans om te investeren in de Nederlander. Onze lasten zijn te hoog en dat remt groei en zelfredzaamheid. Denk aan jonge starters die worstelen met hypotheken of ondernemers die dat doen met bureaucratie en accijnzen. Wij pleiten voor een andere koers. Wij pleiten voor lagere lasten, zodat mensen meer van hun eigen geld kunnen besteden, bijvoorbeeld een duidelijke verlaging van de inkomstenbelasting, zodat werken weer loont. Een eenvoudiger belastingstelsel zonder te veel herverdeling stimuleert talent en groei voor iedereen.

Voorzitter. Dit plan biedt te weinig. Wij willen een echte sprong vooruit naar een land waar hard werken echt weer wordt beloond. Staatssecretaris, is het kabinet het met ons eens dat economische mobiliteit een veel effectievere manier is om armoede te bestrijden dan voortdurende herverdeling? Deelt hij verder onze zorg dat de hoge belastingdruk, inclusief het indirecte effect via de half geïndexeerde belastingschijven, de kansen voor gezinnen en ondernemers beperkt, terwijl essentiële voorzieningen toch onder druk blijven staan?

Wij kijken uit naar de beantwoording. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank aan de heer Van den Oetelaar voor zijn bijdrage. Ik geef graag het woord aan de heer Kroon. Hij spreekt namens de fractie van de BBB.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kroon i (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Nu ik als laatste aan de beurt ben, is mijn eerste reflectie: als ik al uw bijdragen in ChatGPT had gedrukt en had gevraagd "geef mij een samenvatting van dit debat", komt dat ongeveer uit op mijn spreektekst. Dat maakt deze bijdrage dus een goede samenvatting. Ik draag die graag aan u voor! Ik heb vandaag veel eensgezindheid gezien en ik hoop daarom dat u zich een beetje herkent.

Ik begin met een brede reflectie op het uitgavenpatroon van de overheid. Daarna kom ik met een reflectie op het belastingsysteem en de manier waarop we daarmee omgaan. Dan heb ik vervolgens nog een aantal specifieke onderwerpen, die u vandaag ook al eerder langs hebt horen komen. Ik sluit ten slotte af met een reflectie op het onderwerp "belastingrente".

Voorzitter. De overheidsinkomsten uit belastingen en premies zijn volgens het CBS tussen begin 2020 en eind 2025 gestegen van circa 260 miljard naar, let wel, 450 miljard op jaarbasis. Dat is een stijging van 66,7% in vijf jaar. Twee. In die periode nam het begrotingssaldo af van een positief saldo van 1,3% naar een negatief saldo van 1,4% van het bbp. Mind you! Weliswaar neemt onze schuld in verhouding tot het bbp af van 48% naar 42%, maar u kunt zich voorstellen dat het grootste deel van deze afname voor rekening komt van de inflatie, want we hadden in deze periode 24% inflatie. We kunnen er lang of kort over praten en dat doen we in de debatten over koopkracht en belastingdruk, waarin partijen elkaar tot op de laatste komma of tot op €0,78 bevechten, maar de korte versie is dat de afgelopen vijf jaar, gecorrigeerd voor inflatie, 40% meer belastingen en premies geheven werden. De overheid lijkt wel een rupsje-nooit-genoeg als ik naar de partij van meneer Martens kijk of Brigitte Hansen als ik naar onze eigen partij kijk.

De voorzitter:

Meneer Martens.

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Het is slechts toeval dat net mijn naam genoemd werd, want ik wilde een vraag stellen. De heer Kroon beschrijft inderdaad een enorme stijging van de overheidsuitgaven. Het zal misschien tot verbazing leiden, maar ik ben het ergens wel met hem eens dat dat opmerkelijk is. Deelt de heer Kroon dan op zijn beurt mijn conclusie dat het kabinet-Schoof I een enorm gat in de hand heeft gehad?

De heer Kroon (BBB):

Eén. U verwacht dus nog een Schoof II, want anders had u het geen Schoof I genoemd. Twee. Het kabinet-Schoof kan toch niet over deze vijf jaar deze impact gehad hebben? Het is toch zeker gewoon het resultaat van de kabinetten daarvoor, Rutte II, Rutte III en Rutte IV?

De voorzitter:

De heer Kroon vervolgt zijn betoog.

De heer Kroon (BBB):

Voorzitter. Dit is gebeurd ondanks waarschuwingen van de Algemene Rekenkamer over de doelmatigheid van onze overheidsuitgaven en de almaar uitdijende groep ambtenaren en ingeleende adviseurs, de spendeerdrift van kabinetten in compensatieregelingen voor slecht overheidsbeleid en de subsidiewaterval voor allerlei wensbeleid, waar je met zogenaamd goed fatsoen niet tegen kan zijn. We willen natuurlijk allemaal een betere wereld en niets is makkelijker dan die af te kopen met rijksbeleid en subsidieprogramma's. Maar helaas, de maakbaarheid van de samenleving is beperkt en meer afhankelijk van de daadwerkelijke participatie van mensen zelf dan van de hoeveelheid geld die we er met mekaar heen smijten.

Voorzitter. Ondertussen is ons Belastingplan een lappendeken van opportunistische regelingen. De belastingdruk op bijna alles waar je belasting op kunt heffen, is zo hoog dat aanvullende heffingen niet meer effectief zijn of maatschappelijk onaanvaardbaar zijn. We hebben vandaag de voorbeelden gehoord. We drijven de toeristen het land uit met de btw op logies. We hebben vandaag al een paar keer gehoord dat tabak, alcohol en brandstof in het buitenland gekocht worden. En in ons eigen land zijn auto's ook niet meer betaalbaar. De marginale lastendruk voor kleinverdieners blijft torenhoog, ondernemers hebben een hogere belastingdruk dan mensen in loondienst en de belastingdruk op vermogen ligt bijna boven het rendement op vermogen. Het verhogen van belastingen is dus eigenlijk geen optie meer. Dat verklaart ook de verhitte discussies vandaag en de oplopende complexiteit van belastingplannen. Er is een grens aan wat redelijkerwijs haalbaar en hefbaar is.

Voorzitter. De consumptieve uitgaven van de overheid moeten dus structureel omlaag. Dat kan alleen maar door het afschaffen van ondoelmatig beleid en met minder nieuwe regels, dus ook minder ambtenaren en minder adviseurs. Onze effectiviteit moet omhoog. Dat vraagt om meer focus, meer pragmatisme en een efficiënte uitvoering. Wanneer burgers het idee hebben dat hun belastinggeld wordt verspild door de overheid, heeft dat een negatieve impact op de belastingmoraal. Dat maakt doelmatig beleid dus noodzaak.

Ook in het fiscale stelsel zouden weerbaarheid en zelfredzaamheid van de samenleving centraal moeten staan, niet een immer zorgende overheid, ook in het sociaal domein en in de gezondheidszorg. Ook dit Belastingplan stimuleert de eigen weerbaarheid van burgers onvoldoende. Daarnaast moet de maatschappij zich gaan realiseren dat we niet allemaal parttime kunnen gaan werken en tegelijkertijd ons arbeidspotentieel en de welvaart kunnen behouden. Het fiscale stelsel zou een hogere participatie moeten belonen. Ik heb vandaag goed geluisterd naar meneer Schalk, met respect voor de mensen die dat niet kunnen.

Voorzitter. De financiële last van de overheid moet drastisch terug om, zoals Peter Wennink eerder deze week rapporteerde, meer te kunnen investeren in de toekomst, zodat we ook de toekomstige lasten van onze samenleving kunnen blijven betalen. Wat de BBB-fractie betreft neemt de regering een voorbeeld aan de nieuwe president van De Nederlandsche Bank, die zelfstandig aangeeft dat de kostenbasis van DNB ten minste 10% naar beneden moet. Wellicht biedt ook de inzet van ChatGPT — ik noemde het al even — een mogelijkheid om dat soort besparingen te realiseren. Steeds meer antwoorden uit schriftelijke rondes in deze Kamer kennen ook het karakter daarvan.

Voorzitter. Een belasting- en heffingensysteem zou een geïntegreerde set van maatregelen moeten zijn die balans brengt in de economie en samenleving, die ervoor zorgt dat inkomens zich in redelijke mate tot elkaar verhouden en die een evenwichtige lastenverdeling brengt, en die anderzijds ervoor zorgt dat de veroorzakers van maatschappelijke kosten ook de maatschappelijke lasten dragen. Het systeem zou beheersbaar en voorspelbaar moeten zijn voor zowel de belastingbetaler als de belastinginner. Maar het Belastingplan zoals we dat vandaag bespreken, vergroot de schakering van de lappendeken en brengt nog meer complexiteit. En weer is een deel van het Belastingplan een reparatie van een reparatie van een reparatie van ondoordachte belastingmaatregelen en dekkingsbegrotingen uit het verleden. Het onderzoek Verantwoord belasten van de Algemene Rekenkamer — meneer Holterhues, daar zit hij, refereerde daar vandaag al eerder aan — laat duidelijk zien dat dit kabinet niet in control is als het gaat om het belastingsysteem. De voorspelbaarheid en de effectiviteit van belastingmaatregelen blijken beperkt en het ontbreekt aan adequate monitoring. Onze fractie komt tot de conclusie dat dit zijn oorsprong vindt in zowel het ad-hockarakter van de belastingregelgeving als het gebrekkige gebruik van heffings- en inningsdata. Mijn fractie kijkt uit naar een urgent verbeterplan. Wij overwegen de motie van de heer Holterhues hierover te ondersteunen.

Dan naar de inhoud, voorzitter: arbeid en inkomen. De werkelijkheid is weerbarstig. Werken moet lonen is het credo, maar ook dit Belastingplan zorgt niet dat er echte stappen worden gezet in het reduceren van de armoedeval of afhankelijkheden van toeslagen. Sterker nog, dit plan versterkt de armoedeval en de afhankelijkheid van toeslagen voor velen. Onze vraag aan de staatssecretaris is waarom het kabinet dit moment niet gekozen heeft om dat gat te verkleinen in plaats van te vergroten.

Voorzitter. De modellen van de verschillende instrumenten zijn zo complex geworden dat we als volksvertegenwoordigers elkaar vliegen afvangen over fictieve waarden binnen het koopkrachtdomein. Een burger heeft geen gevoel bij 0,93% koopkracht- of inflatiecorrectie of de arbeidskorting. Een burger denkt in termen van honderden euro's per maand en wellicht het deel van het bruto loon dat hij netto overhoudt, niet in termen van een paar tientjes per jaar, zoals in de schriftelijke voorbereiding voorbijkwam. Is er binnen het ministerie iets van een minimumimpact- of proportionaliteitstoets bij maatregelen? Worden maatregelen ook ontraden vanwege de geringe opbrengst voor de individuele burger versus de kosten van implementatie van die maatregelen? Aanvullend: ook dit Belastingplan zorgt er niet voor dat burgers meer gaan ondernemen, terwijl de ondernemers uiteindelijk het risico nemen en de kurk zijn waar deze maatschappij op drijft. Herkent de staatssecretaris deze situatie en onderkent hij dat dit plan een ontwikkeling naar meer ondernemerschap in de weg staat?

Voorzitter. Wat de BBB betreft kunnen we op het gebied van mobiliteit de burgers en bedrijven zelf de sleutel tot verduurzaming in handen geven. Elektrische mobiliteit nog meer fiscaal stimuleren is niet langer nodig nu de prijs van elektrisch aangedreven kilometers op een vergelijkbaar of zelfs lager niveau ligt als de prijs van fossiel aangedreven kilometers. In dat kader is de BBB-fractie van mening dat de pseudo-eindheffing een overbodige en ongewenste maatregel is.

Nog een ongewenste maatregel, die vanavond al tien keer is genoemd: de youngtimerregeling uit het amendement-Grinwis. Ten eerste. De Kamer, die dit amendement goedgekeurd heeft, had zichzelf de opdracht gegeven terughoudend te zijn met ingrijpende maatregelen in het Belastingplan. Nu lijkt deze maatregel met een dekking van 54 miljoen misschien niet ingrijpend, maar de impact van de lastenverzwaring wordt door de staatssecretaris fors onderschat. Het zou een lastenverzwaring van honderden miljoenen euro's kunnen zijn voor de betrokken burgers en bedrijven en een vervijfvoudiging van de mobiliteitslasten betekenen. Daarmee kom ik op het tweede bezwaar: de onzekerheid over de impact van deze maatregel en de dekking die beoogd werd. De cijfers van het ministerie en die van de autobranche liggen ver uiteen, maar wie de uitgangspunten van het ministerie goed bekijkt, komt tot de conclusie dat de impact voor de burgers fors wordt onderschat.

Ter referentie. Iemand had het over een Ford Focus van €37.000. Nou, ik kan u vertellen dat je een Ford Focus niet in een bijtellingsregeling doet. Een rekenvoorbeeld. Laten we zeggen een BMW 5 stationwagen uit 2010 met een cataloguswaarde van destijds €80.000 die nu ongeveer €7.000 waard is, maar nog prima tien jaar mee kan. Dat is een auto voor een zzp'er, een snackbarhouder, een campingeigenaar. Die gaat met deze regeling in de bijtelling volgend jaar €9.000 meer per jaar kosten. Dat is €740 per maand. Het ministerie schrijft dat deze verzwaring teniet gedaan kan worden door de auto naar privé over te brengen, maar dat is natuurlijk een beetje een schoffering van de werkelijkheid. Daarmee vervalt de bijtelling inderdaad en moet de ondernemer voor een belastingvrije vergoeding van €0,23 per kilometer die auto gaan rijden. Dat is dus een verplaatsing van die €700 van de bijtelling naar het huishoudboekje van die ondernemer.

Voorzitter. Zo wordt de dekking ook nog eens hoger dan geraamd — vanwege de hogere vennootschapsbelasting in de onderneming. Dus wordt de last verplaatst naar het huishoudboekje en wordt de dekking vergroot via de vennootschapsbelasting. Het niet meerekenen van tweede- en derde-orde-effecten is een voorbeeld van struisvogelgedrag. U weet wel, zo'n dier dat zijn kop in het zand steekt.

De voorzitter:

Het lijkt mij een moment voor een interruptie van de heer Schalk.

De heer Schalk i (SGP):

Er zijn best veel mensen die een Ford — hoe heette dat ding ook alweer? — rijden. Die bedragen waren veel kleiner, maar uiteindelijk vergelijkbaar in de extra kosten. Dus laten we proberen om niet te bagatelliseren om wat voor soort auto het gaat; het gaat om het probleem. Ik ben eigenlijk wel heel benieuwd wat de oplossing is die de heer Kroon zo meteen gaat voorstellen. En natuurlijk: de vraag aan de staatssecretaris om dit probleem te tackelen. Dat hele probleem rond die amendementen die zomaar in het wilde weg waren ingediend, heeft hij daar ook een visie op?

De heer Kroon (BBB):

Dank aan de heer Schalk voor de vraag. Ik ga u straks uitgebreid toelichten hoe ik denk dat de staatssecretaris ons en de maatschappij kan helpen met die youngtimerregeling. En op uw vraag over die amendementen: het is niet de eerste keer. Bij het vorige belastingplan hadden we ook amendementen die het plan aantastten. We hebben regelmatig wetten die voorbijkomen. Ik verwijs ook naar de stemverklaring die wij twee weken geleden deden in het kader van de Fiscale verzamelwet, waar een amendementje in gefietst was. Tja, als de Tweede Kamer echt denkt dat opportunistische amendementen in een wetje drukken goed is voor het vertrouwen van de burgers, dan zijn ze op de verkeerde weg. Ik denk ook dat dat de betrouwbaarheid van het staatsbestel niet ten goede komt. Het is een quick win met een long-term loss, in het Engels uitgedrukt. Ik denk dat we ons daarin moeten beheersen. En als we dat niet kunnen doen uit vrije wil, dan hebben we twee keuzes: dan moeten we óf regels verzinnen die daar beperkend op zijn óf we moeten zorgen dat de toetser van dit land — en dan kijken we toch even naar deze Kamer — het instrumentarium krijgt om daar ook iets aan te doen. Dat kunnen dus, zoals in het vorige debatje dat u hierover had, of regels zijn van timing, of een rol voor ons. Ik denk dat ik namens deze Kamer spreek als ik zeg dat wij staan voor zorgvuldige wetgeving. Misschien moeten amendementen maar verplicht langs de Raad van State, of misschien moeten wij het recht krijgen om een amendement uit een wet te halen. Ik zou eigenlijk deze Kamer willen oproepen — en dat zou ik ook in een motie willen doen, als deze Kamer denkt dat dat verstandig is, morgen — om daar met elkaar het gesprek over te voeren. Niet partijdig, niet langs de assen van onze partijlijnen, maar door elkaar heen, zoals we hier zitten. Dus daar dan een gesprek over voeren en kijken of we met een advies naar het kabinet kunnen komen over hoe we dit soort parlementaire blunders kunnen voorkomen.

De voorzitter:

De heer Schalk met een vervolgvraag.

De heer Schalk (SGP):

Ja, dank u wel, voorzitter, en die zal dan vooral gaan over die amendementen over die Ford Focus, zal ik maar zeggen. Ik haal daar de focus dan even vanaf. Ik heb inderdaad tijdens een eerder interruptiedebatje met de heer Kroon al een paar opties genoemd. Hij noemde er net ook twee, waarvan de ene kan en de andere niet — maar dat doet er even niet toe. Ik ben het heel erg met hem eens dat we op de een of andere manier moeten zoeken naar oplossingen. Maar ik ben in mijn eerste termijn vergeten om aan de staatssecretaris te vragen om ook even mee te denken, dus of die misschien ideeën heeft. Dus via deze route zou ik eigenlijk aan de heer Kroon willen vragen of hij aan de staatssecretaris wil vragen om ook met suggesties te komen.

De voorzitter:

Ik vermoed dat de heer Kroon dit "een freerider" zal noemen. De heer Kroon kan zijn betoog vervolgen.

De heer Kroon (BBB):

Ja. Meneer Schalk, ik ken de staatssecretaris persoonlijk vrij goed en ik denk dat die het wel op prijs stelt dat ik de vraag die u aan mij stelde, bij dezen aan hem voorleg, zonder hem opnieuw te formuleren. Ik ben ook nieuwsgierig naar zijn antwoord.

Ik ga nog even door over de youngtimerregeling, want ik heb een derde bezwaar tegen die regeling: de enorm abrupte inwerkingtreding van deze regeling. In de schriftelijke beantwoording beaamt de minister zelf na vragen over de toepasselijkheid van aanwijzing 4.45 dat een abrupte implementatie spanning geeft met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Nou, als een bewindspersoon dat zelf al aangeeft, dan is er denk ik ruimte om daar iets aan te doen. In de voorbereiding van dit debat heb ik met velen van u hier al over gesproken, dus ik heb mijn eigen motieteksten vandaag al een paar keer in andere bewoordingen voorbij horen komen. Maar ik zal ze in een vragende zin in dit stuk van het debat toch voorleggen. Gezien de onzekerheid over de impact van deze maatregel vraag ik de staatssecretaris of hij bereid is en kan toezeggen de impact en de dekkingsberekeningen te laten certificeren en valideren.

Twee. Kan de staatssecretaris toezeggen dat, indien daadwerkelijk blijkt dat de impact op burgers en bedrijven groter is dan verwacht en/of de meeropbrengst groter is dan geraamd, het exces van deze impact wordt gestuit en de groter geraamde meeropbrengst via herstelwetgeving teruggeploegd gaat worden naar de groep burgers die het betreft? En kan hij toezeggen dit laatste bijvoorbeeld bij een tariefsaanpassing of een overgangsregeling, uiterlijk in te richten in het Belastingplan 2027? Nou is dat nog een hele tijd hiervandaan, dus ik wil de staatssecretaris ook vragen of hij kan toezeggen dat de ingangsdatum van de voorliggende wet verlegd kan worden naar 1 januari 2027, zowel voor de heffing als voor de verhoging van de ouderdomsjaren, zodat bedrijven en burgers een redelijke termijn hebben om zich voor te bereiden op de impact van de maatregel en er iets van overgangsrecht mogelijk is.

Voorzitter. Het instrument van een goedkeurend beleidsbesluit heeft normaal gesproken niet de voorkeur van onze fractie. De heer Van Rooijen heeft daar samen met mij een oproep over gedaan. Maar deze situatie lijkt juist passend voor een maatregel van deze orde. Het heeft vanzelfsprekend de voorkeur dat wij hierop een toezegging ontvangen. De motie circuleerde al en als het nodig is gaan we die morgen indienen.

Voorzitter. Een overheid zou burgers moeten aanmoedigen om financieel weerbaar te zijn, zo weerbaar dat een burger een jaar zonder inkomen kan of in staat is om bijvoorbeeld structurele verbeteringen aan de woning uit eigen middelen te betalen en/of te sparen voor de studie van een kind. Het heffen van belasting op het rendement van een dergelijk spaarpotje is eigenlijk gewoon een straf voor mensen die zelf verantwoordelijkheid willen dragen. Wat de behandeling van vermogen betreft is de BBB-fractie blij met het aangenomen amendement van Grinwis om de heffingsvrije voet niet te verlagen. We zijn, meneer Van Rooijen, wat ongelukkig met de dekking. Verder is de BBB-fractie ten aanzien van de belasting van vermogen van mening dat het heffingsvrije vermogen wel een beetje hoger mag liggen.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (Fractie-Visseren-Hamakers):

Ik wil nog even terug naar het vorige onderwerp van de heer Kroon. De heer Kroon komt met een oplossing voor de kostenkant van de maatregel, maar niet met een oplossing voor datgene waarvoor de verschuiving in de begroting was bedoeld, namelijk het ondersteunen van elektrisch rijden. Heeft de heer Kroon daar ook een oplossing voor? Want ik zou er niet voor zijn om het doel van de maatregel ook met een jaar uit te stellen of af te schaffen.

De heer Kroon (BBB):

Volgens mij is de opbrengst van deze maatregel in 2027 nihil. Dat geldt pas op langere termijn. Voor volgend jaar is er dus geen enkel dekkingsprobleem. Je kunt het dus een jaar uitstellen zonder dat het pijn doet. Als je het een jaar uitstelt en met adequate regelingen komt, kun je rustig een regeling maken die 54 miljoen oplevert en die de burgers niet zo'n pijn hoeft te doen. Ik ben graag bereid om daarover mee te denken, maar dat past niet in het kader van deze voordracht.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren, een vervolgvraag.

Mevrouw Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers):

Ja, laten we daar samen over nadenken. Het doel van die maatregel is namelijk belangrijk. Hoe kunnen we de zorgen van de heer Kroon wegnemen, maar niet het doel van de maatregel samen met het badwater weggooien?

De voorzitter:

Kind en badwater. De heer Kroon.

De heer Kroon (BBB):

Daarop kunnen we elkaar de hand schudden. Het doel van de maatregel is voor een deel belastingheffing en voor een deel het vergroenen van het wagenpark. Maar op deze manier gaat deze maatregel juist voor dat laatste heel weinig helpen. Dan stel ik voor dat we die regeling, als die dan toch herbezien wordt, zodanig inrichten dat we youngtimers in de e-sfeer krijgen en elektrische voertuigen na vijf jaar in Nederland ook een tweede kans geven. Dan helpen we én de duurzaamheid een handje én houden we tegelijkertijd een betaalbaar autopark voor ondernemers die zich geen nieuw wagenpark kunnen veroorloven.

De voorzitter:

Tot slot mevrouw Visseren.

Mevrouw Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers):

De Partij voor de Dieren is er niet voor om oude auto's te laten rijden, maar ik denk graag mee aan oplossingen om wetgeving die wellicht niet heel handig tot stand is gekomen, een nette weg te laten vervolgen.

De voorzitter:

Dat klinkt als een aanbod. De heer Martens met een interruptie.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Voordat wij op dit punt kwamen, zei de heer Kroon iets over huishoudens en over het normale mensen in staat stellen om een bepaalde financiële buffer op te bouwen. Dat klinkt mij als muziek in de oren. Ik wil daarover een vervolgvraag stellen. In mijn betoog ben ik daar diep op ingegaan en heb ik een richting aangegeven voor het kunnen financieren daarvan. Ik wil de heer Kroon iets scherper diezelfde vraag stellen, want ik hoor dat het antwoord in de richting gaat van "we moeten bezuinigen om dat mogelijk te maken". Maar er komen ook enorme defensie-uitgaven op ons af. Hoe reëel is het om dat zo te doen? Als het niet lukt, hoe zorgen we dan dat werkende mensen zo veel minder inkomstenbelasting betalen dat ze buffers kunnen bouwen, zoals de heer Kroon zegt?

De heer Kroon (BBB):

Ik dank u voor uw vraag. Ik ben blij dat we het erover eens zijn dat we de eigen verantwoordelijkheid en weerbaarheid van mensen moeten ondersteunen en dat een aanzienlijk persoonlijk spaarpotje daar onderdeel van kan zijn. Als we dat wat hoger zouden maken, zouden we ook minder sociale lasten kunnen hebben. De kost gaat voor de baat uit, ook in dit geval, en dan kom ik bij het begin van mijn betoog uit. Laten we als overheid nou eerst eens 20% minder uitgeven aan dingen waarvan je je moet afvragen of die nou zo veel moeten kosten. 20% minder uitgeven is ongeveer 80 miljard en daarmee kun je heel veel doen aan de kant van de inkomstenbelasting.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

20% minder uitgeven klinkt als een plan, maar het is in feite nog geen plan. In welke hoek zoeken we dat dan concreet? Of overvraag ik de heer Kroon dan op dit moment?

De voorzitter:

De heer Kroon gaat hier beknopt op reageren.

De heer Kroon (BBB):

Ik zou zeggen: kijk om u heen en verwonder u. En vraagt u zich, bij alles wat u in dienst van deze overheid doet, af of u dat op een simpelere manier kan doen, bijvoorbeeld door niet met drie maar met één ondersteunende griffiemedewerker naar een conferentie te gaan, om maar eens wat te noemen.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren, u wilt nog een interruptie na de vorige interruptie?

Mevrouw Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers):

Mag dat, voorzitter?

De voorzitter:

Als u het bij één vraag kunt houden, gaan we dat doen.

Mevrouw Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers):

Als de heer Kroon de overheidsuitgaven wil verminderen, zou hij dan mijn voorstel ondersteunen om te stoppen met fossiele subsidies, niet te investeren in kernenergie en te stoppen met brandstofaccijns?

De heer Kroon (BBB):

Dan gaan we de Algemene Financiële Beschouwingen overdoen en dit lijkt me daarvoor niet de plek. We gaan het dan ook over definitie hebben, want ik vind het vrijstellen van een heffing nog wat anders dan een subsidie. Dit lijkt me niet het podium om dit te bespreken, maar ik wil daarover best met u van gedachten wisselen.

De voorzitter:

Dan mag de heer Kroon zijn betoog vervolgen.

De heer Kroon (BBB):

De forfaitaire heffing op vermogen blijft onze fractie een doorn in het oog. De implementatie van een heffing op werkelijk gerealiseerd rendement kan op onze instemming steunen. "Werkelijk gerealiseerd" betekent wat ons betreft dat ook de aftrekposten daarvoor in aanmerking genomen moeten kunnen worden. Dat is op dit moment onvoldoende zo. De voorbeelden van vastgoed zijn al genoemd vandaag. Wij zeggen op dit moment "met vastgoed boer je achteruit". De consequenties van dit beleid zijn helder. Er is zowel voor gezinnen als voor studenten geen betaalbare behuizing in de grote steden meer te verkrijgen. Vastgoedobjecten worden massaal uitgepond. Het is wellicht goed voor de vermogende starters op de woningmarkt, maar slecht nieuws voor alle jonge stellen die voor het eerst willen samenwonen in een huurwoning of voor studenten in de steden. Herkent het kabinet dat, als gevolg van de gewijzigde fiscale behandeling van verhuurd vastgoed, veel particulier gehouden vastgoed wordt uitgepond en dat dit onwenselijk is voor een gezonde huurmarkt? Deelt de staatssecretaris de visie van de BBB-fractie dat in een toekomstig belastingstelsel bij de belasting van inkomsten uit vermogen, ook de kosten die gemaakt worden in het kader van die inkomsten, in aftrek mogen worden gebracht?

Een heel ander onderwerp is de zuiveldefinitie. Bij het dossier over bijzondere verbruiksbelasting heeft het kabinet zich in zijn belastinghonger verslikt en zich ook niet beperkt tot gezond boerenverstand. Het spreekt voor zich dat onbewerkte producten en producten zonder toevoegingen, ook zonder suikers, beter voor de gezondheid zijn dan al die andere producten. Het is natuurlijk zo dat de voedingsmiddelenindustrie — ik heb er jaren in gewerkt — graag haar marge optimaliseert met de intentie om meer te verkopen, of de kosten te verlagen. Dus worden bewerkingen uitgevoerd of samenstellingen aangepast. Die voedingsmiddelenindustrie wordt niet afgerekend op gezondheid, maar op rendement. Zo is soja- of havermelk niet gezonder dan melk, integendeel, maar je kunt er wel veel meer geld mee verdienen. Is de staatssecretaris het met ons eens dat de laagste kostprijs ook een goede incentive is om koopgedrag te stimuleren en dat vanuit dit perspectief zelfs het afzien van btw op primaire producten de meest effectieve manier is om gezonde voeding te stimuleren?

De BBB-fractie complimenteert de staatsecretaris met de aanpassingen in de erfbelasting. Met deze aanpassingen komt de uitvoeringspraktijk weer binnen de menselijke maat en komt de slogan "leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker" tot zijn recht, moet ik zeggen. Dat doet het ook met het fiscaal inzagerecht. We zijn blij met de aanpassingen die het kabinet voorstelt. Wat de BBB-fractie betreft had die wet ook van toepassing mogen zijn op de decentrale overheden, waar men een lappendeken van regelingen, systemen en praktijken heeft. De huidige staat van de technologie zou ons toch in staat moeten stellen om een landelijk dekkende infrastructuur aan te leggen? We vinden echter dat het fiscaal inzagerecht gedurende de belastinglevenscyclus robuust zou moeten zijn en niet alleen volgens de termijn van de Archiefwet. Dat is nu wel het geval. Belastinggerelateerde documenten, zoals een hypotheek, een levensverzekering, of een ruling van de Belastingdienst hebben ook een termijn die de termijn van de Archiefwet overstijgt. Waarom kan ik in de app MijnGegevens alle belangrijke registraties in het burgerregister terugvinden, maar doen we dat niet voor de fiscale inzagetermijn? Het lijkt mij een kleine moeite. Mijn vraag aan de staatssecretaris: wanneer komt het ministerie van Financiën en/of het ministerie van Binnenlandse Zaken met een plan om deze wet uit te breiden voor de decentrale overheden? De fractie verzoekt de staatssecretaris om te onderzoeken hoe ook buiten de termijn van de Archiefwet over de gehele fiscale levensloop van een belastingentiteit de fiscale transparantie geborgd kan worden.

Ter afsluiting heb ik een klein epistel over de belastingrente. Op 7 november 2024 deed de rechtbank in Noord-Nederland een uitspraak over de belastingrente. Een korte samenvatting. De rechtbank oordeelde dat de percentages getoetst moeten kunnen worden aan het evenredigheidsbeginsel. Dat heet exceptieve toetsing. Dat is niet mogelijk als percentages zijn opgenomen in de wet. Dat is het geval. De rechtbank merkte op dat de wetgever onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de belastingplichtige en het onderscheid in rentepercentages tussen de vennootschapsbelasting en de andere belastingsoorten. Het werd ook onvoldoende gemotiveerd. Bovendien vond de rechtbank dat het percentage van 8% disproportioneel hoog was, in vergelijking met de wettelijke rente voor niet-handelstransacties. Die lag aanzienlijk lager. Hoe verloopt dit traject bij de Hoge Raad en welke uitkomst verwacht de staatssecretaris? Wat zou de financiële impact zijn voor de begroting wanneer de Hoge Raad het vonnis van de rechtbank bevestigt?

Voorzitter. Onderdeel van de belastingmoraal is het rechtvaardigheidsgevoel van burgers. Ik verwijs hier ook naar het recente interview met de directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau, Albert Hazelhoff. Die vindt dat verkeersboetes te hoog zijn en niet meer in verhouding staan tot de ernst van de overtreding, vooral ook de verhogingen bij niet betalen.

Belastingrente is ook zo'n voorbeeld van onrechtvaardigheid. Het belastingrentebeleid van de fiscus stoort de BBB-fractie al jaren. De rentes liggen disproportioneel boven de interbancaire rente van de ECB. Bij toepassing van de rente is er geen symmetrie. De burgers krijgt dus een lagere rente van de overheid dan ze zelf zouden moeten betalen. Bovendien zou je de vraag kunnen stellen wanneer die rente verschuldigd zou moeten zijn. Zou dat niet pas vanaf de definitieve aanslag moeten zijn in plaats van vanaf de voorlopige aanslag?

De vraag aan de staatssecretaris is of hij zich herkent in de voorgaande perceptie van deze onrechtvaardigheid. Wat heeft het kabinet sinds de uitspraak van de rechter gedaan ten aanzien van het matigen van belastingrente? Wat is het kabinet voornemens te doen in dit kader? Kan de staatssecretaris de BBB-fractie toezeggen dat hij onderzoek zal doen naar een belastingrentesysteem waarbij onderscheid tussen belastingsoort verdwijnt en de belastingrente ook symmetrisch is voor de Belastingdienst en de burger?

Voorzitter. Hiermee sluit ik ruim binnen mijn termijn mijn eerste termijn af. Ik weet dat u dat op prijs stelt. Ik kijk uit naar de beantwoording van de vragen door de staatssecretaris.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Kroon. U begon met een wat zorgwekkende aankondiging over ChatGPT, maar wat mij betreft bent u erin geslaagd om dat systeem naar de kroon te steken.

Wenst een van de leden in deze termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Morgenochtend om 9.00 uur zal de vergadering worden voortgezet met de beantwoording in eerste termijn door de regering. Wij wensen de staatssecretaris en de ambtenaren veel wijsheid bij de voorbereiding. Voor nu dank ik alle leden, de staatssecretaris en de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt. Ook dank ik de aanwezigen op de publieke tribune voor hun komst naar de Kamer. Ik schors de vergadering tot dinsdag 16 december 9.00 uur en wens u allen wel thuis.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Sluiting

Sluiting 21.55 uur.