Plenair Martens bij behandeling Incidentele suppletoire begroting inzake bestrijding van drones



Verslag van de vergadering van 9 december 2025 (2025/2026 nr. 11)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 17.08 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording, zeg ik tegen de bewindspersonen. Ik heb het debat zonder eerste inbreng aangehoord. Het is goed om nu een conclusie te trekken richting ons stemgedrag. Ik denk dat de minister niet conform het budgetrecht heeft gehandeld, maar daar moeten we met het oog van proportionaliteit naar kijken. In principe is het "niet", tenzij er sprake is van een nood-breekt-wetsituatie. Dat is wat mij betreft ook het toetsingskader. Ik denk niet dat we dat verder hoeven te bureaucratiseren.

Terugroepen moet wellicht sneller gebeuren dan in deze casus is gedaan, maar daarbij zeg ik: dat moet ook enige substantie hebben. Anders krijgt de minister van ons natuurlijk daarop kritiek.

Dat alles gezegd hebbende: het is dus een weging. Wij kijken er met enige welwillendheid naar, gezien de verantwoordelijkheid voor de nationale veiligheid, die ook meeweegt. Veel dieper in als-dandiscussies treden is voor ons nu niet zinvol. Concluderend: wij zullen vandaag instemmen met deze incidentele suppletoire begroting.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Rooijen. O, er is een interruptie van de heer Dessing.

De heer Dessing i (FVD):

Dank voor het feit dat GroenLinks-Partij van de Arbeid toch even deelneemt aan dit debat, maar de conclusie die ik de heer Martens hoor verwoorden, is dat hij eigenlijk zegt "nou ja, alles afwegende: nood breekt wet." Maar hoe kijkt hij dan naar de proportionaliteit van wat er is gebeurd? Er moet toch wel echt nood zijn om deze wet te breken. Ik neem aan dat de heer Martens het budgetrecht van deze Kamer ook dermate belangrijk vindt, dat de proportionaliteit van een dusdanige omvang moet zijn, dat niet anders dan zo kan gebeuren.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dank voor de vraag. Het budgetrecht staat als een pilaar overeind wat mij betreft. De minister is de hele middag bezig geweest om zich te verantwoorden voor de gekozen handelswijze. In alle openheid wil ik best antwoord geven op de vraag hoe ik hierin zelf zou hebben geopereerd. Ik denk dat het, terugkijkend, wellicht verstandig was geweest om de Kamer terug te roepen. Maar ik heb er ook begrip voor dat de minister nu eenmaal een afweging te maken heeft in zo'n situatie, dus ik kijk er niet met dezelfde strengheid naar als sommige andere fracties hier gedeeld hebben.

De heer Dessing (FVD):

Ik dank de heer Martens voor dit op en en eerlijke antwoord, maar het is niet het antwoord op de vraag die ik hem stelde, namelijk hoe hij kijkt naar de proportionaliteit waar de minister mee komt. Het zou dermate heftig zijn, dat hij deze maatregel op deze manier, zoals hij deze genomen heeft, noodzakelijk heeft geacht. Hoe beoordeelt GroenLinks-Partij van de Arbeid die urgentie van deze zaak?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Daar heb ik in enige mate antwoord op gegeven, maar ik kan er nog iets meer over zeggen. Het is voor ons, en voor de minister zelf ook — ik ben niet zijn woordvoerder — lastig te beoordelen. Als het om een puber met een drone van MediaMarkt gaat — mag ik die merknaam noemen, voorzitter? — dan kijken we daar heel anders naar dan als het wellicht wel een drone van een statelijke actor is. Dus het is niet goed mogelijk om daar een antwoord op te geven. Ik heb wel richtinggevend gezegd dat ik welwillend sta tegenover de minister en dat het in de toekomst verstandig is om wellicht sneller het parlement terug te roepen, als daar tijd voor is.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik neem toch met enige verbazing kennis van het standpunt van de fractie van GroenLinks-PvdA. "Nood breekt wet" klinkt redelijk, maar wij zijn als Eerste Kamer ook gehouden om te kijken naar rechtmatigheid. Dan vraag ik toch aan de heer Martens wat de juridische basis is voor "nood breekt wet". In de eerste plaats is het dan de vraag of hier sprake was van nood. Daar krijg ik niet een helder antwoord op van collega Martens. Maar als er hier sprake was van nood, erkent collega Martens dan in ieder geval dat er dan ook noodprocedures zijn waar deze minister geen gebruik van heeft gemaakt? Of zegt de heer Martens dat het aan de minister zelf is om als hij vindt dat er nood is, elke keer de afweging te maken om al dan niet een beroep te doen op noodprocedures? Kan de minister er in zo'n geval dan ook voor kiezen om gewoon geen enkele procedure te volgen, althans geen procedure die een juridische basis heeft en rechtmatig is? Dat is namelijk wat er hier is gebeurd.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik denk dat ik bij het beantwoorden van deze vraag dezelfde lastigheid heb als de minister, namelijk dat het met die mate van specifiekheid — laat ik het zo maar zeggen; ik kom er anders niet uit — misschien niet goed te zeggen is of de nood zo hoog is. Maar laten we ook geen haren kloven met elkaar, zou ik zeggen; ik denk dat er hier vandaag duidelijk een signaal is gegeven hoe belangrijk het budgetrecht is. Verder herhaal ik dan dat wij daar vervolgens ook niet té streng naar moeten kijken, want het signaal is helder genoeg.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Wij vinden elkaar er dan in ieder geval in dat het budgetrecht heel erg belangrijk is. Maar ik constateer toch nogmaals dat dat hier geschonden is en dat je houden aan het budgetrecht voor de minister geen optie is. Er zijn misschien omstandigheden denkbaar waarin je zegt "we kunnen achteraf begrijpen dat het in dit geval echt niet anders kon", maar ik kan me toch niet voorstellen dat een aantal drones boven vliegvelden en het sluiten van een vliegveld de fractie van GroenLinks-PvdA tot de conclusie "nood breekt wet" leidt. Dan komt ons budgetrecht namelijk wel heel snel op de helling te staan.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dat was ergens een herhaling van uw vraag. Ik denk dat hierbij gold dat wanneer er tijd is om nog op reguliere wijze te besluiten, dat de voorkeur zou moeten genieten. Dan komen we niet in die discussie terecht.

De voorzitter:

Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Rooijen.