Plenair Bovens bij behandeling Wet collectieve warmte



Verslag van de vergadering van 2 december 2025 (2025/2026 nr. 10)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 11.05 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bovens i (CDA):

Dat klopt, meneer de voorzitter. Hartelijk dank. Ik spreek de tekst uit die gemaakt is door collega Prins. Dat heeft ook twee voordelen, zeg ik er even bij. U kunt rustig interrupties doen, maar dan kan ik altijd zeggen: daar kom ik in tweede termijn op terug. Het tweede is dat geen heiligen van de kalender aan de orde zullen zijn vandaag. Dat voordeel heeft u dan ook. Dan nog even iets. Ik mag de bijdrage ook uitspreken namens de leden van de SGP-fractie. Zij hadden één voorwaarde, namelijk het noemen van geen enkele heilige. Dat zal ik dan dus ook doen. Ik verwijs dienaangaande gewoon naar de bijdrage van de collega van ChristenUnie. Alles wat hij heeft gezegd over de encycliek van paus Franciscus zou ook door mij gezegd hebben kunnen worden. Aan het einde van mijn bijdrage, die dus door mevrouw Prins is geschreven, zal ik nog drie vragen namens de SGP-fractie stellen.

Voorzitter. De CDA-fractie is positief over de ambitie om Nederland aardgasvrij te maken. Op basis van diverse onderzoeken is geconcludeerd dat ongeveer een derde van de gebouwen in Nederland het beste aangesloten kan worden op warmtenetten. Concreet is het plan om in 2050 circa 2,6 miljoen gebouwen aangesloten te hebben op collectieve warmtenetten en als tussenstap geldt voor 2030 circa 500.000 aansluitingen. Het betreft hier dus een ingrijpende transformatie die vele burgers de komende jaren zal raken. Hoewel de CDA-fractie positief is over de ambitie, plaatst zij wel nog enige kritische kanttekeningen bij de uitvoerbaarheid van deze wet. Daarnaast heeft onze fractie ook nog enkele vragen.

In de wet is gekozen voor warmtebedrijven met een publiek meerderheidsbelang, met name vanuit de gedachte dat dit voor meer draagvlak zorgt bij de burgers dan private ondernemingen zouden doen. De verantwoordelijkheid voor het warmtebeleid en de uitvoering van warmtenetten is belegd bij de gemeenten. Zij zullen op basis van onderzoek wijken c.q. kavels aanwijzen die geschikt zijn voor die warmtenetten. Daarbij moet worden aangetekend dat per kavel de technische opbouw van de warmtenetten kan variëren. Intussen gaan ook de technische ontwikkelingen in het kader van warmteopwekking en de integraliteit met bijvoorbeeld elektriciteit deze jaren zeer snel. De CDA-fractie vraagt zich dan ook af of de ambitie van 500.000 woningen in 2030 niet te ambitieus is. Vele gemeenten zijn net begonnen met het ontwikkelen van lokaal warmtebeleid en moeten dus nog beginnen met ontwikkeling en de oprichting van die warmtebedrijven. Zij moeten daarnaast kennis en kunde opbouwen van deze complexe materie, er dient sprake te zijn van een gedegen participatieproces onder bewoners en de tarieven moeten nog worden bepaald, terwijl daartoe nog weinig kennis is opgebouwd bij gemeenten en bij de ACM. De vraag aan de minister is hoe realistisch zij het acht om in vier jaar tijd al deze activiteiten te hebben gerealiseerd en daarmee 500.000 woningen te hebben aangesloten op de diverse warmtenetten. Hoe houdt de minister overzicht over de aantallen warmtenetten in de komende jaren? Kan zij de beide Kamers daarover jaarlijks informeren?

Uit de beantwoording van enige schriftelijke vragen blijkt dat ook de minister beseft dat vele gemeenten op dit moment nog de benodigde kennis ontberen. De voorkeur van de minister is om zo snel mogelijk de private partijen over te nemen, zodat kennis en kunde beter gewaarborgd blijven. Onze vraag is dan ook welke maatregelen zij neemt om die overname van private partijen te bespoedigen. Heeft zij daartoe ook enkele miljarden gereserveerd?

De minister geeft aan dat voor het realiseren van alle plannen investeringen van zo'n 36 miljard nodig zijn. Zo is voor het onrendabele deel van een investering in een warmtebedrijf de Warmtenetten Investeringssubsidie beschikbaar. Er wordt een garantieregeling opgezet, zodat de warmtebedrijven toegang kunnen krijgen tot meer en gunstigere private financiering. In het Klimaatfonds is 1 miljard beschikbaar om de ontwikkeling van collectief gebruikte systemen voor in totaal 200.000 aansluitingen te stimuleren. Ook zijn er subsidies voor verhuurders en verenigingen van eigenaren, de zogenaamde Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen. Echter, dat budget van circa 25 miljoen is al uitgeput. De CDA-fractie constateert dus dat tot 2030 maar voor 200.000 aansluitingen gelden vanuit het Klimaatfonds beschikbaar zijn, dat het budget voor de zogenaamde SAH-regeling reeds is uitgeput en dat slechts voor de eerste jaren gelden beschikbaar zijn voor de ontwikkeling van al de activiteiten en dat voor de verduurzaming van bestaande netten überhaupt nog geen geld is gereserveerd. Kan de minister aangeven hoe zij zorg draagt voor de beschikbare budgetten in de komende jaren? Welke maatregelen neemt zij zodat er weer budget is voor de SAH-regeling? Het is toch wel triest dat verhuurders en bewoners na jarenlang praten enthousiast zijn om warmtenetten aan te leggen en dat er dan geen subsidie meer beschikbaar is. Vele projecten dreigen daardoor stil te vallen. Dus ik vraag nogmaals: kan de minister toezeggen dat de SAH-regeling zo snel mogelijk en ook voor de komende jaren weer voldoende middelen krijgt?

Voorzitter. Over financiering gesproken: welke overwegingen zijn er geweest om geen subsidie toe te kennen aan bewoners en eigenaren van individuele huizen die zich bevinden in een kavel dat wordt overgezet op een warmtenet en daarom in hun woningen investeringen van duizenden euro's moeten plegen? Dit zal het draagvlak niet ten goede komen. Kan de minister toezeggen dat ook voor deze groep bewoners subsidie beschikbaar komt?

De gemeenten ontvangen deze jaren de zogenaamde CDOKE-middelen ter ondersteuning bij het opbouwen van de interne organisatie voor het uitvoeren van de diverse taken op het gebied van klimaat en energie. De warmte- of energiegemeenschappen ontvangen een dergelijke subsidie niet, terwijl ook zij nieuwe kennis en kunde moeten opbouwen. We hebben begrepen dat hier een onderzoek naar wordt gedaan. Dat juichen we toe. Immers, als CDA omarmen wij dergelijke initiatieven uit de samenleving. Wij zien dan ook graag een toezegging van de minister dat op basis van de onderzoeksresultaten zo snel mogelijk gelden beschikbaar komen voor deze warmtegemeenschap.

Voorzitter. De voorliggende wet regelt ook de wijziging van de tarifering. In plaats van het niet-meer-dan-andersprincipe gaan bewoners in de toekomst de reële kosten plus een rendement betalen. Het uitgangspunt is dat bewoners een zo laag mogelijk tarief voor hun warmte betalen. Omdat er geen sprake zal zijn van concurrentie, zal er gewerkt worden met efficiencyprikkels. Voor een goed inzicht in de kosten, zal daartoe eerst een bestand van gegevens moeten worden opgebouwd voor een dergelijke benchmark. Zoals de heer Crone van GroenLinks-Partij van de Arbeid reeds aangaf, wordt dat een zeer complexe aangelegenheid. In tegenstelling tot de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt is hier namelijk sprake van zeer veel variabelen: een zeer groot aantal kavels met verschillen op velerlei gebieden, zoals het aantal bewoners, het type warmtebron, het type warmtenetten, technische kosten et cetera, et cetera.

Voorzitter. Voor een stevig draagvlak is het noodzakelijk dat de bewoners van tevoren weten welke tarieven gaan gelden. Zij moeten ervan overtuigd zijn dat het de laagst mogelijke tarieven zijn. De CDA-fractie is benieuwd of hier niet een simpelere en pragmatischere werkwijze mogelijk is, waarbij bijvoorbeeld elk warmtebedrijf zijn tariefvoorstel van tevoren voorlegt aan de ACM en aan de gemeenten op basis van een principe van open boekhouding, transparantie en een heldere toelichting. Zo kan in de komende jaren ook een uitgebreid bestand van gegevens worden opgebouwd. Mijn fractie kan zich voorstellen dat bijvoorbeeld over vijf jaar een evaluatie plaatsvindt, en dan op basis van de gegevens van de afgelopen vijf jaar bezien wordt of er echte uitspattingen zijn. Daar kan op worden geacteerd. Een dergelijke aanpak bespaart veel bureaucratie en veel tijd en geeft de gebruikers ook de komende jaren al de gewenste informatie. Graag een reactie van de minister hierop.

In de tariefregulering wordt uitgegaan van op kosten gebaseerde tarieven en een redelijk rendement. De CDA-fractie is benieuwd wat voor de minister een redelijk rendement is. Aan de ene kant geeft zij in de beantwoording aan dat het rendement slechts nodig is om de financieringskosten te dekken. Aan de andere kant meldt zij ook dat het elk warmtebedrijf in principe vrijstaat rendement uit te keren, dus ook voor andere doeleinden.

Onderdeel van de tarieven is de zogenaamde vereveningstoeslag, zodat bewoners die zijn aangesloten op nog zeer inefficiënte warmtenetten enigszins worden gecompenseerd in hun tarieven dankzij de genoemde toeslag. Deze toeslag wordt omgeslagen over alle gebruikers van warmtenetten. De CDA-fractie constateert dat deze toeslag dus zorgt voor extra kosten voor alle gebruikers, met uitzondering van de gebruikers van zeer inefficiënte warmtenetten. De minister geeft in haar antwoord aan dat dit niet het geval is. Kan de minister dat nogmaals toelichten?

Tot slot vraagt de CDA-fractie aandacht voor het volgende. De energie-infrastructuur, bestaande uit elektriciteits-, gas- en warmtenetten, raakt steeds meer met elkaar verweven. Zo zorgt het gebruik van warmtenetten voor minder congestie op het elektriciteitsnet en wordt het gasgebruik afgebouwd terwijl de infrastructuur nog onderhoud vergt en dus nog kosten met zich meebrengt. Dit alles zorgt voor meer kosten en voor oneerlijke verdeling over de gebruikers. Kan de minister aangeven of zij deze problematiek herkent en, zo ja, hoe zij deze problematiek ter hand neemt?

Ik had u beloofd nog een drietal vragen van de SGP-fractie te stellen. Zo efficiënt zijn wij met dit verhaal!

De voorzitter:

Heel goed. Gaat uw gang.

De heer Bovens (CDA):

Dat zijn de volgende vragen. Zijn er mogelijkheden onderzocht waarbij burgers die worden aangesloten op een warmtenet, mede-eigenaar kunnen worden van het publieke bedrijf om zo door eigenaarschap het maatschappelijk draagvlak te vergroten?

De tweede vraag is of het klopt dat de verduurzamingsambitie voor burgers betekent dat er veel bezwaarschrift- en beroepsprocedures moeten worden gevoerd door gemeenten, waardoor projecten vertragen.

Dan de laatste vraag. Bij nieuwbouw kan het aantrekkelijk zijn om een gebouw een eigen warmtesysteem te geven dat niet afhankelijk is van een groter warmtenet maar van andere gebouwen gebruikmaakt. Zo'n klein warmtesysteem voor nieuwbouw ontlast het warmtenet en biedt leveringszekerheid voor het gebouw zelf. Echter, op dit moment moet voor nieuwbouw in een bestaand warmtekavel een ontheffing worden aangevraagd, wat qua procedure complex is en lang op zich laat wachten. Eigenlijk vraagt de SGP-fractie of dat niet kan worden omgedraaid. Kan het geen ontheffingssystematiek zijn op basis van een verbod aan het begin? Op die manier wordt de bewijslast omgedraaid. Is de minister bereid om de ontheffingssystematiek rondom collectieve warmtesystemen voor nieuwbouw te herzien, bijvoorbeeld middels een algemene maatregel van bestuur, en om het initiatief op dit punt bij de gemeenten te beleggen en niet bij de ontwikkeling van zo'n complex?

Meneer de voorzitter. De CDA-fractie, en ik weet zeker ook de SGP-fractie, zijn beide zeer benieuwd naar de beantwoording door de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bovens namens het CDA en de SGP. Dan zijn we nu toe aan een volgende spreker. Dat is de heer Van Ballekom namens de VVD-fractie. Aan u het woord.